ECLI:NL:RBGEL:2024:8112

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05/280844-23 - 05/158269-20(tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en oplichting van een bejaarde man door zich voor te doen als klusbedrijf medewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en oplichting van een bejaarde man. De verdachte deed zich voor als een medewerker van een klusbedrijf en heeft op geraffineerde wijze het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen. Gedurende een periode van ongeveer zes maanden heeft de verdachte, samen met zijn vader, meerdere keren grote geldbedragen van het slachtoffer opgehaald, onder het voorwendsel dat dit betalingen waren voor kluswerkzaamheden. Daarnaast heeft de verdachte de portemonnee van het slachtoffer gestolen, inclusief zijn bankpas en pincode, waarmee hij geld heeft gepind. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in de afgelopen jaren positieve veranderingen in zijn leven heeft doorgemaakt, en heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij, het slachtoffer, gedeeltelijk in het gelijk gesteld en een schadevergoeding toegewezen voor de materiële schade die hij heeft geleden door de oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummers: 05/280844-23 en 05/158269-20 (tul)
Datum uitspraak : 17 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 9 juni 2022 te Bennekom, gemeente Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een of meer contante geldbedragen (telkens € 500,-- in een enveloppe)(in totaal enkele duizenden euro's), immers heeft/hebben
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich uitgegeven voor een medewerker(s) en/of de zoon ( [naam 1] ) van [bedrijf] uit Arnhem (dat voegwerkzaamheden aan de woning van die [slachtoffer] heeft uitgevoerd) en/of
- gezegd/medegedeeld dat tegen die [slachtoffer] dat die [naam 1] , de zoon van en eigenaar van [bedrijf] zou zijn en/of
- gezegd/medegedeeld dat [naam 1] geld kwam ophalen voor de voegwerkzaamheden welke waren verricht aan de woning van die [slachtoffer] en/of
- gezegd/medegedeeld dat zoon [naam 1] in plaats van dhr. [naam 2] (Sr.), het geld voor zijn vader wel bij die [slachtoffer] zou komen ophalen in plaats van dhr [naam 2] zelf en/of
- gezegd/medegedeeld tegen die [slachtoffer] , dat die [slachtoffer] van de betaalde bedragen aan het [bedrijf] , een bedrag terug zou krijgen via een noodfonds van Nationale Nederlanden en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich heeft/hebben uitgegeven voor (een) medewerker(s) van Nationale Nederlanden, te weten ene [naam 3] en/of
- ( als die [slachtoffer] vraagt om enig bewijs van de betalingen uit het noodfonds en/of de betalingen aan zoon ( [naam 1] ) van [bedrijf] uit Arnhem) gezegd/medegedeeld aan die [slachtoffer] door verdachte (' [naam 1] ') en/of zijn mededader (' [naam 3] ') dat dit na de werkzaamheden zou komen en/of
- gezegd medegedeeld door verdachte (' [naam 1] ') en/of zijn mededader (' [naam 3] ') dat ' [naam 1] ' op 9 juni 2022 voor het laatst geld zou komen halen en/of dat dit iets met de BTW te maken had, waardoor die [slachtoffer] is bewogen tot de hierboven omschreven afgifte(n);
2
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Bennekom, gemeente Ede, althans in Nederland, in/uit een woning, te weten de [adres 2] (alwaar verdachte zich door middel van oplichting en/of een babbeltruc bevond) een portemonnee met inhoud (te weten een rijbewijs en/of een creditcard en/of (een) bankpas(sen) van de [bank 1] en/of de [bank 2] en/of ongeveer € 130,- en/of een gouden trouwring (met daarin gegraveerd '6-3-'57'), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Bennekom, gemeente Ede, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte door die [slachtoffer] van gegevens, te weten zijn bankpaspincode, immers heeft/hebben en/of is/zijn
- verdachte en/of zijn mededader(s) zich uitgegeven voor [naam 4] , een medewerker(s) van de helpdesk van banken en/of
- gezegd/medegedeeld dat de portemonnee van die [slachtoffer] was gevonden ( [slachtoffer] had de portemonnee nog niet gemist na diefstal) en/of
- gezegd/medegedeeld dat de bankhelpdeskmedewerker (zich noemende [naam 4] ) de pincode van de bankpas van die [slachtoffer] moest hebben om de bankpas te (de)blokkeren en/of
- ( toen die [slachtoffer] tegen de ‘bankhelpdeskmedewerker’ zei dat hij de pincode niet kreeg) de ‘bankhelpdeskmedewerker’ heel erg kwaad is geworden (waarna die [slachtoffer] de pincode heeft gegeven), waardoor die [slachtoffer] is bewogen tot de hierboven omschreven afgifte(n);
4
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Oosterbeek, gemeente Renkum, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (te weten € 350), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een [bank 1] -bankpas, welke door diefstal is verkregen en/of de (daarbij behorende) pincode welke doormiddel van oplichting is verkregen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle feiten op de tenlastelegging. Het medeplegen van het tenlastegelegde onder feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen, omdat verdachte dit feit heeft “geëffectueerd” door de bankpas bij [slachtoffer] op te halen en met de ontfutselde pincode en bankpas contact geld is gaan pinnen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat feit 3 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat er geen sprake is van het medeplegen van verdachte omdat alle in de tenlastelegging genoemde uitvoeringshandelingen niet door verdachte maar door zijn vader verricht. Voor de feiten 1, 2 en 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 31, 32;
- het rapport van het NFI betreffende het DNA-onderzoek van 22 december 2022, p. 43, 44;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2024.
feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 31, 32;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2024.
feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 31, 32;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 28;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2024.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Het tenlastegelegde onder feit 3 ziet enkel op het ‘ontfutselen’ van de pincode. Dit ontfutselen kan geplaatst worden in de lijn van
- het daaraan voorafgaande verkrijgen van de bankpas en
- het daaropvolgend gebruik maken van die pincode door het pinnen van het geld,
waarbij verdachte steeds een wezenlijke rol heeft gepleegd.
Van deze afzonderlijke tenlastegelegde oplichting, het door de genoemde oplichtingshandelingen verkrijgen van de pincode, kan echter niet worden vastgesteld wat de rol daarbij was van verdachte. Onvoldoende staat vast dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte daaraan een bijdrage heeft geleverd. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2022 tot en met 9 juni 2022 te Bennekom, gemeente Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerandere
n,
althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid en
/of
door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van
een of meercontante geldbedragen (telkens € 500,-- in een enveloppe)(in totaal enkele duizenden euro's), immers heeft
/hebben
- verdachte
en/of zijn mededader(s)zich uitgegeven voor
een medewerker(s) en/ofde zoon
([naam 1]
)van [bedrijf] uit Arnhem (dat voegwerkzaamheden aan de woning van die [slachtoffer] heeft uitgevoerd) en
/of
- gezegd/medegedeeld dat tegen die [slachtoffer] dat die [naam 1] , de zoon van en eigenaar van [bedrijf] zou zijn en
/of
- gezegd/medegedeeld dat [naam 1] geld kwam ophalen voor de voegwerkzaamheden welke waren verricht aan de woning van die [slachtoffer] en
/of
- gezegd/medegedeeld dat zoon [naam 1] in plaats van dhr. [naam 2] (Sr.), het geld voor zijn vader wel bij die [slachtoffer] zou komen ophalen in plaats van dhr. [naam 2] zelf en
/of
- gezegd/medegedeeld tegen die [slachtoffer] , dat die [slachtoffer] van de betaalde bedragen aan het [bedrijf] , een bedrag terug zou krijgen via een noodfonds van Nationale Nederlanden en
/of
-
verdachte en/ofzijn mededader
(s)zich heeft
/hebbenuitgegeven voor
(een
)medewerker
(s)van Nationale Nederlanden, te weten ene [naam 3] en
/of
-
(als die [slachtoffer] vraagt om enig bewijs van de betalingen uit het noodfonds en
/ofde betalingen aan zoon ( [naam 1] ) van [bedrijf] uit Arnhem
)gezegd/medegedeeld aan die [slachtoffer] door verdachte (' [naam 1] ') en/of zijn mededader (' [naam 3] ') dat dit na de werkzaamheden zou komen en
/of
- gezegd medegedeeld door
verdachte (' [naam 1] ') en/ofzijn mededader (' [naam 3] ') dat ' [naam 1] ' op 9 juni 2022 voor het laatst geld zou komen halen en
/ofdat dit iets met de BTW te maken had, waardoor die [slachtoffer] is bewogen tot de hierboven omschreven afgifte
(n
);
2
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te Bennekom, gemeente Ede,
althans in Nederland, in/uit een woning, te weten de [adres 2]
(alwaar verdachte zich door middel van oplichting en/of een babbeltruc bevond)een portemonnee met inhoud (te weten een rijbewijs en
/ofeen creditcard en
/of (een
)bankpas
(sen)van
de [bank 1] en/ofde [bank 2] en
/ofongeveer € 130,- en
/ofeen gouden trouwring (met daarin gegraveerd '6-3-'57'),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te Oosterbeek, gemeente Renkum,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerandere
n,
althans alleen,een hoeveelheid geld (te weten € 350),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 1935
), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdat
/dieweg te nemen goed
/goederenonder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een [bank 1] -bankpas, welke door diefstal is verkregen en
/ofde
(daarbij behorende
)pincode welke doormiddel van oplichting is verkregen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een fors tijdsverloop en verdachte zijn leven inmiddels op orde heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkeling teniet doen. De raadsman pleit voor een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een forse taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij rekening wordt gehouden met het strafblad van verdachte.
De ernst van het feit
De verdachte heeft, samen met zijn vader, in een periode van ongeveer een half jaar, op geraffineerde wijze een alleenwonende man van ruim 85 jaar oud opgelicht. Het slachtoffer is telefonisch benaderd door de medeverdachte, die zich valselijk voordeed als medewerker van een klusbedrijf en van (een noodfonds van) een bank. Verdachte heeft vervolgens meermalen grote geldbedragen opgehaald bij het slachtoffer, dat in de veronderstelling was gebracht dat dit betaling zou zijn voor kluswerkzaamheden. Verdachte heeft vervolgens ook de portemonnee van het slachtoffer gestolen en is in het bezit gekomen van diens bankpas. Het slachtoffer heeft ook zijn pincode afgestaan en met behulp van de bankpas heeft verdachte geld opgenomen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Er is financiële schade bij het slachtoffer. Ook is door verdachte de gouden trouwring van de overleden vrouw van het slachtoffer, die in diens portemonnee zat, meegenomen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachte kennelijk doelbewust een oudere man als slachtoffer hebben uitgekozen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hen had. Extra kwalijk is dat verdachte telkens bij het slachtoffer thuis is geweest. Het slachtoffer ervaart door de oplichting slaapproblemen, is achterdochtig geworden en schaamt zich voor wat er is gebeurd. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. De verdachte was enkel uit op financieel gewin, zonder dat hij zich heeft bekommerd om de uitwerking van zijn daden op het slachtoffer.
Verdachte heeft ter zitting wel verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en daarvan spijt betuigd. Dit neemt de rechtbank in strafverminderende zin mee.
Het strafblad van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 29 augustus 2024 van verdachte blijkt onder meer dat hij eerder in 2017-2018 een vermogensdelict heeft gepleegd (verduistering in dienstbetrekking) en dat hij in 2021 daarvoor en voor huiselijk geweld en een verkeersdelict is veroordeeld tot een, deels voorwaardelijke, vrijheidsstraf. De onderhavige feiten zijn tijdens de proeftijd begaan. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Reclasseringsadvies
De reclassering concludeert dat verdachte bekend is met psychische- en verslavingsproblematiek. Verdachte dronk veel alcohol ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Verder kent verdachte een problematische jeugd- en gezinssituatie. Er zijn vanuit het bestaande reclasseringstoezicht bij meerdere zorginstellingen zowel ambulante behandelingen als detoxificatieopnames geweest. Thans is zijn situatie redelijk stabiel. Verdachte heeft inmiddels een fulltime baan. Hij heeft zijn tumultueuze relatie verbroken, waarna hij een nieuwe partner heeft gevonden die hem rust lijkt te brengen. De reclassering concludeert dat sprake is van lage responsiviteit, waardoor het advies is om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De huidige proeftijd met bijzondere voorwaarden loopt nog tot april 2025. Tot slot concludeert de reclassering dat het risico op recidive gemiddeld is.
De op te leggen straf
De rechtbank acht dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist in beginsel als een passende reactie op het bewezenverklaarde kan worden gezien. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank die straf in dit geval echter niet opleggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verdachte lijkt in de ruim twee jaar die zijn verstreken na het bewezenverklaarde zijn leven een positieve wending te hebben gegeven. Hij heeft een baan, huisvesting en een stabielere relatie. Ook is verdachte de omgang met zijn kinderen aan het herstellen. Verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven en het contact met zijn vader, medeverdachte, volledig verbroken. Een gevangenisstrafstraf zou mogelijk deze positieve ontwikkelingen teniet kunnen doen. Dat acht de rechtbank niet wenselijk voor verdachte en evenmin in het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor 6 maanden opleggen. Daarnaast legt de rechtbank de maximale taakstraf op van 240 uren. De nadruk ligt hiermee op de continuering van de positieve stappen die verdachte heeft gezet, waarmee ook de samenleving uiteindelijk het meest bij gebaat is. De maximale taakstraf zal verdachte naast zijn werk moeten doen en daarom – zeker in combinatie met de taakstraf die verdachte in het kader van de hierna aan de orde komende vordering-TUL zal moeten uitvoeren – het nodige van verdachte vergen. Daarmee en met de voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden brengt rechtbank de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking. Het dient er eveneens toe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en het geeft hem de kans te bewijzen dat hem de positieve wending van zijn leven ernst is. Hierbij geldt een proeftijd voor de duur van 3 jaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.868,55 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, allebei te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij deels kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schadevergoeding:
Contante betalingen:de officier van justitie gaat er van uit dat verdachte drie keer bij [slachtoffer] is langsgegaan om een envelop met geld op te halen. Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte blijkt dat de enveloppen € 500,00 aan contant geld hebben bevat. Hierdoor is een bedrag van € 1.500,00 toewijsbaar. Het overige deel van deze schadepost dient te worden afgewezen.
Lederen portemonnee:de officier van justitie verzoekt deze schadepost op een bedrag van € 0 te zetten. De portemonnee was 10 jaar oud en heeft geen restwaarde meer.
Overige materiële schadeposten:de officier van justitie meent dat deze posten voldoende zijn onderbouwd en dienen te worden toegewezen.
De immateriële schadevergoeding kan volledig worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met uitzondering van de materiële schadepost
contante betalingen.Deze schadepost dient, zoals de officier van justitie heeft betoogd, te worden gematigd tot € 1.500,00.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Contante betalingen:de rechtbank gaat er van uit dat verdachte vier keer langs is gegaan bij [slachtoffer] om een envelop met € 500,00 aan contacten op te halen. Dit blijkt uit de aangifte van [slachtoffer] alsmede de verklaring van verdachte. Hierdoor wordt een bedrag voor € 2.000,00 toegewezen.
Lederen portemonnee:de rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het om een gebruikte portemonnee gaat en schat de waarde daarvan en dus de hoogte van deze schadepost op € 30,00 en wijst dit bedrag toe.
Overige materiële schadeposten:de rechtbank oordeelt dat deze posten voldoende zijn onderbouwd en dienen te worden toegewezen.
De rechtbank wijst de materiële schadevergoeding ter hoogte van € 2.820,55 toe.
Ten aanzien van het daarboven gevorderde bedrag geldt dat voor de beoordeling daarvan nader onderzoek en/of bewijslevering vereist is. Dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
Smartengeld
De schadepost voor smartengeld is onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende duidelijk geworden of er sprake is van geestelijk letsel dan wel aantasting in zijn persoon op andere wijze bij [slachtoffer] waardoor hij in aanmerking zou komen voor smartengeld. Ook daarvoor zal nader onderzoek en/of bewijslevering nodig zijn wat een onevenredige belasting van het strafproces op levert. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
De benadeelde partij kan de niet-ontvankelijk verklaarde delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van het drinkglas (goednummer: PL0600-2022256744-2764493) aan de rechthebbende [slachtoffer] gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/158269-20)

De politierechter heeft verdachte op 26 maart 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit om de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen en de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet aanleiding te bevelen dat de straf gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, namelijk voor de duur van 3 maanden. De rechtbank zal echter in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf van 200 uur gelasten. Een straf die meebrengt dat de verdachte gedetineerd raakt, zou de positieve wending in zijn leven sinds het bewezenverklaarde teniet kunnen doen.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat
deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 (vier) maanden;
 gelast de teruggave van het drinkglas (goednummer: PL0600-2022256744-2764493) aan de rechthebbende;
De beslissing op de civiele vordering:
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.820,55 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.820,55 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 38 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging 05/158269-20:
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
een taakstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2024.
mr. T.P.E.E. van Groeningen, mr. P. Verkroost en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023311325, gesloten op 8 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.