ECLI:NL:RBGEL:2024:810

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/05/417852 / HZ ZA 23-111
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over nalatenschap, vruchtgebruik en procesvertegenwoordiging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 21 februari 2024, zijn er geschillen gerezen tussen eiseres en gedaagde over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, die op 27 november 2020 is overleden. Eiseres heeft een procedure aangespannen tegen gedaagde, die als executeur is benoemd. De procedure betreft onder andere de vraag of eiseres de nalatenschap zuiver heeft aanvaard en of de beneficiaire aanvaarding die zij later heeft gedaan rechtsgeldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich als zuiver aanvaardend heeft gedragen door goederen uit de nalatenschap te verkopen, waardoor haar latere beneficiaire aanvaarding nietig is. Daarnaast is er een geschil over het vestigen van een vruchtgebruik dat aan gedaagde is toegekend in het testament van erflater. De rechtbank oordeelt dat het vruchtgebruik nog steeds kan worden gevestigd, ondanks het verstrijken van de termijn van vijftien maanden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de taak van gedaagde als executeur nog niet is geëindigd, omdat het vruchtgebruik nog moet worden gevestigd. Eiseres heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagde, waaronder schadevergoeding en het ter beschikking stellen van de nalatenschap, maar deze zijn afgewezen. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld die deels zijn toegewezen en deels zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/417852 / HZ ZA 23-111
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verschenen in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Meijer te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 januari 2023;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van 1 maart 2023;
  • het vonnis van 15 maart 2023 van de kantonrechter;
  • de akte uitlating van 29 maart 2023 namens [gedaagde] ;
  • het vonnis van 12 april 2023 van de kantonrechter;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 7 november 2023 mede inhoudende de pleitnotitie van de advocaat van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
[eiser] is bij dagvaarding van 24 januari 2023 bij de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Gelderland een procedure begonnen tegen [gedaagde] . Op de rol van
1 maart 2023 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] een conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie ingediend. Bij vonnis van 15 maart 2023 heeft de kantonrechter bevolen dat de vordering in conventie onder 2 dient te worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. Bij vonnis van 12 april 2023 heeft de kantonrechter de procedure ten aanzien van de overige vorderingen in conventie (te weten de vorderingen
1 en 3 tot en met 6) en de vorderingen in reconventie verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken.
1.4.
Daarnaast is op 14 april 2023 een verzoekschrift van [eiser] ontvangen ter griffie van de afdeling erfrecht verzoekschriftprocedures. Bij verweerschrift van 30 oktober 2023 heeft [gedaagde] op het verzoekschrift van [eiser] gereageerd.
1.5.
Het voorgaande betekent dat ten aanzien van de onderhavige nalatenschap twee procedures bij de rechtbank Gelderland aanhangig zijn:
  • onderhavige procedure waarin de vorderingen van [eiser] in conventie onder 1 en 3 tot en met 6 en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden behandeld. En;
  • een procedure, bekend onder zaaknummer 10449027 \ EZ VERZ 23-194, bij de afdeling erfrecht verzoekschriftprocedures. In deze procedure worden de vordering van [eiser] in conventie onder 2 en de door haar ingestelde verzoeken bij verzoekschrift behandeld.
1.6.
Omwille van proceseconomische redenen en overeenkomstig hetgeen de kantonrechter bij vonnis van 12 april 2023 heeft bepaald, zijn tijdens de mondelinge behandeling van 7 november 2023 beide procedures gezamenlijk behandeld.
1.7.
In beide procedures is vonnis respectievelijk beschikking bepaald, welke afzonderlijk worden gewezen.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
Op 27 november 2020 is te [plaats] overleden [betrokkene 1] , geboren te [woonplaats 3] op [overlijdensdatum] (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [woonplaats 2] .
2.2.
Bij testament van 27 oktober 2014 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft in zijn testament de volgende erfstelling opgenomen:
ONTERVING / BENOEMING TOT ERFGENAMEN
(…)
Benoeming
Ik benoem onder bezwaar van na te melden legaten tot mijn enige erfgenamen, ieder voor een gelijk deel, mijn dochters te weten mevrouw [betrokkene 2] en mevrouw [eiser] , met toepassing ten aanzien van ieder van hen van de wettelijke regels van plaatsvervulling, onder de last om de hierna sub III. B vermelde varkensschuur met aanbouw en de daarom heen liggende grond binnen een half jaar na mijn overlijden geheel te ontruimen en leeg af te leveren aan de na te noemen vruchtgebruiker tenzij het om zaken gaat die aan de vruchtgebruiker zelf in eigendom toebehoren.”.
2.3.
In zijn testament heeft erflater voor zover hier relevant het volgende legaat opgenomen:
LEGATEN
A.
(…)
B.
Ik legateer aan mijn partner mevrouw [gedaagde] – (…), hierna verder te noemen: mijn partner, hetvruchtgebruikvan:
mijn voormalig – hypotheekvrije – varkensschuur met aanbouw, bijbehorend erf en verder aanbehoren aan de [adres] te [woonplaats 2] (…), hierna verder genoemd: het registergoed.
Dit vruchtgebruik bespreek ik mijn partner omdat ik wens dat zij na mijn overlijden haar leven in [woonplaats 2] kan voortzetten zoals zij dat gewend was en ten einde haar in staat te stellen de lopende procedures met de overheid en de eigenaar van de aangrenzende fabriek met betrekking tot dit registergoed en haar eigen woning in [woonplaats 2] na mijn overlijden te kunnen voortzetten. In dat verband heb ik bij leven een onherroepelijke – niet door mijn overlijden eindigende – onderhandse procesvolmacht ondertekende de dato zevenentwintig oktober tweeduizend veertien. Een kopie van deze onderhandse procesvolmacht is aan dit testamentgehecht.
Voor dit vruchtgebruik gelden de volgende regels:
1.
Het vruchtgebruik wordt na aanvaarding van het legaat van het vruchtgebruik door mijn partner, hierna ver ook te noemen: de vruchtgebruiker, geacht te zijn ingegaan op de dag van mijn overlijden en eindigt:
-
(…);
2.
Het vruchtgebruik moet binnen vijftien maanden na mijn overlijden worden gevestigd, bij notariële akte.
3.
(…)
4.
De vruchtgebruiker moet binnen vijftien maanden na mijn overlijden bij notariële of onderhandse akte een beschrijving maken van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen. De vruchtgebruiker is verplicht jaarlijkse aan de hoofdgerechtigden een nauwkeurige opgave te doen van de zaken die niet meer aanwezig zijn, van de zaken die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordelen die de zaken hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.
5.
(…)
6.
De vruchtgebruiker dient ten aanzien van het aan het vruchtgebruik onderworpen registergoed en het beheer daarvan de zorg van een “goed gebruiker” in acht te nemen.
De vruchtgebruiker is gehouden het registergoed op kosten van de hoofdgerechtigden in een zodanige staat te onderhouden dat de waarde in stand blijft. De hoofdgerechtigden zijn gehouden de gewone lasten en herstellingen op hun kosten te (laten) verrichten en zijn daarnaast verplicht het groot onderhoud (indien noodzakelijk) te plegen benevens buitengewone herstellingen van het registergoed – indien nodig – voor hun rekening te nemen.
Doet zich aanmerkelijke schade voor aan het aan het vruchtgebruik onderworpen registergoed, dan bestaat de verplichting van de hoofdgerechtigden deze te herstellen, respectievelijk te vernieuwen. Voor rekening van de vruchtgebruiker komen alle kosten van levering van elektra en water. (…)
(…)”.
2.4.
Erflater heeft in zijn testament [gedaagde] tot executeur van zijn nalatenschap benoemd. [gedaagde] heeft deze benoeming aanvaard en een ruimschootsverklaring afgegeven.
2.5.
In zijn testament heeft erflater voorts een verplichting tot het vestigen van een erfdienstbaarheid opgenomen. In het testament is daartoe het volgende opgenomen:
VERPLICHTING VAN DE ERFGENAMEN TOT VESTIGING VAN EEN ERFDIENSTBAARHEID
Mijn erfgenamen zijn op verzoek van mijn partner verplicht in het kader van de afwikkeling van mijn nalatenschap casu quo bij de afgifte/levering van het voormeld besproken legaat van vruchtgebruik in de desbetreffende notariële akte dan wel in een afzonderlijke akte ten laste van het registergoed als dienend erf een voortdurende erfdienstbaarheid te vestigen van toe- en uitgang van en naar de openbare weg [adres] te [woonplaats 2] ten behoeve van het aan mijn partner volledig in eigendom toebehorende registergoed [adres] te [woonplaats 2] , als heersend erf, thans kadastraal bekend gemeente [woonplaats 3] , [kadastraal nummer] , welke vestiging erfdienstbaarheid noodzakelijk is voor laatstgemeld perceel om de achterzijde van dat perceel te kunnen ontsluiten. De kosten van vestiging, zoals notariskosten, kadasterrechten en eventueel overdrachtsbelasting betreffende deze erfdienstbaarheid komen ten laste van mijn partner. De eigenaar van het heersend erf zal niet gehouden zijn tot het betalen van een éénmalige vergoeding aan de eigenaren van het dienend erf bij de vestiging van de erfdienstbaarheid en evenmin tot het betalen van een regelmatig terugkerende vergoeding (retributie) gedurende het bestaan van de erfdienstbaarheid.”.
2.6.
Bij akte nalatenschap van 16 maart 2021 heeft [betrokkene 2] de nalatenschap van erflater verworpen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de kosten:
[gedaagde] als vruchtgebruiker onder bewind te stellen volgens artikel 3:221 lid 1 BW;
dit verzoek is afgesplitst naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen;
3. [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
€ 450,00 voor opgelopen schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2023 tot aan de dag van voldoening;
4. [gedaagde] te veroordelen wekelijks vanaf 15 januari elke week te voldoen aan [eiser] ad € 150,00 voor iedere week tot aan het tijdstip van het ter beschikking stellen van de erfenis en er rekening en verantwoording is afgelegd;
5. [gedaagde] te veroordelen dat de betaalde kosten voor een nieuwe waterpomp voor haar rekening is;
6. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, deurwaarderskosten en de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de te wijzen uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen termijn na het wijzen van de uitspraak.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen samengevat ten grondslag dat het vruchtgebruik na 24 maanden nog niet is gevestigd. Volgens [eiser] schiet [gedaagde] ernstig tekort in de nakoming van haar verplichtingen als vruchtgebruiker. Er dienen herstelwerkzaamheden plaats te vinden in de varkensschuur en de aanbouw voldoet niet aan de bouwnormen. [gedaagde] heeft de stroomvoorziening van de schuur laten afsluiten en vervolgens de stroomvoorziening vanuit de woning van [gedaagde] doorgelegd naar de varkensschuur. [gedaagde] heeft bovendien de grondpomp die zorgt voor de watervoorziening in de schuur stuk laten vriezen. Daarnaast wil [gedaagde] geen toestemming geven voor een asbestinventarisatie van de schuur ad € 250,00 exclusief btw. De communicatie met [gedaagde] verloopt moeizaam en het lukt niet om onderling afspraken te maken. [eiser] lijdt schade doordat [gedaagde] er alles aan doet haar executeurschap onterecht te verlengen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Het vruchtgebruik van de varkensschuur met aanbouw en de daarom liggende grond ten behoeve van [gedaagde] is nog niet formeel gevestigd bij notariële akte. Aangezien er geen vruchtgebruik is, kan de vruchtgebruiker niet onder bewind worden gesteld. [gedaagde] is als executeur bevoegd het vruchtgebruik te vestigen en is hierover in overleg met een notaris. Voor zover al sprake zou zijn van een vruchtgebruik, is [gedaagde] niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als vruchtgebruiker. Zij is bereid herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren aan de schuur en is van mening dat [eiser] ervoor zorgt dient te dragen dat een eigen stroomvoorziening op het perceel wordt aangelegd. [gedaagde] betwist dat een asbestinventarisatie nodig is. Verder heeft [gedaagde] [eiser] op het risico van bevriezing van de waterpomp gewezen en voorgesteld pompdeskundige [deskundige] opdracht te geven om maatregelen te treffen, maar [eiser] wilde dit niet. [gedaagde] betwist voorts dat grondslag voor schadevergoeding bestaat, omdat haar taak als executeur nog niet is geëindigd. [gedaagde] dient de last van het vestigen van de erfdienstbaarheid nog uit te voeren. Het nakomen van een last valt onder de bevoegdheid van een executeur op grond van artikel 4:130 lid 2 BW. [eiser] heeft de bedragen bovendien niet onderbouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [eiser] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard;
II. voor recht te verklaren dat de latere beneficiaire aanvaarding door [eiser] d.d.
11 april 2022 niet rechtsgeldig is;
III. te gelasten dat de griffier de beneficiaire aanvaarding van [eiser] d.d.
11 april 2022 doorhaalt in het boedelregister;
IV. voor recht te verklaren dat het recht van vruchtgebruik nog rechtsgeldig gevestigd kan worden en niet is vervallen door het verstrijken van een termijn van 15 maanden;
V. voor recht te verklaren dat [gedaagde] bevoegd is de resterende spullen van erflater zoals omschreven op de lijst van 11 januari 2023 (productie 58 bij dagvaarding) op kosten van de nalatenschap te laten ontruimen door een derde;
VI. [eiser] te veroordelen haar medewerking te verlenen bij een door [gedaagde] aan te wijzen notaris aan het vestigen van de erfdienstbaarheid met de volgende tekst om op te nemen in de notariële akte:
“een voortdurende te vestigen erfdienstbaarheid van toe- en uitweg van en naar de openbare weg [adres] te [woonplaats 2] , zoals schetsmatig met een enkele arcering is aangegeven op het kadastrale plan, met;
- een minimale doorgang van 4 meter breed op het rechte tracé;
- ter hoogte van de ingang (waar de huidige groene toegangspoort zit) moet deze doorgang minimaal 4 meter breed zijn en aan iedere kant van de landbouwmachine(s) nog 2 meter extra zijn. Dus totaal 8 meter breed. Dit om de draai vanuit de openbare weg te kunnen maken;
- bij de bochten op het perceel dient de minimale bochtstraal (binnenbocht) 5,0 meter te zijn om de draai te kunnen maken.
De onderhavige erfdienstbaarheid kan in gezamenlijk overleg tussen de eigenaar van het dienend erf ( [erfnummer 1] ) en het heersend erf ( [erfnummer 2] ) worden aangepast, zoals onder meer wat betreft het tracé, indien significant veranderde of veranderde omstandigheden wat betreft het heersend erf aanpassing van de erfdienstbaarheid rechtvaardigen, zoals wanneer er door een ontwikkelaar cq gemeente concreet een bouwplan wordt ontwikkeld op het heersend erf (die ontwikkelingen doen zich thans voor in een nor zeer prematuur stadium, aan de eigenaren van het heersend en dienend erf genoegzaam bekend).”
binnen twee maanden na het in dezen te wijzen vonnis zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat de betrokken notaris in gebreke zal blijven of mocht blijken aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 20.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [eiser] indien en voor zover zij niet binnen de onder VI genoemde termijn haar medewerking verleent, zodat de betrokken notaris de akte kan passeren en dat deze machtiging ook geldt voor de inschrijving van de akte bij het Kadaster;
VIII. voor recht te verklaren dat de executele nog niet is geëindigd en voor zover nodig de termijn van de executele te verlengen met een termijn van zes maanden, althans een termijn zoals de kantonrechter gerade voorkomt;
IX. voor recht te verklaren dat [gedaagde] als executeur bevoegd is de kwitanties van de boekhouder ten bedrage van totaal € 700,00 aan [gedaagde] privé te vergoeden ten laste van de nalatenschap;
X. [eiser] te veroordelen een eigen stroomvoorziening op haar perceel aan te leggen binnen twee maanden na het in dezen te wijzen vonnis zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat [eiser] in gebreke zal blijven of mocht blijken aan de veroordelen te voldoen, met een maximum van € 10.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
XI. voor recht te verklaren dat [gedaagde] de herstelwerkzaamheden zoals geadviseerd door [betrokkene 4] zoals omschreven onder punt 49 van de conclusie van antwoord mag laten uitvoeren op kosten van de nalatenschap;
XII. [eiser] te veroordelen in de betaling van de kosten van het geding, inbegrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde, volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gesteld termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] haar vordering in reconventie nader toegelicht en per vordering aangeduid in welke hoedanigheid deze is ingesteld, namelijk:
I. in persoon;
II. in persoon;
III. in persoon;
IV. in persoon;
V. in haar hoedandigheid van executeur;
VI. in persoon en in hoedanigheid van executeur;
VII. in persoon;
VIII. in haar hoedanigheid van executeur;
IX. in haar hoedanigheid van executeur;
X. in persoon;
XI. in persoon.
3.7.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser] daden van zuivere aanvaarding had verricht voordat zij de verklaring van beneficiaire aanvaarding aflegde ter griffie. De vriend van [eiser] verkocht namelijk al zaken uit de nalatenschap van erflater, zoals drie paarden en 54 hooibalen. Daarnaast heeft [eiser] in december 2020 de caravan en paardentrailer op haar naam laten zetten. Door deze daden van zuivere aanvaarding was de latere beneficiaire aanvaarding ongeldig. [gedaagde] is voorts van mening dat het vruchtgebruik nog rechtsgeldig kan worden gevestigd, ondanks dat de 15 maanden termijn al is verstreken. [gedaagde] heeft geprobeerd in goed overleg met [eiser] ervoor te zorgen dat de schuur zou worden ontruimd. Toen in december 2022 bleek dat [gedaagde] en [eiser] er onderling niet uitkwamen, heeft [gedaagde] op 11 januari 2023 een goederenlijst gestuurd. Aangezien het ontruimen van de schuur als last aan het erfgenaamschap van [eiser] is gekoppeld, verkeerde [gedaagde] in de veronderstelling dat [eiser] diende te ontruimen. [gedaagde] is nu voornemens in haar hoedanigheid van executeur een derde opdracht te geven tot ontruiming van de schuur over te gaan. [gedaagde] is van mening dat haar taak als executeur nog niet is geëindigd, omdat de erfdienstbaarheid en het vruchtgebruik nog moet worden gevestigd en de kosten voor herstelwerkzaamheden en de ontruiming van de schuur nog moeten worden voldaan. Ten aanzien van de kwitanties van de boekhouder stelt [gedaagde] dat zij deze in privé heeft voorgeschoten, omdat zij de boekhouder in haar hoedanigheid van executeur opdracht had gegeven de overlijdensaangifte inkomstenbelasting en de aangifte erfbelasting te verzorgen. Zij legt daarvoor facturen over ten bedrage van in totaal € 700,00.
3.8.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd inhoudende dat ze geen daden van zuivere aanvaarding heeft verricht. [eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] de paardentrailer en de paarden verkocht. De hooibalen liggen nog opgeslagen bij een tante van [eiser] . [eiser] heeft daarnaast erkend dat het vruchtgebruik niet is gevestigd.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid in conventie en reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie zijn tegen [gedaagde] in persoon en tegen haar in haar hoedanigheid van executeur ingesteld. [gedaagde] is in reconventie zowel in persoon als in hoedanigheid van executeur verschenen en heeft ook in beide hoedanigheden verweer gevoerd. Aangezien [gedaagde] haar vorderingen in reconventie zowel in persoon als in hoedanigheid van executeur heeft ingesteld en eerst tijdens de mondelinge behandeling heeft verduidelijkt welke vorderingen zij in welke hoedanigheid bedoelde in te stellen, zoals onder rechtsoverweging 4.6. vermeld, zal de rechtbank alle vorderingen in reconventie in beide hoedanigheden beoordelen.
4.2.
De meest verstrekkende stelling van [gedaagde] in reconventie houdt in dat – door de uitzonderlijke situatie die is ontstaan – door de verwijzing van de kamer voor kantonzaken naar de kamer voor andere dan kantonzaken en doordat eiseres zonder advocaat procedeert, de eis in reconventie dient te worden beoordeeld als ware er verstek aan de zijde van [eiser] , dan wel als onbetwist dient te worden toegewezen. [gedaagde] heeft bovendien het standpunt ingenomen dat [eiser] ook niet mondeling tijdens de zitting verweer kan voeren.
4.3.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in dit standpunt. Uit de parlementaire geschiedenis (TK 2000-2001, 27 824, nr. 3, p. 35-36) volgt dat vóór een verwijzing verrichte proceshandelingen ook na verwijzing geldig blijven. Dat betekent dat aangezien [eiser] vóór de verwijzing van onderhavige zaak rechtsgeldig in persoon in de procedure kon verschijnen, zij ook ná verwijzing geacht wordt verschenen te zijn. Dat betekent dat de procedure als een procedure op tegenspraak dient te worden voortgezet. Uit hoofde van het verdedigingsbeginsel dat voortvloeit uit het meest fundamentele recht op hoor- en wederhoor geldt dat een ieder die procedeert de kans moet krijgen zich te verdedigen. De afwezigheid van een advocaat vormt derhalve formeel geen belemmering om [eiser] als verschenen partij een verklaring te laten afleggen of toelichting te laten geven. Aangezien een partij in een procedure voor een kamer voor andere zaken dan kantonzaken slechts bij advocaat kan procederen, kan [eiser] echter geen proceshandelingen verrichten op grond van artikel 79 lid 2 Rv. Ondanks dat [eiser] daartoe meermaals in de gelegenheid is gesteld, heeft zij geen advocaat namens zich laten stellen en is namens haar dan ook geen conclusie van antwoord in reconventie genomen. Desgevraagd heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven de procesrechtelijke gevolgen daarvan te begrijpen en te aanvaarden.
4.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van verstek aan de zijde van [eiser] ten aanzien van de reconventionele vorderingen en dat zij tijdens de mondelinge behandeling van 7 november 2023 in persoon mondeling verweer mocht voeren. Het geschil tussen partijen zal daarom worden beoordeeld zoals dat thans na de mondelinge behandeling aan de rechtbank voorligt.
in conventie
4.5.
[eiser] baseert haar vorderingen onder 1 en onder 5 op het uitgangspunt dat [gedaagde] kan worden aangemerkt als vruchtgebruiker van de varkensschuur en bijbehoren. [eiser] heeft evenwel tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er geen vruchtgebruik is gevestigd. Vanuit dit vaststaande feit, kan [gedaagde] dan ook niet worden aangemerkt als vruchtgebruiker. De vorderingen onder 1 en 5 voor zover deze tegen [gedaagde] in persoon zijn gericht, zullen daarom worden afgewezen. Voor zover deze vorderingen tegen [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur zijn gericht, zijn ze niet ontvankelijk.
4.6.
[eiser] vordert onder 3 een bedrag van € 450,00 aan schadevergoeding van [gedaagde] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Voor zover de rechtbank begrijpt is deze vordering gestoeld op [eiser] betoog dat de executele ten onrechte voortduurt. Zoals door de kantonrechter bij beschikking bekend onder zaaknummer 10449027 \ EZ VERZ 23-194 welke zaak gelijktijdig met onderhavige zaak behandeld is op zitting, is geoordeeld is de taak van [gedaagde] als executeur nog niet geëindigd. De rechtbank is daarom van oordeel dat op de door [eiser] aangevoerde feitelijke grondslag geen schadevergoeding kan worden toegewezen. Voor zover [eiser] heeft bedoeld haar vordering te baseren op een tekortkoming de executeur, van [gedaagde] in persoon of waarvoor zij in persoon aansprakelijk is vanwege een onrechtmatige handeling die zij als executeur heeft verricht geldt dat onvoldoende is gesteld wat de onrechtmatige handeling of nalaten van [gedaagde] (al dan niet in hoedanigheid) is en waarom deze leidt tot persoonlijke aansprakelijkheid en daarmee ernstig verwijtbaat is. Over de toerekenbaarheid is evenmin iets gesteld of onderbouwd. Er is hiermee geen grondslag voor toewijzing van de vordering, zodat ook de rentevordering onbesproken kan blijven. Hoewel een executeur in voorkomende gevallen in persoon aansprakelijk kan zijn op grond van onrechtmatige daad is daarvoor nu te weinig onderbouwd gesteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering onder 3 daarom afwijzen.
4.7.
De vordering van [eiser] onder 4 betreft een dwangsom te betalen door [gedaagde] voor het ter beschikking stellen van de goederen van de nalatenschap van erflater en het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beheer in haar hoedanigheid van executeur. [eiser] heeft evenwel nagelaten een vordering tot het afgeven van de goederen van de nalatenschap en het afleggen van rekening en verantwoording in te stellen, waardoor de beoogde prikkel tot nakoming die een dwangsom beoogt te behelzen geen doel treft. Bovendien is de executele nog niet afgerond en daarmee bestaat geen grondslag voor de executeur om de vermogensbestanddelen van de nalatenschap aan de erfgenaam ter beschikking te stellen. De vordering onder 4 zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Ten aanzien van de onder 6 gevorderde proceskostenveroordeling overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] heeft deze procedure verkeerd ingeleid, zowel qua instantie als (gedeeltelijk) qua wijze van aanbreng. Dit heeft [gedaagde] er evenwel niet in belet in reconventie ook vorderingen in te stellen bij de verkeerde instantie. Dit maakt dat de rechtbank aanleiding ziet de proceskosten in conventie te compenseren, evenals zij overigens ten aanzien van de reconventie zal doen.
in reconventie
Zuivere of beneficiaire aanvaarding (vorderingen onder I t/m III)
4.9.
Op grond van artikel 4:192 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aanvaardt een erfgenaam – die nog geen keuze heeft uitgebracht – een nalatenschap zuiver wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap of deze op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt.
4.10.
Tijdens de mondelinge heeft [eiser] erkend dat zij de tot de nalatenschap behorende paardentrailer en paarden heeft verkocht, maar bovendien aangevoerd dat deze verkoop in opdracht van [gedaagde] is gebeurd. [gedaagde] betwist echter dat zij deze toestemming heeft gegeven. Gelet op het bevrijdende verweer aan de zijde van [eiser] draagt zij de bewijslast voor het feit dat zij de goederen in opdracht van [gedaagde] zou hebben verkocht. Aangezien [eiser] haar standpunt niet nader heeft onderbouwd, geldt dat daarmee is komen vast te staan dat [eiser] weliswaar de voornoemde goederen heeft verkocht, maar niet dat dit in opdracht van [gedaagde] is gebeurd. Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat [eiser] – alvorens zij de verklaring tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater heeft afgelegd – de nalatenschap van erflater reeds zuiver had aanvaard door zich als zodanig te hebben gedragen. Hiermee zal de reconventionele vordering onder I worden toegewezen.
4.11.
De latere verklaring tot beneficiaire aanvaarding, zoals ingeschreven in het boedelregister op 11 april 2022, is nietig, aangezien artikel 4:190 lid 4 BW bepaalt dat een eenmaal gedane keuze onherroepelijk is en terugwerkt tot het ogenblik van openvallen van de nalatenschap. Vordering II in reconventie zal worden toegewezen. Voor de vordering tot doorhaling in het boedelregister van de inschrijving van de verklaring tot beneficiaire aanvaarding bestaat geen wettelijke grondslag, waardoor deze vordering (III in reconventie) zal worden afgewezen.
4.12.
Voor zover deze vorderingen (I t/m III) door [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur zijn ingesteld, worden deze afgewezen wegens gebrek aan belang.
Vruchtgebruik (vordering onder IV)
4.13.
Erflater heeft in zijn testament het vruchtgebruik van (samengevat) de varkensschuur met bijbehoren bij legaat aan [gedaagde] toegekend. Zoals reeds onder rechtsoverweging 4.5. is vastgesteld, is dit vruchtgebruik nog niet gevestigd. In het testament heeft erflater bovendien opgenomen dat het vruchtgebruik binnen vijftien maanden na diens overlijden bij notariële akte dient te zijn gevestigd.
4.14.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie (ECLI:NL:HR:1994:ZC1374) een aan een legaat verbonden tijdsbepaling niet kan worden aangemerkt als een afzonderlijke verplichting, die bestaat naast en moet worden onderscheiden van de uit het legaat voortvloeiende verbintenis. De aan het legaat verbonden tijdsbepaling levert slechts een nadere omlijning op van de ingevolge het legaat bestaande verplichting het gelegateerde aan de legataris af te geven. Dit betekent dat de tijdsbepaling van vijftien maanden slechts kan worden aangemerkt als een aansporingstermijn. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat het in het testament gelegateerde vruchtgebruik nog rechtsgeldig gevestigd kan worden en niet is vervallen door het verstrijken van vijftien maanden sinds het overlijden van erflater.
4.15.
Voor zover deze vordering is ingesteld door [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur, zal deze niet ontvankelijk worden verklaard. Erflater heeft in zijn testament het legaat toegekend aan [gedaagde] in persoon en niet in haar hoedanigheid van executeur. [gedaagde] heeft in haar hoedanigheid van executeur daarom geen vorderingsrecht tot het afgeven van het legaat. Zij heeft immers als executeur juist de bevoegdheid tot afgifte daarvan.
Ontruiming (vordering onder V)
4.16.
Erflater heeft in zijn testament [eiser] tot erfgenaam benoemd onder de last de varkensschuur met toebehoren binnen een half jaar na zijn overlijden te ontruimen en leeg aan de vruchtgebruiker af te leveren. De rechtbank stelt voorop dat aan de last de varkensschuur leeg en ontruimd aan de vruchtgebruiker op te leveren nog niet kan worden voldaan, aangezien het vruchtgebruik niet is gevestigd en er dus geen sprake is van een vruchtgebruiker van de varkensschuur.
4.17.
Beide partijen hebben zich tijdens de mondelinge behandeling evenwel bereid verklaard de spullen op te komen respectievelijk op te laten halen, maar desondanks lukt het partijen niet tot onderling overeenstemming te komen voor het maken van een afspraak daartoe.
4.18.
Op grond van artikel 4:144 lid 1 BW heeft de executeur tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Hoewel de executeur weliswaar privatief bevoegd is de erfgenamen te vertegenwoordigen, behoort het nakomen van een last (die bovendien nog niet volledig kán worden nagekomen) niet tot de taak van de executeur. Gesteld noch gebleken is bovendien dat erflater deze taak in zijn testament als last aan de executeur heeft opgelegd. De rechtbank zal de vordering tot ontruiming van de varkensschuur (en toebehoren) op kosten van de nalatenschap daarom afwijzen. Dit betekent niettemin dat [eiser] voor de ontruiming moet zorgdragen in haar hoedanigheid van erfgenaam.
4.19.
Voor zover [gedaagde] de vordering onder V. in persoon als zijnde vruchtgebruiker heeft ingesteld, zal deze niet ontvankelijk worden verklaard. Nu geen sprake is van een gevestigd vruchtgebruik, kan [gedaagde] geen vordering in die hoedanigheid instellen. [gedaagde] is in persoon weliswaar te kwalificeren als de lastbevoordeelde, maar aangezien de wetgever aan deze figuur geen rechtsvordering heeft toegekend, kan zij ook via die weg geen ontruiming van de varkensschuur afdwingen.
Erfdienstbaarheid (vorderingen onder VI en VII)
4.20.
Erflater heeft in zijn testament verder een testamentaire last voor [eiser] opgenomen, namelijk de verplichting tot het vestigen van een erfdienstbaarheid ten behoeve van [gedaagde] , indien [gedaagde] daarom verzoekt. Artikel 4:130 lid 1 BW definieert een testamentaire last als een uiterste wilsbeschikking waarin erflater aan de gezamenlijke erfgenamen of aan een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen een verplichting oplegt, die niet bestaat in de uitvoering van een legaat. Aangezien hier de last aan [eiser] als erfgenaam is opgelegd – en niet zoals ingevolge artikel 4:130 lid 2 BW voorschrijft, aan de executeur – , betreft het vestigen van de erfdienstbaarheid geen taak voor [gedaagde] als executeur. Voor zover de vorderingen onder VI en VII heeft ingesteld in haar hoedanigheid als executeur, worden deze daarom afgewezen.
4.21.
Voor zover [gedaagde] de vorderingen onder VI en VII heeft ingesteld in persoon, geldt het volgende. Zoals onder 4.21. reeds is overwogen, heeft de wetgever aan de lastbevoordeelde geen rechtsvordering toegekend. [gedaagde] heeft dus geen vorderingsrecht waarmee zij in rechte het vestigen van de erfdienstbaarheid van [eiser] kan afdwingen. De rechtbank zal de vorderingen onder VI en VII voor zover [gedaagde] in persoon deze heeft ingesteld, daarom eveneens afwijzen.
Executele (vordering onder VIII)
4.22.
Tussen partijen is voorts in geschil of de taak van [gedaagde] als executeur reeds is geëindigd. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.15. en verder is besproken, is tussen partijen niet in geschil dat het vruchtgebruik van de varkensschuur nog dient te worden gevestigd. Aangezien erflater het vruchtgebruik van de varkensschuur aan [gedaagde] heeft gelegateerd en het afgeven van een legaat als schuld in de zin van artikel 4:7 lid 1 sub h BW kwalificeert, heeft de executeur nog tot haar taak het vruchtgebruik van de varkensschuur te vestigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de taak van de executeur nog niet is geëindigd. Nu de taak van de executeur (nog) niet is geëindigd, behoeft de vordering tot verlenging van de termijn van de executele geen bespreking. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering dan ook afwijzen. De rechtbank merkt in dit kader op dat partijen elkaar in de greep lijken te houden. [gedaagde] q.q. stelt dat de executele niet eindigt zolang het vruchtgebruik niet is gevestigd én dat zij [eiser] nodig heeft voor het vestigen van de erfdienstbaarheid voordat zij het vruchtgebruik kan vestigen. De rechtbank wijst erop dat deze volgordelijkheid niet uit het testament blijkt noch uit de wet. [gedaagde] kan daarom – als executeur – het vruchtgebruik vestigen zonder dat de erfdienstbaarheid reeds gevestigd is.
Kwitanties (vordering onder IX)
4.23.
Ten aanzien van de vordering onder IX overweegt de rechtbank dat [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat zij in privé een bedrag van € 700,00 aan kwitanties aan de boekhouder heeft voldaan ten behoeve van de nalatenschap van erflater. Ter onderbouwing heeft zij twee facturen overgelegd van een fiscaal advies- en administratiebureau van in totaal € 700,00. Beide facturen zijn gericht aan de
“Erven [betrokkene 1] ”.Eén factuur vermeldt
“betreft aangifte erfbelasting ed 2020”en de andere vermeldt
“Betreft aangifte inkomstenbelasting ed 2019 en 2020”[eiser] heeft zich ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld dat [gedaagde] geld uit de nalatenschap wenst te onttrekken voor zichzelf. [eiser] heeft haar standpunt niet nader onderbouwd noch de overgelegde facturen betwist
4.24.
Aangezien [eiser] de vordering van [gedaagde] niet gemotiveerd heeft betwist, is als onvoldoende betwist komen vast te staan dat [gedaagde] in privé een bedrag van € 700,00 aan de boekhouder heeft voldaan ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur bevoegd is een bedrag van € 700,00 aan [gedaagde] in privé te vergoeden ten laste van de nalatenschap teneinde de door [gedaagde] in privé voorgeschoten kwitanties van de boekhouder terug te betalen.
Stroomvoorziening (vordering onder X)
4.25.
[gedaagde] vordert dat [eiser] wordt veroordeeld tot het aanleggen van een stroomvoorziening in de varkensschuur ten behoeve van het uitoefenen van het vruchtgebruik van [gedaagde] . Zoals onder rechtsoverwegingen 4.5. en 4.15 is geoordeeld, is geen vruchtgebruik ten behoeve van [gedaagde] gevestigd, waardoor [gedaagde] dus niet in die hoedanigheid een vorderingsrecht kan instellen. [gedaagde] heeft geen andere grondslag voor het aanleggen van de stroomvoorziening gesteld noch is hiervan gebleken. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
4.26.
Voor zover [gedaagde] de vordering onder X. heeft ingesteld in haar hoedanigheid van executeur, geldt dat zij vanwege hetgeen reeds onder rechtsoverweging 4.15. is overwogen niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Herstelwerkzaamheden (vordering onder XI)
4.27.
Partijen zijn bovendien in geschil over de uitvoering van een aantal werkzaamheden. De werkzaamheden zien op herstel van het toegangshek, enkele voegen, een ruitje en een toegangsdeur. Voor zover [gedaagde] vordert dat zij deze herstelwerkzaamheden in haar hoedanigheid van executeur mag laten uitvoeren op kosten van de nalatenschap, overweegt de rechtbank dat het uitvoeren van dergelijke herstelwerkzaamheden in beginsel niet tot de taak van een executeur behoren. De executeur dient de kosten te voldoen die ontstaan uit het feitelijk beheer dat zij over de nalatenschap voert tenzij er werkzaamheden zijn die geen uitstel kunnen dulden.
4.28.
De rechtbank overweegt dat uit de processtukken en de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling volgt dat partijen grotendeels gelijkluidende standpunten over de herstelwerkzaamheden innemen. Beide partijen hebben aangegeven dat de herstelwerkzaamheden aan het toegangshek noodzakelijk zijn en dat de overige werkzaamheden kunnen wachten. Nu partijen over en weer van mening zijn dat de herstelwerkzaamheden aan het toegangshek een hoge urgentie hebben, is de rechtbank van oordeel dat de executeur hiertoe opdracht kan verlenen en de kosten daarvan ten laste van de nalatenschap mag brengen als zijnde kosten die ontstaan uit het feitelijk beheer van de executeur en het voorkomen van verdere schade. De rechtbank zal daarom het mindere toewijzen en voor recht verklaren dat de executeur de herstelwerkzaamheden aan het toegangshek mag laten uitvoeren op kosten van de nalatenschap.
4.29.
Voor zover [gedaagde] de vordering tot het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden heeft ingesteld in haar hoedanigheid van vruchtgebruiker, aldus in persoon, geldt dat zij niet ontvankelijk zal worden verklaard. Zoals onder rechtsoverweging 4.5. is overwogen, is geen vruchtgebruik gevestigd en kan [gedaagde] dus niet als vruchtgebruiker worden aangemerkt.
Proceskosten (vordering onder XII)
4.30.
Indachtig wat is overwogen in r.o. 4.8 zal de rechtbank ook in reconventie de proceskosten compenseren.
Uitvoerbaarheid bij voorraad (in conventie én reconventie)
4.31.
Gegeven de aard van de uitgesproken veroordelingen, zal de rechtbank haar beslissingen niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [eiser] niet ontvankelijk in de vorderingen onder 1 en 5 voor zover deze tegen [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur zijn ingesteld;
5.2.
wijst de vorderingen voor het overige af;
in reconventie
5.3.
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in haar vorderingen onder I, II, III, IV en X voor zover zij deze heeft ingesteld in haar hoedanigheid van executeur;
5.4.
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in haar vorderingen onder V, IX en XI voor zover zij deze in persoon heeft ingesteld;
5.5.
verklaart voor recht dat [eiser] de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard;
5.6.
verklaart voor recht dat de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater door [eiser] , zoals verklaard bij akte nalatenschap van 11 april 2022 en ingeschreven in het boedelregister, nietig is;
5.7.
verklaart voor recht dat het vruchtgebruik, zoals erflater aan [gedaagde] in zijn testament heeft toegekend, nog gevestigd kan worden en niet is vervallen door het verstrijken van vijftien maanden sinds het overlijden van erflater;
5.8.
verklaart voor recht dat de taak van [gedaagde] als executeur thans nog niet is geëindigd;
5.9.
verklaart voor recht dat [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur bevoegd is een bedrag van € 700,00 aan [gedaagde] in privé te vergoeden ten laste van de nalatenschap van erflater;
5.10.
verklaart voor recht dat [gedaagde] in haar hoedanigheid van executeur de herstelwerkzaamheden aan het toegangshek mag laten uitvoeren op kosten van de nalatenschap;
5.11.
wijst de vorderingen voor het overige af;
in conventie en reconventie
5.12.
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2024.