ECLI:NL:RBGEL:2024:81

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
05.190834.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door rijden onder invloed van alcohol met overschrijding van de maximumsnelheid

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juli 2023 in Barneveld een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van ongeveer 100 km/u op de Scherpenzeelseweg, waar de maximumsnelheid 80 km/u was. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig, een Volkswagen Golf, en kwam op de verkeerde weghelft terecht, waar hij in botsing kwam met een Volkswagen Polo. De bestuurder van de Polo, een vrouw, overleed ter plaatse door de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar niet aan roekeloosheid, omdat er geen sprake was van een bewuste schending van de verkeersregels. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/190834-23
Datum uitspraak : 9 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [locatie] .
Raadsvrouw: mr. P.C. Smit, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld in de gemeente Barneveld, althans in
Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto,
Volkswagen Golf), komende uit de richting van Scherpenzeel, gaande in de richting
van Barneveld, daarmede rijdende over de weg de Scherpenzeelseweg en
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie, en/of
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd, en/of
terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto, Volkswagen Polo) reeds op korte
afstand was genaderd, en/of
terwijl zich op dat moment een bijrijder in dat voertuig (personenauto, Volkswagen
Golf) bevond,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was,
en/of daarbij en/of daarna de controle over het voertuig verloren heeft en/of in een
slip is geraakt, en/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, Volkswagen
Golf), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden,
waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Scherpenzeelseweg) heeft
gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde rijstrook van die weg (Scherpenzeelseweg) is terechtgekomen, en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen Polo),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede en/of
eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, en/of
terwijl hij op dat moment niet beschikte over zijn rijbewijs,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld in de gemeente Barneveld, als
bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen Golf), komende uit
de richting van Scherpenzeel, gaande in de richting van Barneveld, daarmede heeft
gereden over de weg de Scherpenzeelseweg en heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
daarbij en/of daarna de controle over het voertuig verloren heeft en/of in een slip is
geraakt en/of
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, Volkswagen
Golf), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden,
waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Scherpenzeelseweg) heeft
gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde rijstrook van die weg (Scherpenzeelseweg) is terechtgekomen,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Scherpenzeelseweg, welke weg uit gescheiden rijbanen bestond, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, immers reed hij toen en daar op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto, merk Volkswagen Golf), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,12 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld als bestuurder van een voertuig,
(personenauto, merk Volkswagen Golf), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij
verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik
van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk
besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Barneveld als degene van wie ingevolge artikel 164
van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een hem door het daartoe bevoegde
gezag in Polen, in elk geval buiten Nederland afgegeven rijbewijs en/of een
internationaal rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie het/de
vorenomschreven rijbewijs/rijbewijzen was/waren ingevorderd en aan wie dat/die
bewijs/bewijzen niet was/waren teruggegeven, op de weg, de Scherpenzeelseweg,
een motorrijtuig, (personenauto, merk Volkswagen Golf), van de categorie of
categorieën, waarvoor dat/die rijbewijs/rijbewijzen was/waren afgegeven, heeft
bestuurd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 juli 2023 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, Volkswagen Golf, op de Scherpenzeelseweg, komende uit de richting van Scherpenzeel en gaande in de richting van Barneveld. De ter plaatse geldende maximumsnelheid is 80 km/u. [2] Hij was op dat moment onder invloed van alcohol (1,12 milligram alcohol per milliliter bloed). Ook was het rijbewijs van verdachte op dat moment ingevorderd. [3] [persoon] zat als bijrijder in de Volkswagen Golf. Verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie. [4] Daarnaast werd zijn zicht niet belemmerd, beperkt of gehinderd. [slachtoffer] reed in tegenovergestelde richting op dezelfde weg. Ter hoogte van perceel nummer 83 verloor verdachte de macht over het stuur, waardoor slipsporen werden afgetekend op het wegdek. Hij kwam na deze slip met zijn voertuig terecht op de rijstrook voor verkeer in tegenovergestelde richting, waar [slachtoffer] met haar voertuig (een personenauto, Volkswagen Polo) op korte afstand was genaderd. Ter hoogte van nummer 79 is verdachte gebotst tegen de Volkswagen Polo. Hierdoor is [slachtoffer] ter plaatse overleden. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie is daarbij van mening dat verdachte roekeloos heeft gereden en gaat er daarbij onder meer vanuit dat verdachte direct voorafgaand aan het ongeval 87 km/u heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat geen sprake is geweest van roekeloos rijgedrag. De schuldgradatie ligt tussen aanmerkelijke en ernstige schuld in. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet bewust op de verkeerde weghelft is terechtgekomen. Dit was het gevolg van een slip. Het rijden met 92 tot 94 km/u onder invloed van minder dan 570 ug/l alcohol is niet voldoende om roekeloosheid aan te nemen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan zijn schuld te wijten
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Snelheid van het voertuig
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een zwartgekleurde personenauto met veel te hoge snelheid uit de richting van Scherpenzeel zag komen rijden. Door het opvallende rijgedrag keek hij deze auto na in de achteruitkijkspiegel en hij zag dat de bestuurder in de bocht de macht over het stuur verloor. [6]
Door de politie is onderzoek gedaan naar de botssnelheid en de snelheid waarmee verdachte heeft gereden kort voor de botsing. Op basis van de uitgevoerde analyse heeft verbalisant [verbalisant 1] geconstateerd dat de bestuurder van de Golf op 490 meter voor de ongevalslocatie door een wegkantsysteem werd geregistreerd met een snelheid van minimaal 105 km/u en maximaal
116 km/u op het tijdstip van 21:38:41 uur. De toegestane maximumsnelheid op die locatie betrof 80 km/u. [7]
De tellerbak van de Volkswagen Golf is gedemonteerd om de tellerstanden nader te kunnen onderzoeken. Hierbij werd een beschadiging op de wijzerplaat van de snelheidsmeter waargenomen. Deze beschadiging kwam overeen met de wijzerpunt, op het moment dat de wijzer ongeveer 101 km/u aangaf. Dit kan een indicatie van de snelheid van het voertuig op het moment van de botsing geven. Om de betrouwbaarheid van deze indicatie te bepalen, wordt getoetst aan vier criteria:
het voertuig moet een voornamelijk frontale botsing hebben gehad;
er moeten geen tekenen zijn van meerdere botsingen;
er moeten geen tekenen zijn dat het voertuig over de kop is gegaan;
er moet een duidelijke oorzaak van spanningsuitval worden gevonden, en de spanningsuitval moet onmiddellijk zijn geweest.
Uit de schade van het voertuig blijkt dat het voertuig voornamelijk een frontale botsing heeft gehad. Daarnaast zijn er geen tekenen van meerdere botsingen. Ook is het voertuig niet over de kop gegaan. Verder is het aannemelijk dat het voertuig door de botsing direct spanningsloos is geraakt, omdat de accu van het voertuig bij de botsing direct geraakt werd. Op basis van het voorgaande is de beschadiging op de wijzerplaat een betrouwbare indicatie van de botssnelheid.
De gecorrigeerde snelheid, vanwege de kleinere bandenmaat, was 100 km/u. De minimale snelheid was 87 km/u.
De conclusie is dat de indicatieve voorwaartse botssnelheid van het voertuig minimaal
87 km/h, maximaal 100 km/h was. De genoemde minimale en maximale snelheden zijn passend bij de uitloopafstanden van de voertuigen en het schadebeeld aan de voertuigen. De genoemde snelheden worden daarom betrouwbaar geacht. [8]
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de voormelde onderzoeksbevindingen, in samenhang bezien, worden aangenomen dat verdachte direct voorafgaand aan de botsing heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 km/u. Dit vindt ook ondersteuning in de waarneming van getuige [getuige] . Een snelheid van ongeveer 100 km/u is aanzienlijk harder dan de toegestane snelheid van 80 km/u.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, zoals hiervóór beschreven en vastgesteld, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Verdachte heeft onder invloed van alcohol aanzienlijk te hard gereden. Als gevolg hiervan is hij met zijn voertuig geslipt, op de linker weghelft terecht gekomen en tegen de Volkswagen Polo van [slachtoffer] gebotst.
Roekeloosheid
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid,
WVW. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige
feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de
buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het
leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
De verkeersregels
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan één van de in dit artikel (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten het overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid. Daarbij wordt door de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte op dat moment onder invloed was van 1,12 milligram alcohol per milliliter bloed, zijnde meer dan tweemaal de toegestane hoeveelheid. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 5a WVW genoemde ‘tegen de verkeersrichting inrijden’. Naar het oordeel van de rechtbank kan het op de andere weghelft geraken van het voertuig van verdachte niet hieronder worden geschaard. Verdachte is als gevolg van een slip op de verkeerde weghelft terecht gekomen. Dit is geen bewuste handeling van verdachte geweest.
b.
Ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden
in ogenschouw worden genomen. Verdachte heeft aanzienlijk te hard heeft gereden, namelijk ongeveer 100 km/u direct voorafgaand aan de botsing, terwijl hij op dat moment onder invloed was van alcohol. De rechtbank is echter van oordeel dat deze twee gedragingen, onder de gegeven omstandigheden. niet voldoende zijn om aan te nemen dat sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Dat betekent dat het verkeersgedrag van verdachte, dat tot het ongeval heeft geleid, niet kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee kan de zwaarste vorm van schuld aan dit ongeval, namelijk roekeloosheid, niet worden bewezen.
Conclusie
Het geheel van de gedragingen van verdachte brengt de rechtbank tot het conclusie dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden en [slachtoffer] is overleden. Het primair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, als na te melden.
Ten aanzien van feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 177-181;
- het Rapport alcohol en drugs in het verkeer van 7 augustus 2023, p. 182-183;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2023.
Ten aanzien van feit 3
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, p. 189;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair
hij op
of omstreeks29 juli 2023 te Barneveld in de gemeente Barneveld,
althans in
Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto,
Volkswagen Golf), komende uit de richting van Scherpenzeel, gaande in de richting
van Barneveld, daarmede rijdende over de weg de Scherpenzeelseweg
en
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig
, onoplettend en/of
onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie, en
/of
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd, en
/of
terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto, Volkswagen Polo) reeds op korte
afstand was genaderd, en
/of
terwijl zich op dat moment een bijrijder in dat voertuig (personenauto, Volkswagen
Golf) bevond,
heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur
, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was,
en
/ofdaarbij
en/of daarnade controle over het voertuig verloren heeft en
/ofin een
slip is geraakt, en
/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, Volkswagen
Golf),
naar links heeft gestuurd,naar links is gegaan en
/ofrechtdoor is gereden,
waarbij hij, verdachte niet het verloop van die weg (Scherpenzeelseweg) heeft
gevolgd en
/ofgeheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer
bestemde rijstrook van die weg (Scherpenzeelseweg) is terechtgekomen, en
/of
is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdat andere motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen Polo),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede
en/of
eerstelid van de Wegenverkeerswet 1994, en
/of
terwijl hij op dat moment niet beschikte over zijn rijbewijs,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
2.
primair
hij op
of omstreeks29 juli 2023 te Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto, merk Volkswagen Golf), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig
gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,12 milligram,
in elk gevalhoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3.
hij op of
omstreeks29 juli 2023 te Barneveld als degene van wie ingevolge artikel 164
van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een hem door het daartoe bevoegde
gezag in Polen
, in elk geval buiten Nederlandafgegeven rijbewijs
en/of een
internationaal rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie het/de
vorenomschreven rijbewijs/rijbewijzenwas
/wareningevorderd en aan wie dat
/die
bewijs
/bewijzenniet was
/warenteruggegeven, op de weg, de Scherpenzeelseweg,
een motorrijtuig, (personenauto, merk Volkswagen Golf), van de categorie of
categorieën, waarvoor dat
/dierijbewijs
/rijbewijzenwas
/warenafgegeven, heeft
bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet;
ten aanzien van feit 2 primair:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,12 milligram);
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden op te leggen, dan wel een gevangenisstraf van 3 maanden in combinatie met een taakstraf van 240 uren (uitgaande van omzetting van een deel van de gevangenisstraf, te weten 6 maanden, in een taakstraf van 240 uren). In het laatste geval heeft de raadsvrouw verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen en ten aanzien van feit 3 toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de uitgezeten gevangenisstraf in voorarrest. Daarnaast heeft zij verzocht om een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te “middelen” naar 2,5 jaar, conform de LOVS-oriëntatiepunten ingeval van aanmerkelijke of ernstige schuld.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt, terwijl zijn rijbewijs op dat moment ingevorderd was. Hij is na het gebruik van een forse hoeveelheid alcohol onder invloed gaan rijden en heeft de maximumsnelheid aanzienlijk overschreden. Verdachte is hierdoor de controle over de auto verloren, op de andere weghelft terechtgekomen en tegen de auto van mevrouw [slachtoffer] gebotst. Zij is door dit ongeval om het leven gekomen.
Door zijn gedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer grovelijk veronachtzaamd. Als gevolg hiervan is een nietsvermoedende tegenligger, mevrouw [slachtoffer] , komen te overlijden. Het gaat dan ook om een zeer ernstig feit, met onomkeerbare gevolgen. Het leed en gemis moet voor de nabestaanden en vrienden van mevrouw [slachtoffer] enorm zijn. Geen enkele straf zal dit voor hen kunnen verzachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (vergelijkbare) verkeersdelicten, zodat de rechtbank hiermee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden. Wel valt op dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd was in verband met een (forse) snelheidsovertreding, wat verdachte er niet van heeft weerhouden toch in de auto te stappen, waarna dit ongeval plaatsvond. Dergelijk verkeersgedrag baart de rechtbank zorgen.
Gelet op de ernst van de feiten, waarbij het zwaartepunt ligt bij het onder invloed van alcohol veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, is naar het oordeel van de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend. De door de verdediging bepleite mildere afdoening doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte geven hiertoe geen aanleiding. Integendeel, verdachte heeft er ter terechtzitting weinig blijk van gegeven verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen en de ernst daarvan in te zien.
Alles afwegende, en in aanmerking genomen de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, is naar het oordeel van de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank komt uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij uitgaat van een andere bewezenverklaring onder
feit 1.
Voor opheffing van de voorlopige hechtenis bestaat, gelet op het bepaalde in artikel 72, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen aanleiding.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de feiten, tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen moet volgen. Hiermee wordt niet alleen beoogd verdachte ervan te doordringen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig is voor andere verkeersdeelnemers, maar ook om andere verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag. De rechtbank acht een ontzegging voor de duur van 4 jaar passend en zal deze dan ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 8, 9, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2024.
Mr. K.A.M. van Hoof en mr. P. Verkroost zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023348127, gesloten op
2.Het proces-verbaal FO Verkeer, p. 129 en 156.
3.Het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 177-181, en het Rapport alcohol en drugs in het verkeer
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2023.
5.Het proces-verbaal FO Verkeer, p. 130 en 156.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 31.
7.Het proces-verbaal van FO Verkeer, p. 167 en 173.
8.Het proces-verbaal van FO Verkeer, p. 149, 150, 152.