ECLI:NL:RBGEL:2024:8092

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05.334370.23; 05.213819.23; 05.280037.23 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man wegens poging tot doodslag, zware mishandeling, bedreiging en vernieling met tbs en gevangenisstraf

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2023 in Nunspeet een conflict had met twee aangevers, waarbij hij hen met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft het beroep op noodweer(exces) van de verdachte verworpen, omdat de noodweersituatie al was geëindigd op het moment dat hij het mes gebruikte. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 jaar op, met daarnaast de maatregel van tbs met dwangverpleging, gezien de psychische kwetsbaarheid van de verdachte. De schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank rekening hield met de eigen schuld van de aangevers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en zware mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.334370.23; 05.213819.23; 05.280037.23 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 15 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] (Eritrea),
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats] .
raadsman: mr. S.A.S. Jansen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 05.334370.23:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen het linker (boven)been, althans het (onder)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen stekende bewegingen richting de buik, althans het (boven)lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten weten een snij-/steekwond aan de achterzijde van het linker bovenbeen met een lengte van circa 9 cm (waarbij de huid en het bindweefsel om de spier en/of ander weefsel doorbroken, dan wel beschadigd zijn) heeft toegebracht door
voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen het linker (boven)been, althans het (onder)lichaam, te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen het linker (boven)been, althans het (onder)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen stekende bewegingen richting de buik, althans het (boven)lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen de (linker)zij, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen stekende bewegingen richting het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in/op/tegen de (linker)zij, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen stekende bewegingen richting het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 05.213819.23:
hij op of omstreeks 25 augustus 2023 te Ermelo opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Gemeente Ermelo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder parketnummer 05.280037.23:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Ermelo [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, te wijzen naar en/of stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben een killer, ik maak je dood", althans woorden van gelijke strekking en/of aard.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05.334370.23 (feit 1 en feit 2) [1]
2.1
Inleiding
Op 15 december 2023 omstreeks 21:50 uur kreeg de politie van het Operationeel Centrum de opdracht om te gaan naar het station in Nunspeet waar een vechtpartij zou plaatsvinden die zou zijn overgegaan in een steekpartij. Er zouden minimaal drie personen ruzie hebben en zich hebben verplaatst vanaf het perron naar het stationsplein nabij [bedrijf] ' [bedrijf] '.
Nadat de politie ter plaatse was gekomen werden zij aangesproken door drie personen die zich meldden als getuigen. Deze getuigen vertelden dat op het perron een conflict ontstond tussen twee grote blanke jongens en een veel kleinere donkere jongen. De getuigen vertelden dat een van de blanke jongens uiteindelijk is gestoken in zijn bovenbeen en dat er bloed uit de wond kwam. Of de tweede jongen ook daadwerkelijk was geraakt wisten ze niet zeker.
Op aanwijzen van één van de getuigen werd de donkere jongen, zijnde verdachte, aangehouden nabij [bedrijf] . Hij had bloed aan zijn handen en vertelde dat in zijn linkermouw een mes zat, welk mes ook werd aangetroffen.
De politie kwam ter plaatse tevens in contact met aangever [slachtoffer 2] . Hij verklaarde dat hij zojuist gestoken was in zijn zij, maar bleek geen verwonding te hebben. Op aanwijzen van [slachtoffer 2] werd zijn vriend, aangever [slachtoffer 1] , uiteindelijk met een snij/steekwond aan de achterkant van zijn linker bovenbeen aangetroffen in een woning in Nunspeet. [slachtoffer 1] is met de ambulance naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Harderwijk gebracht. Op de eerste hulp werd een steekwond aan de achterzijde van het linker bovenbeen van 9x3,5 cm met daarnaast een kleinere verwonding van 1 cm gezien. De spier van het bovenbeen was beschadigd. Er waren geen tekenen van infectie, er was geen verlies van functie van het been, het gevoel van het been was intact en er waren geen aanwijzingen voor een slagaderlijke bloeding. De fascie (bindweefsellaag om de spier) en de huid zijn gehecht. [slachtoffer 1] heeft een Tetanus vaccinatie en pijnstilling gekregen. Hierna mocht hij naar huis. Tien dagen na het incident heeft een nacontrole in het ziekenhuis plaatsgevonden. Het beloop was ongecompliceerd.
2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2 primair. De officier van justitie heeft hierbij de verklaringen van aangevers als uitgangspunt genomen.
2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair. Ten aanzien van feit 1 primair ontbreekt het voorwaardelijk opzet van verdachte. Ook is van een aanmerkelijke kans op de dood geen sprake. Ten aanzien van feit 1 subsidiair en meer subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is of kan zijn van zwaar lichamelijk letsel, omdat de wond van aangever binnen een maand is hersteld.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair.
2.4
Beoordeling door de rechtbank
2.4.1
Betrouwbaarheid verklaringen aangevers
Verklaringen onafhankelijke getuigen
Na voornoemde melding over een vecht-/steekpartij gingen verbalisanten rond 21:50 uur naar het station in Nunspeet. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] vertelden ter plaatse aan verbalisant kort gezegd het volgende. Op het perron ontstond een conflict tussen minimaal drie personen waarbij het duidelijk twee tegen één was. Twee blanke jongens hadden ruzie met een donkere jongen. Op een gegeven moment belandde de donkere jongen op de grond, waarna hij meerdere trappen tegen zijn lichaam en tegen zijn hoofd kreeg van de andere jongens.
Getuige [getuige 4] zag op het station in Nunspeet een donkere jongen staan. Uit een treinstel kwam een grote blanke jongen lopen ( [slachtoffer 1] ). [getuige 4] hoorde [slachtoffer 1] de donkere jongen uitschelden voor zwarte aap en dergelijke woorden. Een tweede kleinere jongen ( [slachtoffer 2] ) voegde zich bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] liep naar de donkere jongen toe en gooide hem op de grond. Vervolgens trapte [slachtoffer 1] de donkere jongen in zijn gezicht en gooide hij een blikje bier in de richting van de donkere jongen. [getuige 4] zag dat, toen de donkere jongen weer half stond, [slachtoffer 2] een fiets tegen hem aangooide.
Getuige [getuige 5] zag, nadat een trein op het station in Nunspeet was aangekomen, dat twee grote blanke mannen de confrontatie zochten met een veel kleinere getinte man.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een grote blanke jongen uit de trein zag komen ( [slachtoffer 1] ) en dat een man kwam aanfietsen op het station ( [slachtoffer 2] ). [getuige 3] zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het vechten waren met een kleinere donkere man. [slachtoffer 1] was onder andere aan het schoppen. De donkere man werd door [slachtoffer 1] tegen een bankje aangegooid en hierna viel hij op de grond. [getuige 3] zag dat [slachtoffer 1] een schoppende beweging maakte naar de donkere man.
Getuige [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij zag dat de grootste van de twee Nederlandse mannen ( [slachtoffer 1] ), een halve liter blik bier in de richting van de donkere jongen gooide. Vervolgens gaf de grootste van de twee de donkere jongen een harde duw, waardoor hij viel. Beide Nederlandse mannen begonnen de donkere jongen te trappen tegen zijn lichaam. De grootste van de twee Nederlandse mannen schopte, met de bovenkant van zijn schoen en met kracht, tegen het hoofd van de donkere jongen. De donkere jongen is ongeveer vier keer getrapt. Daarna liepen de twee Nederlandse mannen ineens weg.
Verklaringen van aangevers
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden aangifte gedaan van poging tot doodslag. Beide aangevers hebben, in tegenstelling tot de vijf hiervoor genoemde onafhankelijke getuigen, niet (volledig) verklaard over de aanleiding van het incident en hun eigen aanzienlijke aandeel daarin. Volgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zou verdachte hen hebben aangevallen en zij zouden zich slechts hebben verdedigd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar en zal deze verklaringen daarom ook niet voor het bewijs gebruiken.
2.4.2
Feit 1 primair: vrijspraak poging doodslag [slachtoffer 1]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij op 15 december 2023 in de buurt van het station in Nunspeet zag dat een getinte man stekende of stompende bewegingen maakte richting een blanke man. Toen de blanke man opstond zag zij een plas bloed liggen. [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de eerste man die hem duwde en die op de grond viel met het mes dat bij hem werd aangetroffen heeft geraakt. Hij weet niet meer precies waar, maar hij dacht in zijn been. [3] Verder heeft verdachte verklaard dat de eerste beweging met het mes richting de eerste persoon mis was. [4] Ter zitting heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat het mogelijk is dat hij de eerste man (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] ), toen hij hem achterna zat, meermalen met het mes heeft geprobeerd te raken. [5]
Letsel [slachtoffer 1]
Uit de forensisch medische letselrapportage blijkt dat bij [slachtoffer 1] sprake is van een wond van ongeveer 9 centimeter. In dit geval is niet vast te stellen of het gaat om een snij- of steekverwonding. Het betreft een wond aan de achterzijde van het linker bovenbeen, net boven de knieholte, waarbij een scherprandige verwonding tot in de spierlaag is gezien. Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor schade aan de zenuwen van het been, wordt verwacht dat de geschatte genezingsduur 1 maand zal zijn. De kans op overlijden bij deze verwonding is nagenoeg 0%. De meest nabijgelegen structuren zijn de slagader van het been en de zenuwen. Bij het snijden/steken op die hoogte aan de achterzijde van het been is de kans op het beschadigen van de slagader aanwezig. Indien deze slagader wordt beschadigd is acuut medisch ingrijpen noodzakelijk. Beschadiging van aan de achterzijde van het been lopende zenuwen kan ook leiden tot uitval van de motoriek en/of het gevoel aan het been direct onder de beschadiging. [6]
Voorwaardelijk opzet op de dood?
Om te spreken van een poging doodslag dient het opzet van verdachte gericht te zijn op het doden van verdachte. Niet kan worden bewezen dat de primaire bedoeling van verdachte is geweest om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Van “vol” opzet is daarom geen sprake. Vervolgens is de vraag of verdachte opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad, dat hij aldus bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zou intreden. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans, is niet alleen vereist dat hij wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Eén steek/snijwond in het been
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft geraakt in zijn bovenbeen net boven de knieholte en dat verdachte op enig moment met een mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden.
Aan de achterzijde van het bovenbeen boven de knie bevindt zich een slagader. Uit de medische informatie blijkt dat bij snijden/steken op die hoogte aan de achterzijde van het been de kans op het beschadigen van de slagader aanwezig is. Als deze slagader wordt beschadigd is acuut medisch ingrijpen noodzakelijk. Ook kan beschadiging van aan de achterzijde van het been lopende zenuwen leiden tot uitval van de motoriek en/of het gevoel aan het been direct onder de beschadiging. Dit hangt echter af van de aard van de steekwond.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval de enkele messteek in het bovenbeen, niet van dien aard is dat daardoor een aanmerkelijke kans op de dood heeft bestaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de forensisch arts niet meer kon vaststellen hoe diep de snij/steekverwonding is. Ook blijkt niet uit de beschikbare medische informatie hoe ver deze verwonding daadwerkelijk verwijderd is van de slagader.
Stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1]
Daarnaast kan op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . Op basis van de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte kan de rechtbank echter niet vaststellen in welke richting, op welke afstand en met hoeveel kracht verdachte [slachtoffer 1] heeft proberen te steken. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het maken van stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] onvoldoende specifiek is waardoor reeds om die reden niet van een poging tot doodslag gesproken kan worden. Niet kan worden vastgesteld of de stekende bewegingen van dien aard waren dat daarmee een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] in het leven werd geroepen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
2.4.3
Feit 1 subsidiair: vrijspraak zware mishandeling [slachtoffer 1]
De rechtbank dient ten aanzien van het subsidiair ten late gelegde de vraag te beantwoorden of het letsel van verdachte gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang zijn.
De rechtbank overweegt dat het letsel van [slachtoffer 1] in dit geval weliswaar akelig was, maar dat de noodzakelijke medische behandeling (hechtingen) beperkt van aard was en dat sprake was van een beperkte genezingsduur van één maand. Daarom merkt de rechtbank dit letsel niet aan als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
2.4.4
Feit 1, meer subsidiair: bewezenverklaring poging zware mishandeling [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de kans dat [slachtoffer 1] door de gedragingen - het steken/snijden met een mes in het been en het maken van stekende bewegingen in de richting van het lichaam - zwaar lichamelijk letsel zou oplopen daarentegen naar algemene ervaringsregels wél aanmerkelijk.
Een messteek in het bovenbeen brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich mee dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Uit de medische informatie blijkt immers, zoals hiervoor is beschreven, dat als de zenuwen in het bovenbeen worden geraakt de motoriek en/of het gevoel in het been direct onder de beschadiging kunnen uitvallen.
De gedraging van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
2.4.5
Feit 2 primair: bewezenverklaring poging doodslag [slachtoffer 2]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 15 december 2023 in de buurt van het station in Nunspeet zag dat een tweede blanke man die aankwam op een fiets ( [slachtoffer 2] ) uitgleed en dat een donkere jongen slaande of stekende bewegingen maakte in zijn richting. [7]
Verbalisanten hebben verdachte op 15 december 2023 aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering troffen verbalisanten een mes aan in de linker mouw van verdachte. [8] Verbalisant zag dat het bij verdachte inbeslaggenomen mes een zilverkleurig knipmes betrof. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft foto’s gemaakt van de schade aan de winterjas, hoodie en het poloshirt van aangever [slachtoffer 2] . Daarop is aan de achterzijde van de jas, hoodie en poloshirt een scheur/schade zichtbaar. De beschadiging zit telkens op dezelfde plek, aan de linkerkant onder de oksel, ter hoogte van de ribbenkast. [10]
Het NFI heeft vezel- en textielonderzoek uitgevoerd naar aanleiding van het steekincident in Nunspeet op 15 december 2023. Het NFI heeft het knipmes, de jas, de hoodie en het poloshirt onderzocht. Na vergelijkend vezelonderzoek bleken de groene kunstvezels afkomstig uit de jas en drie van de vijf katoenvezels afkomstig uit de hoodie overeen te komen met vezelsporen die zijn aangetroffen op het mes. De resultaten van het vergelijkend vezelonderzoek zijn veel waarschijnlijker (100-10.000) wanneer de vezelsporen aangetroffen op het mes deels afkomstig zijn uit de kleding dan wanneer de vezelsporen aangetroffen op het mes afkomstig zijn uit willekeurige andere textiele materialen. [11]
De rechtbank concludeert naar aanleiding van voorgaande zeldzaamheidswaarde dat de schade aan de jas, de hoodie en het poloshirt van [slachtoffer 2] is veroorzaakt door het mes van verdachte.
Voorwaardelijk opzet op de dood?
Niet kan worden bewezen dat de primaire bedoeling van verdachte is geweest om [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Van “vol” opzet is daarom geen sprake. Vervolgens is de vraag of verdachte opzet in voorwaardelijke zin heeft gehad, dat hij aldus bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 2] heeft aanvaard.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte [slachtoffer 2] met een mes ter hoogte van de linker long heeft geraakt in zijn jas, hoodie en shirt. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam veel vitale organen bevinden, waaronder de longen. Het steken met een mes in de richting van de longen levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Die wetenschap mag bij een ieder - en dus ook bij verdachte - als bekend worden verondersteld. Door zich desondanks toch schuldig te maken aan dit handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden bewust aanvaard. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Parketnummer 05.213819.23 [12]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 6;
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 5] namens gemeente Ermelo, p. 17;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6], p. 23;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28.
Parketnummer 05.280037.23 [13]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 5-6;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 9-10;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 44.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder parketnummer 05.334370.23 feit 1 meer subsidiair en feit 2 primair en het tenlastegelegde onder parketnummers 05.213819.23 en 05.280037.23 heeft begaan, te weten dat:
05.334370.23
1.
hij op
of omstreeks15 december 2023 te Nunspeet
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [slachtoffer 1] met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een
keerof meerdere malenin
/op/tegenhet linker (boven)been
, althans het (onder)lichaam,heeft gestoken
en/of gesneden en
/of
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een of meerdere malen stekende bewegingen richting
de buik, althanshet
(boven)lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks15 december 2023 te Nunspeet
, althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 2] met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een
keerof meerdere malenin/op/tegen de
(linker
)zij
, althans het (boven)lichaam,heeft gestoken
en/of gesneden
en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen stekende bewegingen richting het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
05.213819.23
hij op
of omstreeks25 augustus 2023 te Ermelo opzettelijk en wederrechtelijk een raam
, in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan de Gemeente Ermelo
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
05.280037.23
hij op
of omstreeks28 september 2023 te Ermelo [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,te wijzen naar
en/of stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/ofdreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben een killer, ik maak je dood"
, althans woorden van gelijke strekking en/of aard.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05.334370.23
feit 1, meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling
feit 2, primair:
poging tot doodslag
05.213819.23:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
05.280037.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte

Noodweer(exces)?
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 en 2 onder parketnummer 05.334370.23 een beroep gedaan op noodweer(exces). Volgens de verdediging heeft verdachte zich verdedigd met het mes tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam door toedoen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (aangevers). [slachtoffer 1] heeft een blik bier tegen verdachte aangegooid en hem geduwd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verdachte vervolgens samen geslagen en toen hij op de grond lag hebben ze hem getrapt. Ook heeft [slachtoffer 2] een fiets tegen verdachte aangegooid en is op enig moment door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onderling besproken dat een vuurwapen moest worden gehaald.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer(exces) dient te worden verworpen nu geen sprake meer was van een noodweersituatie op het moment dat verdachte het mes gebruikte.
De rechtbank stelt de volgende omstandigheden vast.
Gelet op de inhoud van diverse onafhankelijke getuigenverklaringen werd verdachte ’s avonds op het station in Nunspeet door de fysiek een stuk grotere [slachtoffer 1] en door [slachtoffer 2] racistisch bejegend en geduwd en viel hij vervolgens op de grond. Toen verdachte op de grond lag werd hij meerdere keren geschopt door aangevers, waaronder tegen zijn hoofd. Kort hierna renden aangevers plotseling weg omdat verdachte een mes trok. Uit zowel de getuigenverklaringen als een door één van de getuigen ( [getuige 1] ) gemaakte video blijkt dat verdachte vervolgens enige tijd en over een afstand van meerdere meters achter de vluchtende aangevers aangaat. Uit getuigenverklaringen blijkt voorts dat verdachte het mes wanneer een van de aangevers op de grond valt ook gebruikt. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij boos was en aangevers wilde terugpakken omdat ze hem zonder reden hadden aangevallen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangevers worden gekwalificeerd als een wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte (noodweersituatie) waartegen hij zich mocht verdedigen. De noodweersituatie was echter al geëindigd op de momenten dat verdachte het mes jegens aangevers gebruikte. Op het moment dat verdachte, terwijl hij op de grond lag een mes trok, renden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] direct weg. Verdachte heeft hen vervolgens een tijdje met het mes achtervolgd en heeft het mes uiteindelijk tegen hen gebruikt, ook nadat [slachtoffer 1] op de grond was gevallen. Zijn handelingen waren vanaf het moment dat hij de vluchtende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achtervolgde in de kern niet langer verdedigend maar juist aanvallend te noemen. Reeds om die reden kan het beroep op noodweer(exces) niet slagen, omdat geen sprake was van een
ogenblikkelijkewederrechtelijke aanranding.
Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
Putatief noodweer?
De verdediging heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verdachte verschoonbaar zou hebben gedwaald over de mogelijke aanwezigheid van een vuurwapen bij één van beide aangevers. Verdachte heeft hier zelf helemaal niets over verklaard.
Ook het beroep op putatief noodweer wordt om die reden verworpen.
Gelet op het voorgaande zijn de laste gelegde feiten strafbaar. Ook is de verdachte strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een straf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd. Daarbij heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het rapport van de psychiater onzorgvuldig is en dat er onvoldoende onderbouwing is om de maatregel tbs met dwangverpleging aan verdachte op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Pro Justitia rapportages
Bij de stukken bevindt zich een psychiatrische rapportage van drs. J.M. Stoops (forensisch psychiater) van 23 oktober 2024. Verder bevindt zich in het dossier een psychologische rapportage van N. van der Weegen (GZ-psycholoog) van 7 oktober 2024.
Verdachte heeft beperkt meegewerkt aan het psychiatrische onderzoek. Lopende het onderzoek nam verdachte een weigerachtige houding aan.
In de biografische anamnese staat over de achtergrond van verdachte dat hij is opgegroeid in Eritrea. Het leven in Eritrea ervoer hij als moeilijk en hij is dat land, in de hoop op een betere toekomst in Europa, ontvlucht. Via Ethiopië, Soedan en Libië wist hij Europa te bereiken om uiteindelijk op 17-jarige leeftijd, alleen, in Nederland te arriveren. Tijdens de reis zou hij verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt waarover hij niet lijkt te willen/kunnen praten. In Nederland kreeg verdachte steeds meer problemen, waaronder financiële problemen. Pogingen om in Nederland te integreren slaagden niet. Rond 2019 lijkt verdachte – zeer wel mogelijk getriggerd door stress en middelengebruik – psychotisch te zijn geworden. Hij ontwikkelde paranoïde- en grootheidswanen, waarbij hij zich als belangrijke persoon, een ster, door grote bedrijven in de gaten gehouden, gevolgd en beïnvloed waant. De financiële problemen leidden er onder meer toe dat verdachte in 2020 uit zijn huis wordt gezet en op straat belandt.
De psychiater heeft vastgesteld dat bij verdachte psychotische kwetsbaarheid in het kader van schizofrenie bestaat. Daarbij is sprake van gebruik van cannabis en alcohol (in remissie door detentie). Het middelengebruik lijkt een nauwe relatie tot de psychotische kwetsbaarheid te hebben, in die zin dat het zowel een spanningsregulerende functie (zelfmedicatie) als een psychoseluxerend effect heeft. Deze gediagnosticeerde stoornis was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde ook aan de orde. Ten aanzien van feit 1 en 2 onder parketnummer 05.334370.23 verkeerde verdachte in een psychotische toestand. Van een evident psychotisch motief voor zijn agressieve reactie lijkt geen sprake te zijn geweest. Wel was hij vanuit de psychotische toestand onderliggend angstig. Uit de feiten en omstandigheden ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder parketnummers 05.213819.23 en 05.280037.23 komen aanwijzingen naar voren dat verdachte destijds ook gebukt ging onder psychotische belevingen. De psychiater adviseert, gelet op het voorgaande, om alle tenlastegelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Verder schat de psychiater in dat bij het uitblijven van adequate hulp en behandeling het risico op recidive van agressieve reacties hoog zal zijn. Buiten detentie zal verdachte waarschijnlijk wederom geconfronteerd worden met zijn instabiele situatie (geen onderdak, geen dagbesteding, geen uitkering, een zeer beperkt sociaal netwerk, het niet machtig zijn van de Nederlandse taal en geen permanente verblijfstatus). Daarnaast is verdachte zorgmijdend door achterdocht en gebrek aan ziekte-inzicht. De psychiater benoemt dat resocialisatie en integratie in het geval van verdachte nodig is, en dat deze hulpbehoefte verder strekt dan de mogelijkheden van de reguliere GGZ (dit blijkt ook na overleg met de geneesheer directeur van de regionale GGZ). Een Zorgmachtiging zou onvoldoende mogelijkheden bieden om de risico’s af te wenden. De psychiater stelt dat professionele behandeling en begeleiding in verband met psychotische stoornis/schizofrenie van verdachte belangrijk is. De psychiater adviseert hiertoe oplegging van tbs met verpleging van overheidswege.
De psycholoog heeft geen advies uitgebracht, omdat verdachte weigerde mee te werken met het psychologisch onderzoek. Verdachte maakte aan de psycholoog nog wel kenbaar geen hulp te willen en vrij te willen zijn.
De reclassering heeft in haar rapport van 17 oktober 2024 geadviseerd om in lijn met het voornemen van het NIFP onderzoek te doen naar de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging of tbs met voorwaarden.
Toerekeningsvatbaarheid
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd acht de rechtbank het advies van de psychiater zorgvuldig en goed gemotiveerd. De rechtbank neemt het advies van de psychiater over, waardoor de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zal verklaren ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten.
Straf en maatregel
Ten aanzien van de strafmodaliteit ziet de rechtbank zich voor een dilemma gesteld. Het (kaal) afstraffen van verdachte is geen optie gelet op het recidiverisico, de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de vastgestelde stoornis. Een behandeling in een voorwaardelijk kader (een voorwaardelijke gevangenisstraf of een tbs met voorwaarden) is geen optie bij gebrek aan ziektebesef en motivatie bij verdachte; de vereiste medewerking voor een dergelijke voorwaardelijke maatregel ontbreekt dus. Niet meewerken aan de voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, kan alleen leiden tot het uitzitten van die straf waarna verdachte ook onbehandeld weer buiten komt. Dat is onwenselijk.
Ook het verlenen van een zorgmachtiging acht de rechtbank niet passend gelet op hetgeen de psychiater hierover in haar advies heeft opgemerkt. De mogelijkheden voor behandeling in het kader van een zorgmachtiging zijn met een geneesheer-directeur van een GGZ instelling uit de regio van herkomst besproken. De conclusie van dit gesprek, dat plaatsvond op 22 mei 2024 luidde dat een zorgmachtiging onvoldoende mogelijkheden zou bieden om risico’s af te wenden. Dit had te maken met de marginale inbedding in de maatschappij van verdachte en zijn niet-permanente verblijfsstatus. De reguliere GGZ heeft onvoldoende mogelijkheden om in deze situatie voor verdachte een toereikend resocialisatietraject, dat cruciaal is voor een adequate behandeling, uit te zetten. Behandeling ter voorkoming van recidive is echter wel noodzakelijk. Dit betekent dat alleen de maatregel van tbs met dwangverpleging overblijft. Dit is een verstrekkende en ingrijpende maatregel, maar noodzakelijk gezien de ernst van met name de onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair bewezenverklaarde feiten van parketnummer 05.334370.23 en de ernst van de stoornis. Een minder ingrijpend middel is gelet op het voorgaande helaas niet mogelijk.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van tbs is voldaan. De rechtbank stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair bewezenverklaarde feiten van parketnummer 05.334370.23 zijn misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarvoor tbs mogelijk is. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de tbs-maatregel. De bewezenverklaarde feiten onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair van parketnummer 05.334370.23, zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de tbs-maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Naast het opleggen van tbs met dwangverpleging, acht de rechtbank ook oplegging van een gevangenisstraf een passende sanctie. Verdachte is immers niet volledig ontoerekeningsvatbaar en dus deels wel strafbaar. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van feit 1 meer subsidiair en feit 2 primair van parketnummer 05.334370.23 alleen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 1 jaar passend en geboden. Het voorarrest zal op deze straf in mindering worden gebracht. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank rekening houdt met een fors eigen aandeel van aangevers.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

05.334370.23
Feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 385,- aan materiële schade in verband met kosten voor het eigen risico en € 5.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan materiële schade in verband met kapotte kleding en € 2.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in het materiële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu dit deel onvoldoende onderbouwd is. De immateriële schade kan tot een bedrag van € 1.000,- worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hierbij heeft de officier van justitie verwezen naar de letsellijst, categorie 1, van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Voor het overige deel aan materiële en immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraken, primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van beide benadeelde partijen afgewezen dienen te worden dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard of dat de hoogte van de vorderingen gematigd dienen te worden vanwege de grote mate van eigen schuld.
Specifiek ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] is aangevoerd dat de materiële schade onvoldoende onderbouwd is en dat bij de immateriële schade geen vergelijkbare uitspraak is genoemd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is aangevoerd dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat het eigen risico door het strafbare feit is opgemaakt. Het is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk of er niet al eerder in dat jaar gedeeltelijk of volledig aanspraak is gemaakt op het eigen risico. De schadepost ‘eigen risico’ is daarmee onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 meer subsidiair heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast brengt de aard van de normschending met zich mee dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat de benadeelde op andere wijze in de persoon is aangetast. Dit is gedeeltelijk aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van
€ 1.000.- vaststellen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de ingediende schadepost die ziet op beschadigde kleding niet is onderbouwd met stukken. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en de schade begroten op € 150,-. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 2 primair is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat nadelige gevolgen zo voor dat hand liggen dat van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Dit is gedeeltelijk aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 500,- vaststellen.
Eigen schuld
Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre eigen schuld van de benadeelde partijen (aangevers) leiden tot vermindering van de schadevergoedingsplicht, moet eerst worden beoordeeld in welke mate de gedragingen van de aangevers aan het ontstaan van de schade hebben bijgedragen (de causaliteitsafweging). Uit het dossier volgt dat de aangevers de confrontatie met verdachte hebben opgezocht en hem racistisch hebben bejegend. Meerdere onafhankelijke getuigen hebben aangevers aangewezen als degenen die de confrontatie hebben opgezocht, terwijl daar geen aanleiding voor was. Nadat verdachte op de grond terecht kwam door een duw van een van de aangevers, hebben aangevers verdachte meerdere keren geschopt, waaronder tegen het hoofd. Verdachte heeft naar aanleiding van de aanval van aangevers verhaal willen halen op aangevers en is met een mes achter hen aangegaan en heeft één van de aangevers daarmee verwond en de ander proberen te verwonden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze omstandigheden mede worden toegerekend aan de aangevers en hebben zij bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, na de causaliteitsverdeling op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de bijdrage aan het ontstaan van de schade voor 70% voor rekening van aangevers komt en voor 30% voor rekening van verdachte komt.
Bij toepassing van de billijkheidscorrectie uit artikel 6:101 BW komt de mate van verwijtbaarheid van aangevers en van verdachte aan de orde. De toepassing van de billijkheidscorrectie leidt niet tot een andere verdeling. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende verdeling van de schade:
- ten aanzien van [slachtoffer 1] € 300,- (30% van € 1.000,-); en
- ten aanzien van [slachtoffer 2] € 195,- (30% van € 650,-).
Verdachte is vanaf 15 december 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot schadevergoeding.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Proceskosten
Naar het oordeel van de rechtbank is het, gelet op voorgaande overwegingen met betrekking tot eigen schuld, redelijk dat de benadeelde partijen en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 287, 302, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 1 primair en subsidiair;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 van parketnummer 05.334370.23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 300,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 300,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 2 van parketnummer 05.334370.23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 45,- aan materiële schade en € 150,- aan immateriële, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van in totaal € 195,- aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2024.
mr. G.L.C. van den Bosch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023577864, gesloten op 11 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 145-146.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 55.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 november 2024.
6.Forensisch medische letselrapportage, p. 241-243.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 149.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
9.Proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, p. 196.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 184 en p. 186-191.
11.Vezel- en textielonderzoek NFI, p. 255-264.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023389400, gesloten op 28 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023462827, gesloten op 1 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.