ECLI:NL:RBGEL:2024:8066

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
437772
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onbevoegdheid in civiele procedure tussen Form International B.V. en Sustainable Forestry Investments B.V.

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 20 november 2024 een beslissing genomen in een incident tot onbevoegdheid. De zaak betreft een geschil tussen Form International B.V. (hierna: Form International), eiseres in de hoofdzaak, en Sustainable Forestry Investments B.V. (hierna: SFI), gedaagde in de hoofdzaak. SFI heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Form International, specifiek de eerste twee deelvorderingen, en deze verwijst naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle. SFI baseert haar vordering op een forumkeuze die zou zijn opgenomen in een overeenkomst tussen partijen, waarin de rechtbank Zwolle-Lelystad als bevoegde rechter is aangewezen.

Form International heeft verweer gevoerd en betoogd dat de rechtbank Gelderland bevoegd is, omdat de rechtbank Zwolle-Lelystad niet meer bestaat en er geen duidelijke forumkeuze is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste twee deelvorderingen inderdaad gebaseerd zijn op een overeenkomst met een forumkeuze, maar dat deze forumkeuze niet meer van toepassing is gezien de herstructurering van de rechtbanken. De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is ten aanzien van de eerste twee deelvorderingen, maar bevoegd is voor de overige deelvorderingen op basis van de hoofdregel van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van SFI afgewezen en SFI veroordeeld in de proceskosten van het incident. Tevens is een mondelinge behandeling bevolen om verdere inlichtingen te verkrijgen en de stellingen van partijen nader te onderbouwen. De rechtbank heeft benadrukt dat bij niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling, de rechtbank daaruit de nodige gevolgtrekkingen kan maken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/437772 / HZ ZA 24-222
Vonnis in het incident van 20 november 2024
in de zaak van
FORM INTERNATIONAL B.V.,
te Hattem,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. L.M. Goeree,
tegen
SUSTAINABLE FORESTRY INVESTMENTS B.V.,
te Hattem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna Form International en SFI worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord,
- conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid,
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Het geschil

in het incident tot onbevoegdheid
2.1.
SFI vordert – samengevat – bij incident dat de rechtbank bij vonnis zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het in de dagvaarding door Form International gevorderde, ten minste ten aanzien van deelvorderingen 1 en 2 en de vorderingen van Form International te verwijzen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
2.2.
SFI legt aan haar incidentele vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. De vordering van Form International tot veroordeling van SFI tot betaling van € 586.850,00 bestaat uit acht deelvorderingen. De eerste twee deelvorderingen zijn gebaseerd op een overeenkomst waarin een exclusieve forumkeuze is opgenomen voor de rechtbank Zwolle-Lelystad, zodat die rechtbank uitsluitend bevoegd is om kennis te nemen van die twee deelvorderingen. Dit betekent dat deze rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren ten aanzien van de eerste twee deelvorderingen en deze te verwijzen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
Ten aanzien van de overige deelvorderingen drie tot en met acht stelt SFI zich op het standpunt dat er geen schriftelijke overeenkomst met forumkeuze bestaat. Omdat de deelvorderingen zodanig nauw met elkaar verweven zijn, vordert SFI ook verwijzing van deze vorderingen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle. SFI refereert zich aan het oordeel van deze rechtbank of de overige vorderingen drie tot en met acht tevens dienen te worden verwezen of achter dienen te blijven bij deze rechtbank.
2.3.
Form International voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door SFI opgeworpen bevoegdheidsincident. Daaraan legt Form International ten grondslag dat deze rechtbank bevoegd is, omdat het forumkeuzebeding volgens Form International buiten toepassing dient te worden gelaten. In het forumkeuzebeding is namelijk de rechtbank Zwolle-Lelystad opgenomen, maar die bestaat niet meer. De rechtbank Zwolle-Lelystad is verdeeld over de rechtbanken Overijssel (locatie Zwolle) en Midden-Nederland (locaties Almere en Lelystad). Het is niet duidelijk waarom de rechtbank Overijssel (locatie Zwolle) in dit geval bevoegd zou zijn. Nu een duidelijke forumkeuze ontbreekt, zal aangeknoopt moeten worden bij de hoofdregel van artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), zodat deze rechtbank bevoegd is.
Daarnaast is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat SFI een beroep op de forumkeuze doet, omdat het belang bij het gevolg geven aan het forumkeuzebeding ontbreekt. Form International verwijst naar een gelijke casus van de rechtbank Rotterdam op 11 april 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BW1963).
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident tot onbevoegdheid

3.1.
De rechtbank constateert dat aan de eerste twee deelvorderingen een overeenkomst (“Confirmation of Assignment”) ten grondslag ligt waaraan twee annexen zijn verbonden (annex 1 met de “Terms of Reference en annex 2 met de “General Conditions of Form International B.V.”). In artikel 15 van de annex 2 is het volgende forumkeuzebeding opgenomen:
General Conditions of Form international B.V.
(…)
Article 15: Applicable law and choice of forum
All disputes that arise between parties – after amicable settlement proved to be impossible – will be brought before the court in Zwolle-Lelystad, The Netherlands.”
3.2.
Tussen partijen staat gelet op het voorgaande niet ter discussie dat ten aanzien van de eerste twee deelvorderingen sprake is van een forumkeuze. Uit artikel 108 lid 1 Rv volgt dat de volgens een forumkeuze bevoegde rechter in beginsel bij uitsluiting bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. In het onderhavige geval is de volgens de forumkeuze aangewezen rechtbank de rechtbank Zwolle-Lelystad.
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is ten aanzien van de eerste twee deelvorderingen deze rechtbank in beginsel onbevoegd. Ten aanzien van het overige gedeelte van de vorderingen (deelvordering drie tot en met acht) is deze rechtbank bevoegd op grond van de hoofdregel van artikel 99 Rv gelet op de vestigingsplaats van SFI.
3.4.
Bij die stand van zaken rijst de vraag wat het belang is van SFI bij een gedeeltelijke onbevoegdverklaring en verwijzing. Form International verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BW1963), waarin is geoordeeld dat het belang van een partij bij berechting van het geschil door de afgesproken rechter wordt verondersteld. Dit kan anders zijn als het gevolg van naleving van die partijafspraak ertoe leidt dat de procedure wordt opgeknipt, in die zin dat een deel van het geschil voor de ene rechter en een deel van het geschil voor de andere rechter moet worden behandeld. Dat ligt nog meer voor de hand als de deelvorderingen samenhang vertonen. Dat doet zich hier voor. Die samenhang blijkt uit de dagvaarding waarin Form International stelt dat tussen haar en SFI sprake is van een overeenkomst van opdracht op grond waarvan (deel)opdrachten zijn verstrekt aan Form International die ten grondslag liggen aan de onderhavige gevorderde deelvorderingen. Bovendien heeft SFI nog uitdrukkelijk in de onderhavige incidentele vordering gewezen op het feit dat de deelvorderingen zodanig nauw met elkaar zijn verweven. Gelet daarop mocht van SFI verwacht worden dat zij in zou gaan op het belang bij gedeeltelijke verwijzing. Dat heeft zij niet gedaan. SFI heeft slechts volstaan met de stelling dat de rechtbank Zwolle-Lelystad bevoegd is. Terecht wordt door Form International aangevoerd dat de rechtbank Zwolle-Lelystad niet bestaat. Enerzijds valt de rechtbank Zwolle onder het arrondissement van de rechtbank Overijssel en anderzijds valt de rechtbank Lelystad onder het arrondissement van de rechtbank Midden-Nederland. SFI heeft daarbij niet betoogd waarom in het bijzonder verwijzing dient plaats te vinden naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
3.5.
Nu het belang bij een gedeeltelijke verwijzing ontbreekt, is voor een gedeeltelijke verwijzing van de deelvorderingen geen plaats. De rechtbank ziet daarnaast ook geen aanleiding om zich onbevoegd te verklaren ten aanzien van alle deelvorderingen en deze te verwijzen. Zonder een dergelijke motivering, die ontbreekt, kan de rechtbank immers niet beslissen welke rechtbank van de niet meer bestaande rechtbank Zwolle-Lelystad bevoegd is, zodat ook de incidentele vordering tot gehele onbevoegdheid en verwijzing zal worden afgewezen.
Proceskosten in het incident
3.6.
SFI zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de kant van Form International op € 3.502,00 aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief € 3.502,00).
De hoofdzaak
3.7.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.8.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden acht.
3.9.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de advocaten van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
3.10.
Tijdens of na de mondelinge behandeling kan de rechtbank direct mondeling uitspraak doen.
3.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt SFI in de proceskosten van het incident, aan de zijde van Form International begroot op € 3.502,00,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 4.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
beveelt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door mr. P.F.A. Bierbooms, in het gerechtsgebouw te Zutphen, Martinetsingel 2, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
4.5.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 december 2024 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
januaritot en met
april, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
4.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
4.8.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.9.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling
90 minutenzal worden uitgetrokken,
4.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
AK/PB