ECLI:NL:RBGEL:2024:8038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
05.097389.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van partner en mishandeling van kind met gebruik van geweld

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn partner en mishandeling van zijn kind. De feiten vonden plaats op 9 april 2023, toen de verdachte zijn partner, [slachtoffer 1], met een tafeltje en een tafelpoot op het hoofd sloeg, en zijn dochter, [slachtoffer 2], met een riem en zijn vuisten mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen en de partner betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen onbetrouwbaar waren. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het ondervragingsrecht was geschonden, omdat de verdediging zelf afstand had gedaan van het horen van de kinderen als getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar letsel bij zijn partner had aanvaard en dat hij zijn dochter had mishandeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de kinderen, die getuige waren van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/097389-23
Datum uitspraak : 19 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] (Litouwen),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. J.C.R. Gijsen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2023 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] (krachtig) met een (houten) slagvoorwerp op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2023 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] (krachtig) met een (houten) slagvoorwerp op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens) één of meermalen krachtig op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 april 2023 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , zijn kind, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2] 2016, heeft mishandeld door haar (krachtig) één of meermalen:
-met een slagvoorwerp (broeksriem voorzien van een metalen gesp) op/tegen haar billen en/of (onder)rug en/of (boven- en/of onder)be(e)n(en) en/of (boven- en/of onder)arm(en) en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan en/of (vervolgens)
-met de vuist(en) op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het (boven)lichaam te slaan/stompen.

2.De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting

De verweren van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van de kinderen van verdachte, [slachtoffer 2] en [kind verdachte] , moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld hen te bevragen, ondanks een (door de rechtbank toegewezen) verzoek daartoe. Daarmee is de verdediging het recht ontnomen om belastende getuigen kritisch te (laten) bevragen over hetgeen verklaard is, zodat geen sprake is geweest van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de verklaringen van [kind verdachte] , [slachtoffer 2] en van [zoon partner verdachte] , de zoon van de partner van verdachte, onbetrouwbaar zijn. De raadsman heeft gesteld dat de verklaringen van de kinderen op tal van punten uiteenlopen en dat door de verhoorders suggestieve vragen werden gesteld. Verdachte heeft verklaard dat [kind verdachte] en [slachtoffer 2] geen onderdeel wilden zijn van het nieuw samengestelde gezin en derhalve al enige tijd bezig waren om verdachte in een kwaad daglicht te stellen, met als doel dat zij konden terugkeren naar hun moeder in Litouwen. Door verdachte is verklaard dat zijn kinderen elkaar letsel hebben toegebracht om dit te bewerkstelligen. Het dossier bevat volgens de raadsman verschillende objectieve aanwijzingen voor de lezing van verdachte, zoals de verklaring van zijn partner [slachtoffer 1] , het ontbreken van DNA-sporen op de tafelpoot en de verklaringen van de leerkrachten en [zoon partner verdachte] .
Ook de verklaringen van [slachtoffer 1] lopen volgens de raadsman dusdanig uiteen, dat zij als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en (allemaal) uitgesloten moeten worden van het bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 1] onder invloed was ten tijde van en direct na het incident en dat zij op dat moment mogelijk een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd met als enige doel haar kind, [zoon partner verdachte] , terug te krijgen. Enkele dagen na het voorval heeft zij een volledig andere
(de rechtbank begrijpt: ontlastende)verklaring afgelegd. Vaststaat hiermee dat een deel van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen in strijd met de waarheid is geweest. Welk deel dat is, kan echter volgens de raadsman niet worden vastgesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar zijn, gelet op de bevindingen uit het rapport van drs. J. van der Sleen. De verklaringen vinden bovendien steun in het bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geconstateerde letsel, verschillende getuigenverklaringen en tapgesprekken. De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het verweer met betrekking tot de schending van het ondervragingsrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Het ondervragingsrecht van de verdediging
Door de raadsman is op de terechtzitting van 25 juli 2023 verzocht om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] te (laten) horen bij de rechter-commissaris. De rechtbank heeft deze verzoeken toegewezen. Zowel [slachtoffer 1] als [zoon partner verdachte] zijn op 14 november 2023 gehoord bij de rechter-commissaris. De verdediging is daar in de gelegenheid gesteld om hen vragen te stellen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2024 volgt dat de rechter-commissaris afziet van het horen van [kind verdachte] en [slachtoffer 2] als getuigen, omdat onaannemelijk is dat de (in Litouwen verblijvende) getuigen binnen een aanvaardbare termijn gehoord zullen worden én het gegronde vermoeden bestaat dat het welzijn van de getuigen in gevaar zal worden gebracht door het afnemen van deze verhoren. Op de terechtzitting van 26 februari 2024 is, gelet hierop, door de officier van justitie het voorstel gedaan om een deskundige te benoemen die kan rapporteren over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] bij de politie. ( [slachtoffer 2] heeft bij de politie geen verklaring afgelegd.) De raadsman heeft er – na overleg met verdachte – mee ingestemd dat hiertoe een deskundige zou worden benoemd en dat er geen nader verhoor plaats zou vinden van [kind verdachte] en [slachtoffer 2] . De raadsman heeft daarbij, zoals ook is vastgelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting, afstand gedaan van het horen van deze getuigen. De raadsman is vervolgens in de gelegenheid gesteld om bij de verdediging bestaande onderzoeksvragen in te dienen voor de deskundige. Nu de verdediging zelf uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van het horen van [kind verdachte] en [slachtoffer 2] als getuigen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van het ondervragingsrecht. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
Het rapport van drs. Van der Sleen
Deskundige drs. J. van der Sleen heeft in haar rapport van 25 juni 2024 een oordeel gegeven over de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [zoon partner verdachte] en [kind verdachte] bij de politie (en bij de rechter-commissaris) en komt tot de volgende conclusies. De verklaringen van [kind verdachte] tijdens het verhoor bij de politie op 10 april 2023 en het verhoor in een kindvriendelijke studio op 15 april 2023 komen op veel punten overeen. Met name over het incident op 9 april 2023 verklaart hij uitgebreid en gedetailleerd. De handelingen waarover [kind verdachte] verklaart zijn bovendien niet onmogelijk en er zijn geen problemen in de tijdlijn. Ook zijn de handelingen niet binnen een onmogelijke context geplaatst. De in de woning aangetroffen sporen zijn, voor zover drs. Van der Sleen kan beoordelen, niet tegenstrijdig met de verklaringen van [kind verdachte] .
De verklaring van [zoon partner verdachte] in de kindvriendelijke verhoorstudio is volgens drs. Van der Sleen niet problematisch onvolledig. Wel had zijn verklaring mogelijk uitgebreider kunnen zijn als tijdens het verhoor meer gebruik was gemaakt van invitaties (‘Je zei…, Vertel eens…’). De handelingen waarover [zoon partner verdachte] verklaart zijn niet onmogelijk en er zijn geen problemen in de tijdlijn. Ook zijn de handelingen niet binnen een onmogelijke context geplaatst. De aangetroffen sporen lijken niet in tegenspraak met de verklaring van [zoon partner verdachte] in de kindvriendelijke verhoorstudio.
De verklaringen van [zoon partner verdachte] en [kind verdachte] zijn naar het oordeel van drs. Van der Sleen ook onderling niet problematisch tegenstrijdig. Dat er kleine verschillen zijn, bijvoorbeeld in de precieze volgorde van gebeurtenissen of dat er punten zijn die de één wel noemt en de ander niet, levert geen problemen op voor de waarde van hun verklaringen. Dit past volgens de deskundige bij de normale werking van het geheugen.
De mogelijkheid dat de verklaringen van [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] in de kern (dus wat betreft het verloop van het incident op 9 april 2023 en de vermeende mishandelingen) door onbedoelde beïnvloeding zijn ontstaan, wordt naar het oordeel van drs. Van der Sleen niet ondersteund door de informatie in het dossier en de registraties van de verhoren. Hoewel op de verhoren van de kinderen het één en ander valt aan te merken (zoals door drs. Van der Sleen beschreven in het rapport), is er geen sprake van sturende verhoren, waardoor de verklaring van de kinderen sterk beïnvloed kan zijn.
Het meest relevante alternatieve scenario wordt aangedragen door [verdachte] en [slachtoffer 1] . Zij
verklaren – kennelijk onafhankelijk van elkaar – dat de kinderen het verloop van het
incident en de verklaring over de andere vermeende mishandelingen (deels) verzonnen
hebben. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het moeilijk is ware en verzonnen verhalen van elkaar te onderscheiden. Voor de mogelijkheid onderscheid te maken tussen ware en verzonnen verhalen op basis van non-verbaal gedrag - de manier waarop iemand het verhaal vertelt – is helemaal geen gedegen wetenschappelijke basis. Voor de mogelijkheid onderscheid te maken tussen ware en verzonnen verhaal op basis van verbaal gedrag – de inhoud van het verhaal – is iets meer ondersteuning. Uit het vele onderzoek, dat hiernaar is gedaan, blijken een aantal criteria van belang. Wanneer de verklaringen van [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] naast deze criteria worden gelegd, dan blijkt dat de verklaringen van beide jongens qua kenmerken meer wijzen in de richting van een waar verhaal dan in de richting van een verzonnen verhaal: bij beide verklaringen vertellen de jongens uit zichzelf en gedetailleerd. Het zijn plausibele verhalen met weinig problematische discrepanties. De kinderen werken mee aan het verhoor en geven het aan als ze zich dingen niet herinneren.
De meest effectieve manier om een onderscheid te maken tussen het scenario van [slachtoffer 1] en verdachte enerzijds en het verhaal dat de kinderen vertellen anderzijds, is feitelijk onderzoek. De deskundige verwijst hiervoor naar mogelijk aangetroffen sporen en lichamelijk onderzoek.
De conclusie van de rechtbank
Gezien de bevindingen van drs. Van der Sleen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] bij de politie.
De rechtbank overweegt verder over deze verklaringen en hetgeen [slachtoffer 2] in de nacht van
10 april 2023 aan de politie heeft verteld het volgende.
Op het moment dat de politie op 9 april 2023 ter plaatse komt in de woning waar verdachte, [slachtoffer 1] en de kinderen verblijven, vertellen alle drie de kinderen, in woord en gebaar, over geweld dat (onder andere met een tafel(poot)), was gepleegd door verdachte tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De verbalisanten beschrijven dat de kinderen hen aanklampen en dat zij hun vuisten ballen, wijzen naar verdachte en roepen: ‘papa’. De rechtbank constateert dat hun verklaringen daarnaast overeenkomen met het sporenbeeld in de woning dat de politie beschrijft, te weten het letsel bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de afgebroken tafelpoot. Ook tijdens de studioverhoren die enkele dagen na het incident plaatsvinden bij de politie verklaren [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] dat verdachte degene was die geweld heeft gebruikt. Hun verklaringen komen daarbij over en weer op essentiële punten overeen, onder meer ten aanzien van de volgorde waarin het geweld werd gepleegd (eerst tegen [slachtoffer 2] en daarna tegen [slachtoffer 1] ), de voorwerpen waarmee verdachte geweld heeft toegepast (met een riem en met een tafelpoot) en de plek waar [slachtoffer 2] door verdachte werd geslagen (op het matras van [zoon partner verdachte] ).
Ook [slachtoffer 1] vertelt direct na het incident aan de politie dat verdachte degene is geweest die geweld heeft gepleegd. Deze verklaring is aldus in lijn met de verklaringen van de kinderen. Later verklaart [slachtoffer 1] anders en geeft zij aan dat de kinderen liegen. De rechtbank gaat echter uit van het verhaal dat [slachtoffer 1] als eerste aan de politie heeft verteld, gezien het moment waarop zij die verklaring heeft afgelegd (direct na het incident) in combinatie met wat alle drie de kinderen verklaren, namelijk dat verdachte de agressor was. Hun verklaringen vinden bovendien steun in ander, objectief bewijs, zoals hierna zal blijken.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de verklaringen van de kinderen bij de politie en de eerste lezing van [slachtoffer 1] betrouwbaar, zodat de rechtbank deze verklaringen zal gebruiken voor het bewijs.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 april 2023 is de politie omstreeks 23:10 uur ter plaatse gekomen aan de [adres] in [plaats] , naar aanleiding van een melding dat vanuit deze woning een kind buiten op straat liep, om politie schreeuwde en om hulp riep. De politie trof buiten het kind, een jongen, aan en ging samen met hem naar het genoemde adres. De jongen ging een kamer in en de politie zag daar een vrouw op de grond liggen met daarbij nog een kind, ook een jongen. Op het achterhoofd van de vrouw was een snee en bloed te zien. [2] De vrouw met de hoofdwond bleek
[slachtoffer 1] te zijn. [3] De politie zag voor de kamer met nummer [nummer] een kleine plas bloed op de grond liggen. De politie ging de kamer in en zag meerdere matrassen op de grond liggen. Op één van de matrassen stond een meisje van tussen de vijf en tien jaar oud. Het meisje had alleen ondergoed aan en de politie zag meerdere blauwe plekken en schrammen op haar lichaam en haar gezicht. Op één van de matrassen lag een man. [4] De drie kinderen bleken te zijn: [kind verdachte] (negen jaar), [zoon partner verdachte] (zeven jaar) en [slachtoffer 2] (zes jaar, geboren op [geboortedatum 2] 2016). [5] De man die in kamer [nummer] op het matras lag, was [verdachte] (hierna: verdachte). [6] Verdachte woonde met [slachtoffer 1] en de drie kinderen in de woning aan de [adres] . [7] [kind verdachte] en [slachtoffer 2] zijn de kinderen van verdachte. [zoon partner verdachte] is de zoon van zijn levensgezel [slachtoffer 1] . [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van zijn partner [slachtoffer 1] en de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van zijn dochter [slachtoffer 2] . Aan verdachte komt geen geslaagd beroep op noodweer toe, omdat niet aannemelijk is geworden dat voor verdachte sprake was van een noodweersituatie. Uit alle verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als de kinderen blijkt dat juist verdachte de agressor was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ten laste gelegde feiten als gevolg van het uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer 1] en de kinderen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zodat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank voornoemde verweren passeert, heeft de raadsman bepleit dat geen sprake was van een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling, gelet op de conclusies uit het deskundig rapport (de letselrapportage) van W. Duijst. Door de raadsman wordt betwist dat verdachte het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De mishandeling van [slachtoffer 2] kan eveneens niet bewezen worden, omdat het niet mogelijk is om het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel te dateren. Daarnaast komen uit het dossier de alternatieve scenario’s naar voren dat de kinderen elkaar fysiek geweld aandeden en dat [slachtoffer 2] op school uit een klimrek is gevallen. Het is daarom niet vast te stellen dat het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel door verdachte is toegebracht op 9 april 2023. Ook daarom dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte en [slachtoffer 1] hebben verklaard dat (het mogelijk is dat) [slachtoffer 1] verdachte heeft aangevallen en dat verdachte zich daartegen slechts heeft verweerd door haar met een tafeltje te duwen.
Beoordeling door de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
Door de verbalisanten die naar aanleiding van de eerdergenoemde melding in de woning kwamen, werd het volgende beschreven. Eén van de kinderen gebaarde dat de vrouw met de hoofdwond met een bijzettafel geslagen zou zijn. Verbalisanten zagen dat de kinderen in de woning kenbaar maakten en gebaarden dat de vader (de man die op het matras lag in kamer met nummer [nummer] ) hun en hun moeder geslagen had. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat één van de kinderen zei dat het gezin uit Litouwen kwam. Middels gebruik van een telefonische tolk zei één van de kinderen dat hun vader dronken thuiskwam. Hun moeder was zich aan het omkleden, maar dat liet hun vader niet toe. Vervolgens begon de vader de moeder te slaan. [9]
Verbalisant [verbalisant 2] beschreef verder dat hij de kamer inliep waar de moeder zich bevond. Zij lag/zat op een bank en naast haar zat één van de kinderen. [verbalisant 2] zag dat het kind een slaande beweging uitbeeldde met beide handen, alsof hij een tafel vasthield.
Verbalisant [verbalisant 1] beschreef dat hij door alle aanwezige kinderen apart werd aangeklampt en dat zij allemaal hun vuist balden en het volgende zeiden: “papa, papa”. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat er twee kindermatrasjes op de grond lagen. Hij zag dat hier bloedvlekken op zaten. Hij zag dat één van de kinderen vervolgens in de richting van het balkon liep en een zwartkleurig krukje aanwees. In de hal zag verbalisant een tafelpoot op de grond liggen, tegen het traphekje aan. [11]
In de nacht van 10 april 2023 omstreeks 02:30 uur heeft de politie kort met [slachtoffer 2] gesproken. Zij vertelde aan de verbalisanten dat zij gezien had dat haar vader een tafel pakte. Op de vraag of zij gezien had wat haar vader met die tafel deed, maakte zij een slaande beweging. Zij wees aan dat hij de vrouw midden op haar hoofd had geraakt. De verbalisanten vroegen of haar vader iets bij haar zelf had gedaan. Daarop knikte [slachtoffer 2] ‘ja’ en maakte zij slaande bewegingen. Zij wees daarna op haar linkerarm en haar voorhoofd op twee plaatsen. Ze vertelde dat dit heel erg pijn deed. Ze vertelde verder dat haar vader haar gisteren met zijn vuisten had geslagen. [12]
De politie sprak in de nacht van 10 april 2023 ook met [kind verdachte] . Hij vertelde dat hij op 9 april 2023 met zijn broertje en zusje naar buiten was gegaan. Toen ze terug waren, begon zijn vader met drinken. Toen [kind verdachte] later op de wc zat, hoorde hij geschreeuw en gebonk. Hij dacht dat hij zijn zusje hoorde schreeuwen, maar dit wist hij niet zeker. Toen [kind verdachte] van de wc af kwam, zag hij dat zijn vader zijn stiefmoeder sloeg. Hij zag dat zijn vader haar met een tafeltje sloeg en dat het tafeltje hierbij kapot ging. Hij zag dat zijn stiefmoeder bloedde uit haar hoofd. [kind verdachte] zag bloed op zijn bed en op het bed van zijn broertje. Zijn vader sloeg zijn stiefmoeder op haar hoofd en op haar linkerhand. Dit ging op een harde manier. Hij vertelde dat zijn vader keihard sloeg. De houten tafel ging kapot. Twee poten braken kapot. [kind verdachte] zag dat zijn vader zijn stiefmoeder ook met een poot van de tafel op haar hoofd sloeg en dat hij haar met zijn vuisten sloeg. [kind verdachte] zag dat zijn stiefmoeder viel en dat zijn vader doorging met slaan met de tafel. Voordat zijn vader zijn stiefmoeder sloeg, ontstond er ruzie tussen hen. [kind verdachte] vertelde daarna dat zijn vader zijn zusje had geslagen voordat zijn vader zijn stiefmoeder sloeg. Hij sloeg haar heel erg hard met een riem en met de gesp. Zijn zusje had daardoor al die rode plekken. De riem is zwart van kleur en ruw. [13]
De politie was op 10 april 2023 omstreeks 08:30 uur in het ziekenhuis in [plaats] om met behulp van een tolk te spreken met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] vertelde aan de politie dat het meisje was geslagen door haar vriend, dus de vader van het meisje. Verbalisanten hoorden dat [slachtoffer 1] zei dat het meisje éénmaal met de hand op haar billen was geslagen. Verder verklaarde ze dat de dochter éénmaal met een riem was geslagen. [slachtoffer 1] zei dat het meisje [slachtoffer 2] was. [14]
[slachtoffer 1] heeft verder bij de politie verklaard dat zij twee jaar samen was met verdachte en dat dit het eerste incident was waarbij hij fysiek geweld (
de rechtbank begrijpt: richting haar) heeft gebruikt. [15]
Op 15 april 2023 is [kind verdachte] door de politie gehoord in een kindvriendelijke studio. [16] Daar heeft hij het volgende verklaard. Nadat hij met zijn broertje en zusje buiten was geweest, moesten zij allemaal douchen. Toen [zoon partner verdachte] klaar was met douchen, had zijn vader iets tegen zijn zus gezegd en had hij haar geslagen. Zijn vader was zijn zus aan het slaan en zijn vader en moeder maakten ruzie. Zijn vader begon met de tafel te slaan. De tafel ging daardoor stuk. Toen hij haar niet met de tafel kon raken, heeft hij de tafelpoot afgebroken en is hij met de tafelpoot tegen haar hoofd gaan slaan. Zijn vader had ook zijn zus geslagen. Zijn vader sloeg zijn zus op het bed van zijn broer. Hij sloeg haar veel. Hij sloeg met de vuist tegen haar neus. Het was gaan bloeden. Er zat heel veel bloed op het bed. Vervolgens sloeg zijn vader zijn zus met de riem met een gesp, daarna met een gewone riem, zonder gesp en daarna weer met de riem met de gesp. Met de vuist raakte hij haar tegen haar neus. Met de gesp bij haar armen, overal. Zijn zusje was aan het huilen. [kind verdachte] kon zien dat zijn vader zijn zus had geslagen op haar gezicht. Ze had zoiets als een blauwe plek. Die verwonding had zij daarvoor nog niet. Zijn tweede moeder was zijn zus gaan verdedigen. Zijn moeder werd toen tegen de deur aangesmeten en toen is zijn vader haar met de tafel gaan slaan, totdat de tafel kapot was. Zijn vader en moeder kregen ruzie nadat zijn vader zijn zus had geslagen. [17]
Ook [zoon partner verdachte] is op 15 april 2023 door de politie gehoord in een kindvriendelijke studio. [18] Hij heeft het volgende verklaard. Hij herinnerde zich dat voordat hij ging douchen, [slachtoffer 2] wat gedaan zou hebben. Toen hij klaar was met douchen, was [verdachte] [slachtoffer 2] al aan het slaan. Zij werd veel geslagen. Zijn beddengoed was een beetje bebloed. Toen [zoon partner verdachte] ging douchen was [verdachte] al een klein beetje begonnen met slaan en toen hij terug kwam was [verdachte] nog steeds bezig. [verdachte] was aan het slaan met de gesp van de riem. Hij zag bloed op de badjas van [slachtoffer 2] . [zoon partner verdachte] dacht dat hij zes of zeven minuten aan het douchen was. [slachtoffer 2] huilde toen zij werd geslagen. [verdachte] gooide een tafel tegen het hoofd van zijn moeder. Hij heeft haar met zijn rug een beetje verdedigd. [verdachte] sloeg zijn moeder met een tafel tegen het hoofd. Het slaan met de tafel ging met twee handen. Zijn moeder had een grote wond op het midden van haar hoofd. De wond bloedde. [verdachte] sloeg zijn moeder veel meer dan een paar keer. De tafel was helemaal stuk. [19]
Uit de GGD letselrapportage van 10 april 2023 volgt dat [slachtoffer 2] op haar voorhoofd bij de haargrens een schaafwond van 0,5 bij 2 centimeter en een kneuswond van circa 3 centimeter had. Dit letsel is ontstaan door een stompe, uitwendige krachtinwerking op de huid. Slaan is een stompe, uitwendig inwerkende kracht. De schaafwonden kunnen zijn ontstaan door slaan. Verder is op de rechterzijde van haar hoofd bij de haargrens een nattende, rode huidverkleuring met zwelling van circa 1,5 bij 1,5 centimeter geconstateerd. Op de buitenzijde van de rechterbovenarm en -onderarm zijn meerdere bandvormige huidverkleuringen geconstateerd van circa 15 bij 2 centimeter. Het slaan met een riem is een bandvormige uitwendige, stompe kracht. Schaafletsel ontstaat door uitwendige stompe krachten. Bandvormig schaafletsel wordt veroorzaakt door slaan met een riem. Op de buitenzijde van de rechter bovenarm/schouder van [slachtoffer 2] is een roodkopere, halfcirkelvormige huidverkleuring van circa 5 bij 0,5 centimeter geconstateerd. Het geconstateerde letsel aan de arm en het hoofd past volgens de deskundige bij de door [slachtoffer 2] naar voren gebrachte toedracht. [20] In de letselbeschrijving opgemaakt door
T. Gelderman is verder beschreven dat zich in het haar en rondom de neusgaten van [slachtoffer 2] gestold bloed bevond. [21]
Door W. Duijst, forensisch arts, is verder een forensisch medische letselrapportage opgemaakt, daterend van 19 juni 2023. Zij komt tot de conclusie dat het totale letselbeeld bij [slachtoffer 2] zeer veel waarschijnlijker is onder de hypothese van toegebracht letsel doordat [slachtoffer 2] is geslagen met een riem, met en zonder gesp, en met de vuisten, dan onder de hypothese van accidenteel letsel (vallen, stoten en ruw kinderspel). [22]
De politie beschrijft op basis van de door het ziekenhuis aangeleverde medische stukken dat door de artsen een hoofdwond bij [slachtoffer 1] is geconstateerd, die gelijmd is. [23]
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de tafel waarmee verdachte zou hebben geslagen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het ging om een tafel van Ikea met de naam ‘Lack’. De tafel is gemaakt van spaanplaat, hardboard en een papiervulling in het blad. De buitenranden van het blad zijn gemaakt van spaanplaat met daartussen een papieren honingraat. Bij de productinformatie staat vermeld dat de poten ook van spaanplaat en hardboard zijn gemaakt met een afwerking van papierfolie. Door de verbalisant wordt beschreven dat de massadichtheid van spaanplaat niet veel afwijkt van bekende houtsoorten, waarvan meubels worden gemaakt. [24]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als alle drie de kinderen vast dat verdachte degene is geweest die op 9 april 2023 geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze verklaringen zijn door de rechtbank betrouwbaar bevonden en passen bovendien bij het letselbeeld zoals dat volgt uit de letselinterpretatie en -beschrijving en de bevindingen van de politie.
De rechtbank zal de gedragingen van verdachte hierna nader duiden. Daarbij zal zij ingaan op de vraag hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Poging tot doodslag (vrijspraak feit 1, primair)
De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande vast dat verdachte [slachtoffer 1] meermaals met een tafeltje en later met een tafelpoot (van een Ikea Lack tafel) op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte hiermee het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 1] . Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het doel had om [slachtoffer 1] te doden. Onder omstandigheden kan het slaan met een hard voorwerp op het hoofd een aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer hierdoor komt te overlijden. Indien verdachte de aanmerkelijke kans dat dit zou kunnen gebeuren bewust heeft aanvaard, is sprake van voorwaardelijk opzet. Uit de forensisch medische letselrapportage, opgemaakt door W. Duijst, volgt echter dat de kans op ernstige schade aan de structuren in het hoofd door het gebruikte voorwerp gezien het lage soortelijk gewicht en de constructie van het tafeltje naar haar mening nihil is. Het daadwerkelijk opgetreden letsel leverde ook geen levensgevaar op. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] door het slaan met deze tafel(-poot) zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 1, primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1]
Verdachte heeft [slachtoffer 1] meermaals tegen haar hoofd, zijnde een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, geslagen met eerst een tafeltje en daarna een tafelpoot, een slagvoorwerp gemaakt van (onder meer) hardboard en spaanplaat, beide harde materialen. Spaanplaat bestaat in ieder geval gedeeltelijk uit hout en heeft een vergelijkbaar soortelijk gewicht als diverse andere houtsoorten. Uit de verklaringen van [kind verdachte] en [zoon partner verdachte] blijkt dat het slaan zeer hard ging, want de tafel is daarbij zelfs kapotgegaan. De rechtbank is gezien deze omstandigheden van oordeel dat het handelen van verdachte (minst genomen) de aanmerkelijke kans in het leven riep dat [slachtoffer 1] zwaar letsel aan haar hoofd zou oplopen. Verdachte heeft deze kans, naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, bewust aanvaard. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Noodweer?
Door verdachte is verklaard dat [slachtoffer 1] in de deuropening stond met een mes in haar hand. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat zij hem wilde aanvallen en dat hij haar daarom met het tafeltje opzij heeft geduwd om haar van zich af te houden. Hierdoor zou zij volgens verdachte mogelijk met haar hoofd op de trapleuning dan wel het traphekje zijn gevallen. Voor zover de verdediging heeft bedoeld hiermee een beroep te doen op noodweer, overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat voor verdachte sprake was van een noodweersituatie. Zelfs wanneer uitgegaan zou worden van de verklaring van verdachte, dan blijkt daaruit niet dat [slachtoffer 1] hem daadwerkelijk aanviel met het mes of daarmee dreigde, maar enkel dat hij dacht dat zij dit wilde gaan doen. Maar belangrijker, uit de verklaringen van de kinderen (en van [slachtoffer 1] in eerste instantie) volgt consequent dat juist verdachte de agressor was en dat verdachte ook degene was die op enig moment een mes in zijn hand had. De rechtbank gaat uit van deze verklaringen en verwerpt het beroep op noodweer.
Mishandeling van [slachtoffer 2]
Op basis van de bovengenoemde verklaringen acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] op 9 april 2023 heeft mishandeld door haar met een riem (met gesp) tegen haar billen en armen te slaan en door haar met de vuist in het gezicht te slaan. [slachtoffer 2] heeft daardoor letsel opgelopen. Uit de letselinterpretatie valt af te leiden dat het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel past bij het slaan met een riem (met gesp) en het slaan met de vuisten. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het genoemde letsel (ook) op 9 april 2023 is toegebracht.
Het door de verdediging naar voren gebrachte scenario dat de kinderen [kind verdachte] en [slachtoffer 2] een plan hadden gemaakt om elkaar letsel toe te brengen en verdachte daarvan de schuld te geven, zodat zij terug konden keren naar hun moeder in Litouwen, wordt (nog los van het feit dat zowel het bedenken van een dergelijk plan als de uitvoering daarvan door kleine kinderen moeilijk voorstelbaar is) weerlegd door de bewijsmiddelen. Datzelfde geldt voor de verklaring dat het letsel zou zijn ontstaan door zogenaamde ‘huis- tuin- en keukenongelukken’ (waaronder een val van een schommel).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1, subsidiair.
hij op
of omstreeks9 april 2023 te [plaats] ,
in de gemeente [gemeente] ,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] (krachtig) met een (houten) slagvoorwerp
op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen
en/of (vervolgens) één of meermalen krachtig op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks9 april 2023 te [plaats]
, in de gemeente [gemeente] ,zijn kind, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2] 2016, heeft mishandeld door haar (krachtig) één of meermalen:
-met een slagvoorwerp (broeksriem voorzien van een metalen gesp)
op/tegen haar billen
en/of (onder)rug en/of (boven- en/of onder)be(e)n(en)en
/of (boven- en
/ofonder
)arm
(en
) en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofdte slaan en
/of(vervolgens)
-met de vuist
(en
) op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht
en/of op/tegen het (boven)lichaam te slaan/stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
feit 2:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 177 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – bij een bewezenverklaring – een gevangenisstraf bepleit die korter is dan of gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarbij heeft de raadsman verzocht om in het voordeel van verdachte mee te wegen dat hij zijn volledige medewerking heeft gegeven aan het onderzoek en dat hij zich inmiddels meer dan een jaar heeft gehouden aan de voorwaarden in het kader van zijn schorsing.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zesjarige dochter en een poging tot zware mishandeling van zijn partner. Dit deed verdachte in het bijzijn van zijn negenjarige zoon en de zevenjarige zoon van zijn partner, in de woning waar het samengestelde gezin verbleef. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen pijn en letsel veroorzaakt bij zijn partner en dochter, maar ook hevige angst en paniek bij de drie nog jonge kinderen. Zijn zoon is laat in de avond de straat op gerend en heeft om hulp geschreeuwd. De zoon van zijn partner gaf later bij de politie aan dat hij bang was dat zijn moeder dood zou gaan. Met zijn handelen heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect toont voor de gezondheid en veiligheid van zijn gezinsleden. Kinderen behoren beschermd te worden door hun ouders en in een veilige omgeving op te kunnen groeien. De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld daarvan nog lange tijd klachten kunnen ondervinden, zowel lichamelijk als geestelijk. Verdachte heeft geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Sterker nog, hij heeft de kinderen ervan beschuldigd elkaar het letsel te hebben aangedaan en heeft hen consequent beschuldigd van liegen waarbij zij tegen hem zouden hebben samengezworen. Dit baart ernstige zorgen over het welzijn van de kinderen. Ook heeft hij zijn partner ervan beschuldigd dat zij degene was die hem aanviel. Dit alles neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Bij dit soort ernstige feiten past enkel de oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij in Nederland in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Door de reclassering is een rapportage opgemaakt met betrekking tot de persoon van verdachte, daterend van 30 oktober 2024. Hierin wordt beschreven dat verdachte in Nederland woont, terwijl de partner van verdachte – waarmee hij inmiddels is getrouwd – en haar zoon al geruime tijd in Litouwen wonen, evenals zijn biologische kinderen, die vermoedelijk bij zijn ex-partner wonen. Het directe gevaar dat er opnieuw huiselijk zal plaatsvinden, is daardoor op het moment niet aan de orde. Ook drinkt verdachte geen alcohol meer. Alcohol wordt door de reclassering gezien als een risicofactor voor de kans op herhaling. De reclassering beschrijft dat verdachte sociaal wenselijk gedrag laat zien door overal aan mee te werken. Hij komt alle afspraken in het kader van de bijzondere voorwaarden na, maar van intrinsieke motivatie tot gedragsverandering is nauwelijks sprake. Wel ziet de reclassering externe motivatie bij verdachte, waardoor op de langere termijn mogelijk andere inzichten gaan ontstaan. Hoewel de reclassering hierbij haar bedenkingen heeft, wil zij toch proberen om middels de inzet van bijzondere voorwaarden de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is mee te blijven werken aan de bijzondere voorwaarden, ook als dit nog twee jaar zal duren. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld, evenals het risico op letsel. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering geeft aan niet goed in te kunnen schatten wat het risico op recidive op de langere termijn zal zijn, omdat de omstandigheden kunnen veranderen. Dit kan weer van invloed zijn op het gedrag van verdachte. De inschatting is dat het risico op recidive voornamelijk afhangt van de houding van verdachte en de openheid die hij zal gaan geven bij het vervolg van het behandeltraject.
De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een alcoholverbod, een contactverbod met zijn kinderen [kind verdachte] en [slachtoffer 2] en het verlenen van medewerking aan het opstellen van een veiligheidsplan door Veilig Thuis, zodra sprake is van gezinshereniging in Nederland. De reclassering adviseert verder om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat het zijn bedoeling is om uiteindelijk samen met [slachtoffer 1] en haar zoon [zoon partner verdachte] in Nederland of Duitsland te gaan wonen. Ook heeft hij aangegeven dat hij op termijn zijn eigen kinderen weer wil zien.
De rechtbank heeft in het dossier meerdere aanwijzingen aangetroffen dat sprake was van structureel huiselijk geweld ten opzichte van [slachtoffer 1] en alle kinderen, waaronder ook [zoon partner verdachte] . Dit maakt dat er bij de rechtbank serieuze zorgen bestaan over de wens van verdachte om opnieuw met [slachtoffer 1] en [zoon partner verdachte] samen te wonen en het contact met zijn eigen kinderen te hervatten. Zij acht de kans op herhaling, bij het uitblijven van enige vorm van behandeling, onder die omstandigheden groot. Dat geldt te meer in het geval dat verdachte weer alcohol zou gaan gebruiken zodra het voorwaardelijk kader komt te vervallen. De rechtbank zal daarom
– anders dan de officier van justitie – het advies van de reclassering volgen om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen in het kader van een voorwaardelijke straf. De bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten in het licht van alle bovengenoemde omstandigheden, geeft de rechtbank aanleiding om een hogere straf aan verdachte op te leggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 300 dagen, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht wordt op deze straf in mindering gebracht. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Wel zal de rechtbank – zoals hiervoor
overwogen – aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Aangezien verdachte de wens heeft weer samen te wonen met [slachtoffer 1] en [zoon partner verdachte] , moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is beslag gelegd op een mes, twee riemen en een tafelpoot.
De officier van justitie heeft verzocht om de riemen en de tafelpoot te onttrekken aan het verkeer, nu de strafbare feiten met behulp van deze voorwerpen zijn gepleegd. Ten aanzien van het mes heeft de officier van justitie verzocht deze terug te geven aan de rechthebbende.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag. Verdachte heeft op de terechtzitting laten weten dat hij het mes niet terug hoeft te hebben.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd met behulp van de riemen en de tafelpoot. Zij zal deze goederen daarom verbeurd verklaren.
Waar het gaat om het op het mes rustende beslag ziet de rechtbank de voornoemde uitlating van verdachte als een afstand. De rechtbank hoeft daarom geen beslissing meer te nemen over het mes.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen;
  • bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd op de afgesproken tijden blijft melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al gestart in de vorm van een delictanalyse en kan zich onder andere verder gaan richten op emotie-agressieregulatie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte gedurende proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [kind verdachte] , geboren [geboortedatum 3] 2014, en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- zodra er sprake is van gezinshereniging in Nederland verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het opstellen en naleven van een veiligheidsplan door Veilig Thuis. Verdachte verleent daarbij de reclassering toestemming om informatie te delen met Veilig Thuis of andere instanties die ingezet kunnen worden ten behoeve van de veiligheid binnen het gezin;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de volgende voorwerpen:
o een mes (goednummer PL0600-2023156223-2955239);
o een tafel (goednummer PL0600-2023156223-2955243);
o een riem (goednummer PL0600-2023156223-2955489);
o een riem (goednummer PL0600-2023156223-2959094).
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023156223, gesloten op
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 november 2024.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 36-37.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 133-134.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107-108.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 120.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 131-132.
16.Proces-verbaal omstandigheden studioverhoor, p. 173
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 183, 185-187.
18.Proces-verbaal omstandigheden studioverhoor, p. 173.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 176-179.
20.GGD Letselrapportage W. Barends d.d. 10 april 2023, p. 251-256.
21.Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling (letselbeschrijving) T. Gelderman d.d. 28 april 2023, p. 273.
22.Forensisch medische letselrapportage W. Duijst d.d. 19 juni 2023, p. 397-398.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 226.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 512-515.