ECLI:NL:RBGEL:2024:7976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
436189
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van herstelwerkzaamheden uit vaststellingsovereenkomst tussen eisende partijen en aannemer

In deze zaak vorderen de eisende partijen, bestaande uit een natuurlijke persoon en een rechtspersoon naar buitenlands recht, dat de gedaagde partij, een aannemersbedrijf, wordt veroordeeld tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan een bedrijfshal die eerder door de gedaagde partij is gebouwd. De partijen hebben op 1 december 2017 een overeenkomst gesloten voor de bouw van deze bedrijfshal, maar na oplevering in januari 2019 hebben de eisende partijen gebreken geconstateerd. Na onderhandelingen hebben partijen in mei 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin 25 herstelwerkzaamheden zijn vastgelegd die de gedaagde partij nog moet uitvoeren.

De eisende partijen hebben in kort geding gevorderd dat de gedaagde partij binnen bepaalde termijnen de gebreken herstelt en deugdelijke documenten overlegt, zoals een verklaring van de constructeur en een statische berekening voor zonnepanelen. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de eisende partijen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van restpunten in de zin van de vaststellingsovereenkomst, aangezien een meerderheid van de herstelwerkzaamheden niet of niet volledig is uitgevoerd. De vorderingen van de eisende partijen zijn grotendeels toegewezen, met inachtneming van de voorwaarden in de vaststellingsovereenkomst.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden, het overleggen van de gevraagde documenten en het betalen van proceskosten. Tevens zijn dwangsommen opgelegd voor het geval de gedaagde partij niet aan de veroordelingen voldoet. Het vonnis is uitgesproken op 20 november 2024 door mr. G.J. Meijer.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/436189 / KG ZA 24-156
Vonnis in kort geding van 20 november 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende in [eisende partijen] (Duitsland),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres sub 2],
gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] ,
advocaat: mr. D. Timmerman te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. R.A. van Helvoirt te ‘s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9;
- de nagekomen producties 10 tot en met 12 van [eisende partijen] ;
- de producties 1 tot en met 6 van [gedaagde partij] ;
- de pleitnota van [eisende partijen] ;
- de pleitnota van [gedaagde partij] ;
- het proces-verbaal van aanhouding van 3 juli 2024;
- de nadere schriftelijke toelichting van [eisende partijen] met producties 13 en 14 tevens houdende een eiswijziging van 22 oktober 2024;
- de nadere schriftelijk toelichting van [gedaagde partij] met producties 7 tot en met 11 van 5 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partijen] houden zich bezig met de kweek en verkoop van witlof. [gedaagde partij] exploiteert een aannemersbedrijf.
2.2.
Partijen hebben op 1 december 2017 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde partij] tegen betaling een nieuwe bedrijfshal bouwt voor [eisende partijen] voor het telen van witlof.
2.3.
In januari 2019 heeft [gedaagde partij] de bedrijfshal gereed voor oplevering gemeld bij [eisende partijen] hebben toen op enig moment de bedrijfshal betrokken. Vervolgens hebben [eisende partijen] een groot aantal gebreken aan de bedrijfshal geconstateerd, waardoor de bedrijfshal volgens hen nog niet gereed was voor oplevering.
2.4.
Nadat partijen geruime tijd met elkaar hadden onderhandeld over de gebreken aan de bedrijfshal, op welke wijzen deze moeten worden hersteld en wanneer de bedrijfshal kon worden opgeleverd, hebben zij uiteindelijk in mei 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.5.
In het eerste artikel van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen 25 (herstel)werkzaamheden vastgelegd die [gedaagde partij] nog dient uit te voeren aan de bedrijfshal. Daarnaast zijn in de vaststellingsovereenkomst, onder meer, de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 4 Oplevering
4.1.
Na afronding van de (herstel)werkzaamheden zullen Partijen gezamenlijk een onafhankelijke deskundige van een te goeder naam en faam bekend staand bouw- en adviesbureau inschakelen die zowel de Nederlandse als de Duitse taal beheerst. De kosten voor het inschakelen van de deskundige komen voor de helft voor rekening van [gedaagde partij] en voor de helft voor rekening van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] .
4.2.
De onafhankelijke deskundige als bedoeld in artikel 4.1. van de Overeenkomst zal samen met Partijen een rondgang maken om de uitgevoerde (herstel)werkzaamheden te beoordelen en op te nemen. Van deze opname zal een proces-verbaal van oplevering worden opgemaakt. Indien de herstelwerkzaamheden zodanig zijn uitgevoerd dat de Gebreken in overeenstemming met de Overeenkomst zijn hersteld en sprake is van goed en deugdelijk werk, wordt het werk opgeleverd en ondertekenen partijen het proces-verbaal.
4.3.
Indien tijdens de opname als bedoeld in artikel 4.2 van de Overeenkomst (herstel)werkzaamheden van de Gebreken worden afgekeurd, die van zodanig ondergeschikte aard zijn dat deze niet aan oplevering in de weg staan, zullen deze punten als restpunten worden gekwalificeerd. In dat geval zal de onafhankelijke deskundige een inschatting maken van de hiermee samenhangende herstelkosten.
4.4.
De restpunten als bedoeld in artikel 4.3 van de Overeenkomst worden door [gedaagde partij] binnen vier weken na oplevering hersteld, tenzij de voor herstel benodigde materialen en/of in te schakelen onderaannemers een langere termijn voor herstel met zich meebrengt. In dat geval dient herstel zo spoedig mogelijk plaats te vinden zodra de benodigde materialen en/of te schakelen onderaannemers voorhanden c.q. beschikbaar zijn.
2.6.
Nadat in onderhavige procedure een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, heeft de voorzieningenrechter de zaak aangehouden. Partijen hebben vervolgens conform artikel 4.1. van de vaststellingsovereenkomst de deskundige Kettlitz Gevel- en Dakadvies B.V. (hierna: Kettlitz) aangewezen om samen met partijen een rondgang te maken door de bedrijfshal om de door [gedaagde partij] uitgevoerde (herstel)werkzaamheden te beoordelen. Van deze rondgang heeft Kettlitz op 1 oktober 2024 rapport uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partijen] vorderen na eiswijziging, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde partij] te veroordelen:
I. om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de in de als productie 3 overgelegde vaststellingsovereenkomst genoemde gebreken 1 tot en met 4 en 6 tot en met 19 en 21, 22 en 24 naar de eisen van goed en deugdelijk werk en in overeenstemming met de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst uit te voeren en op te leveren, op straffe van een dwangsom;
II. om binnen drie weken na betekening van dit vonnis de in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst onder nummer 23 bedoelde verklaring van de constructeur over te leggen, op straffe van een dwangsom;
III. om binnen twee maanden na dit vonnis aan [eisende partijen] de in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst onder nummer 25 bedoelde deugdelijke statische berekening over te leggen waaruit blijkt dat op het dak, na het uitvoeren van de in de vaststellingsovereenkomst genoemde herstellingen, zonnepanelen kunnen worden geïnstalleerd, op straffe van een dwangsom;
IV. [gedaagde partij] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partijen] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partijen] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partijen] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang en toepasselijk recht
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vordering en is door [eisende partijen] voldoende gemotiveerd.
4.2.
In de vaststellingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing verklaard.
De herstelwerkzaamheden
4.3.
In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen 25 punten vastgelegd met betrekking tot de bedrijfshal waarop [gedaagde partij] herstelwerkzaamheden dient te verrichten. Dat is tussen partijen niet in geschil. Partijen zijn in artikel 4.1 overeengekomen dat nadat [gedaagde partij] meldt gereed te zijn voor oplevering van de bedrijfshal, de uitgevoerde herstelwerkzaamheden door een door partijen te benoemen deskundige zullen worden beoordeeld. Uiteindelijk hebben partijen na de mondelinge behandeling in deze zaak Kettlitz aangewezen als deskundige. Kettlitz heeft in haar rapport geoordeeld dat een meerderheid van de herstelwerkzaamheden niet, dan wel niet volledig, is uitgevoerd.
4.4.
Met betrekking tot de door Kettlitz afgewezen herstelwerkzaamheden heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat dit herstelpunten zijn van ondergeschikte aard en dus restpunten in de zin van artikel 4.3. van de vaststellingsovereenkomst. De bedrijfshal is volgens [gedaagde partij] al geruime tijd in gebruik, zodat er niet kan worden gesproken van herstelpunten die aan oplevering in de weg staan. Wanneer alleen nog sprake is van restpunten is volgens de vaststellingsovereenkomst de vervolgstap dat de deskundige een inschatting maakt van de herstelkosten met betrekking tot die restpunten. Deze inschatting is heden nog niet door de deskundige gemaakt.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat gelet op de hoeveelheid nog uit te voeren herstelwerkzaamheden en de aard daarvan, geen sprake kan zijn van restpunten in de zin van artikel 4.3. van de vaststellingsovereenkomst. Immers zijn volgens het rapport van Kettlitz 17 van de 25 herstelpunten nog niet (helemaal) uitgevoerd en betreffen het herstelwerkzaamheden zoals het verhelpen van de lekkages aan het dak en de ramen van de robotruimte. Aangezien er geen sprake is van restpunten, betekent dit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat partijen vooralsnog in de in artikel 4.1. van de vaststellingsovereenkomst omschreven fase van het opleveringsproces van de bedrijfshal zitten. [gedaagde partij] moet dus de nog niet (helemaal) uitgevoerde herstelwerkzaamheden alsnog (verder) uitvoeren. De vordering onder I strekkende tot het herstel van deze herstelpunten zal de voorzieningenrechter daarom dan ook toewijzen. Bij bepaling van welke herstelwerkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd, zal de voorzieningenrechter de conclusies in het rapport van Kettlitz volgen voor zover de herstelwerkzaamheden daarin geduid zijn als niet (volledig) uitgevoerd. Wat betreft de punten waarbij Kettlitz heeft aangegeven dat deze zijn uitgevoerd, of niet langer van toepassing zijn in overeenstemming van partijen, zal de vordering worden afgewezen.
Herstelpunt 23: verklaring van de constructeur
4.6.
[eisende partijen] hebben onder II gevorderd [gedaagde partij] te veroordelen om de in artikel 1 onder nummer 23 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde verklaring van de constructeur over te leggen waaruit blijkt dat de constructie van de opstanden in de bedrijfshal voldoende stabiel zijn. Daartoe heeft [gedaagde partij] aangevoerd dat deze wanden in het ontwerp zijn opgenomen als niet dragende wanden en van een dergelijke constructie door haar geen berekeningen wordt gemaakt. Dit zou zij ook al eerder hebben gecommuniceerd aan [eisende partijen] met een bericht van 24 januari 2024.
4.7.
In artikel 1 onder nummer 23 van de vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde partij] een verklaring van een constructeur overlegt waaruit blijkt dat de constructie van de opstanden in de bedrijfshal voldoende stabiel is. Op dit moment heeft [gedaagde partij] alleen verklaard dat in het ontwerp deze muren als niet dragend zijn geduid. Deze verklaring van [gedaagde partij] zelf ontslaat haar echter niet van de verplichting om voornoemde verklaring van een constructeur te overleggen. Dat [gedaagde partij] dit nog niet heeft gedaan is tussen partijen verder ook niet in geschil. Gelet daarop zal het onder II. gevorderde worden toegewezen.
Herstelpunt 25: statische berekening zonnepanelen
4.8.
[eisende partijen] vorderen onder III. [gedaagde partij] te veroordelen om de in artikel 1 onder nummer 25 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde deugdelijke statische berekening over te leggen waaruit blijkt dat op het dak van de bedrijfshal, na het uitvoeren van de in de vaststellingsovereenkomst genoemde herstellingen, zonnepanelen kunnen worden geïnstalleerd. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde partij] op grond van de vaststellingsovereenkomst verplicht is deze berekening te overleggen. Partijen twisten slechts over het feit of [gedaagde partij] deze berekening al heeft overgelegd. Daartoe heeft [gedaagde partij] gesteld dat zij deze berekening reeds geruime tijd aan [eisende partijen] heeft doen toekomen middels het rapport van de Prufstatiker op 7 maart 2018. In dit rapport heeft de Prufstatiker de hoofdconstructie van de hal goedgekeurd. In de berekening die aan de goedkeuring ten grondslag ligt, is de belasting van zonnepanelen meegenomen. [eisende partijen] hebben verder niet betwist dat zij dit rapport hebben ontvangen. Echter, nu dit rapport van vóór de vaststellingsovereenkomst dateert, lijkt het niet het rapport te kunnen zijn waar de vaststellingsovereenkomst op doelt. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter het onder III. gevorderde toewijzen.
Dwangsommen
4.9.
De gevorderde dwangsommen zullen zoals hierna in de beslissing is vermeld beperkt en gemaximeerd worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde partij] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partijen] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.109,72
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de in de als productie 3 overgelegde vaststellingsovereenkomst genoemde gebreken 1, 2, 3, 4, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 19, 21 en 24 naar de eisen van goed en deugdelijk werk en in overeenstemming met de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst uit te voeren en op te leveren,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis de in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst onder nummer 23 bedoelde verklaring van de constructeur aan [eisende partijen] over te leggen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen twee maanden na de datum van dit vonnis de in artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst onder nummer 25 bedoelde deugdelijke statische berekening aan [eisende partijen] over te leggen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partijen] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan één of meerdere van de in 5.1., 5.2. en 5.3. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 80.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van € 2.109,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.