ECLI:NL:RBGEL:2024:796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
05.147619.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een zorgverlener voor ontucht met een cliënt in de gezondheidszorg

Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 61-jarige man uit Oost Gelre veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens ontucht met een 18-jarige vrouw die aan zijn zorg was toevertrouwd. De man, werkzaam als ambulant begeleider, heeft in de periode van 10 juni 2021 tot en met 2 november 2021 seksuele handelingen verricht met de vrouw, die zich als cliënt aan hem had toevertrouwd. De rechtbank legde ook een beroepsverbod op voor de duur van 5 jaar, waardoor hij geen werkzaamheden mag verrichten als hulp- of zorgverlener aan vrouwelijke cliënten.

De zaak kwam aan het licht toen het slachtoffer op 2 november 2021 aangifte deed bij haar psycholoog. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie als zorgverlener. De rechtbank heeft de aard en ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan ontucht en heeft daarmee niet alleen het vertrouwen van het slachtoffer geschonden, maar ook haar geestelijke en lichamelijke integriteit aangetast.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de frequentie en intensiteit van de ontucht, en de professionele verantwoordelijkheid van de verdachte als zorgverlener. Ondanks dat de verdachte een blanco strafblad had, was de rechtbank van mening dat een gevangenisstraf noodzakelijk was voor de bescherming van de samenleving en ter afschrikking van soortgelijke delicten. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 15.000 aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-147619-22
Datum uitspraak : 16 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.H.W. Janssen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 maart 2023 en 2 februari 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juni 2021 tot en met 2 november 2021 te Lievelde, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als ambulant begeleider/hulpverlener en/of beheerder van zorgboerderij/zorgappartementen gelegen aan [adres 2] te Lievelde ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door (telkens)
  • de borsten en/of tepels en/of schaamstreek van die [slachtoffer] te betasten met (één of meer van) zijn vingers en/of mond/tong en/of
  • (één of meer van) zijn vingers en/of tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te brengen en/of
  • zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] te brengen;
  • zijn penis door die [slachtoffer] te laten betasten, althans zich door die [slachtoffer] te laten aftrekken en/of
  • zich in het bijzijn van die [slachtoffer] af te trekken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 juni 2021 is [slachtoffer] , die toen 18 jaar was, vanuit Iriszorg in het kader van beschermd wonen geplaatst bij verdachte aan [adres 2] in Lievelde . Verdachte had toen de leeftijd van 58 jaar. Verdachte had op deze locatie een zorgboerderij met vier appartementen en hij was de ambulant begeleider van [slachtoffer] . [2] Verdachte heeft in de periode dat [slachtoffer] bij hem verbleef haar borsten, tepels en schaamstreek betast met zijn vingers, mond en tong. Ook heeft hij zijn vingers en tong in de vagina en tussen de schaamlippen van [slachtoffer] gebracht en hij heeft zijn penis in haar vagina gebracht. [3] Op 2 november 2021 heeft [slachtoffer] tegen de psycholoog verteld dat verdachte haar misbruikte. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte een deel van de ten laste gelegde seksuele handelingen ontkent, te weten: zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen, zijn penis door die [slachtoffer] te laten betasten, althans zich door die [slachtoffer] te laten aftrekken en zich in het bijzijn van die [slachtoffer] af te trekken. Voor het overige is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat niet wordt betwist dat verdachte van 10 juni 2021 tot en met 2 november 2021 een zorgverlener-cliënt behandelrelatie heeft gehad met [slachtoffer] . Evenmin wordt betwist dat [slachtoffer] in de maanden dat zij op de zorgboerderij van verdachte verbleef aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij vanaf een zeker moment vrijwel dagelijks ontuchtige handelingen bij en met haar heeft verricht.
De rechtbank heeft te beoordelen of ook de handelingen die door verdachte worden ontkend bewezen kunnen worden verklaard en vanaf wanneer de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte ook vaak moest pijpen. Daarmee bedoelde zij met haar mond om de penis van verdachte. Zo ging hij een keer naast het bed bij haar hoofd staan en zei hij ‘
en nu ga jij mij pijpen’. Dat heeft zij toen gedaan. Ook moest aangeefster haar kleding uittrekken en op het bed gaan liggen. Verdachte trok dan ook zijn kleding uit en ging zich aftrekken in het bijzijn van aangeefster. [5]
Aangeefster heeft verklaard dat de seksuele handelingen na drie of vier weken zijn begonnen. Het is begonnen in de studio waar zij eerst verbleef en later in het appartement. In de eerste drie of vier weken lag verdachte in de studio op de bank en daarna is hij iedere nacht bij haar in het eenpersoonsbed gaan liggen in de studio, op dat moment begonnen de seksuele handelingen. Aangeefster is na ongeveer twee maanden verhuisd naar het appartement waar een tweepersoonsbed stond. [6]
Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen zowel in de studio als in het appartement hebben plaatsgevonden. [7]
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Aangeefster heeft bij het informatieve gesprek, de aangifte en het studioverhoor uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over wat in de periode dat zij bij verdachte verbleef heeft plaatsgevonden op seksueel gebied. Deze verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent en komen authentiek over. Hierbij speelt een rol dat aangeefster naar eigen zeggen alles had wat haar hartje begeerde op de zorgboerderij, behalve het misbruik. Zij had dus geen reëel belang om verdachte te beschuldigen van misbruik als dit niet waar zou zijn. Het feit dat aangeefster de gedachte heeft gehad dat het ook haar schuld was dat de seksuele contacten plaatsvonden, omdat ze misschien op een gegeven moment niet meer duidelijk genoeg had laten blijken dat ze het niet wilde, dragen bij aan de authenticiteit.
Aangeefster heeft op een gegeven moment sperma van verdachte opgevangen in een potje omdat zij bang was dat niemand haar zou geloven en zij dus bewijs nodig had. Zij heeft vervolgens tegen haar psycholoog verteld wat haar was overkomen en verdachte heeft de door aangeefster beschreven handelingen grotendeels bevestigd. Dit brengt mee dat de verklaringen van aangeefster dus hoe dan ook grotendeels accuraat zijn. De rechtbank vindt de verklaringen van aangeefster, gelet op het bovenstaande, betrouwbaar en gaat er daarom vanuit dat alle door aangeefster in haar verklaringen genoemde seksuele handelingen ook hebben plaatsgevonden.
Handelingen
Vorenstaande heeft tot gevolg dat ook de handelingen die door verdachte stellig zijn ontkend, te weten zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en zich in het bijzijn van die [slachtoffer] af te trekken, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Periode
Nu de rechtbank uitgaat van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, dat zij op 10 juni 2021 bij verdachte is komen wonen en dat na drie á vier weken het misbruik begon, zal de rechtbank de pleegperiode inkorten, zodat deze ‘
van 1 juli 2021 tot en met 2 november 2021’zal komen te luiden.
Conclusie
De voornoemde handelingen zijn in de gegeven omstandigheden en dan in het bijzonder gelet op het grote onderlinge leeftijdsverschil van veertig jaar, het feit dat aangeefster nog maar net meerderjarig was en verdachte haar hulpverlener was, naar hun aard en inhoud aan te merken als seksuele handelingen, die de sociaal-ethische norm overschrijden. De handelingen zijn daarmee ontuchtig.
Artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht behelst een verbod van ontucht tussen een hulpverlener in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en een patiënt of cliënt. Beoogd is de patiënt of cliënt te beschermen onder meer tegen misbruik van het psychisch overwicht dat de hulpverlener op hem/haar heeft of van de afhankelijke positie van de patiënt of cliënt dan wel misbruik van het vertrouwen dat de hulpverlener van hem/haar heeft gewonnen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, in de uitoefening van zijn beroep als ambulant begeleider, werkzaam was in de maatschappelijke zorg. Tussen verdachte en aangeefster bestond een behandelrelatie, waarbij aangeefster aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Er is dan ook sprake van een situatie als bedoeld in artikel 249 lid 2 Sr.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 juli2021 tot en met 2 november 2021 te Lievelde
, althans in Nederland,terwijl hij werkzaam was in de
gezondheidszorg en/ofmaatschappelijke zorg, te weten als ambulant begeleider/hulpverlener en
/ofbeheerder van zorgboerderij/zorgappartementen gelegen aan [adres 2] te Lievelde ontucht heeft gepleegd
met [slachtoffer] , die zich als
patiënt en/ofcliënt aan verdachtes hulp en
/ofzorg had toevertrouwd, door (telkens)
  • de borsten en
  • (één of meer van) zijn vingers en
  • zijn penis in de vagina en
  • zijn penis door die [slachtoffer] te laten betasten, althans zich door die [slachtoffer] te laten aftrekken en/of
  • zich in het bijzijn van die [slachtoffer] af te trekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij Transfore of een soortgelijke instelling met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Daarnaast eist de officier van justitie een beroepsverbod op grond van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van vrouwelijke cliënten voor de duur van 5 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en voor het overige een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden met daarnaast een taakstraf. Indien een beroepsverbod wordt opgelegd dan verzoekt de raadsvrouw dit te beperken tot vrouwelijke cliënten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode frequent schuldig gemaakt aan ontucht. Hij is als begeleider een behandelrelatie met [slachtoffer] aangegaan. Na ongeveer een maand begon verdachte aan haar borsten en vagina te zitten en ging hij met zijn vingers in haar vagina. Tijdens de behandelperiode heeft verdachte vervolgens vrijwel dagelijks seksuele handelingen bij [slachtoffer] verricht, onder andere bestaande uit penetratie. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare toestand van [slachtoffer] , ook op seksueel gebied als slachtoffer van loverboypraktijken, waarvoor zij juist hulp bij hem zocht. Als hulp/zorgverlener heeft hij zich zeer onprofessioneel gedragen en misbruik gemaakt van zijn positie. Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen van [slachtoffer] , die zich aan zijn professionele zorg en hulp had toevertrouwd, maar tevens een ernstige inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijk integriteit. Dit komt ook duidelijk naar voren in de slachtofferverklaring van [slachtoffer] ter zitting. De relatie tussen hulp/zorgverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde persoon schept voor de hulp/zorgverlener een bijzondere verantwoordelijkheid. Verdachte had zich daarvan rekenschap moeten geven en dienovereenkomstig moeten handelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 17 februari 2023. Daaruit komt naar voren dat verdachte onvoldoende oog heeft gehad voor professionele afstand-nabijheid, hij zichzelf geregeld voorbij liep en hij er een ongezonde balans tussen werk en privé op na hield. Verdachte neemt enerzijds verantwoordelijkheid voor zijn handelen, maar presenteert zich anderzijds ook zelf als slachtoffer. Hij laat zodoende weinig empathie naar het slachtoffer zien. Hij lijkt voornamelijk een vermijdende en/of palliatieve coping stijl te hanteren, waarbij hij afstand zoekt tot het probleem en emotioneel op de vlucht slaat, bijvoorbeeld in werk of suïcide. Verder komt naar voren uit de door hem gestarte behandeling van zijn eigen traumaverwerking dat vermoedelijk sprake is geweest van een redderssyndroom ten opzichte van [slachtoffer] .
Uit onderzoek van het NIFP van 28 oktober 2022 blijkt dat er geen sprake is van psychopathologie, seksuele problemen en/of seksuele beweegredenen en dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Vanwege de grote discrepantie tussen de beschuldigingen van aangeefster (verdachte is begonnen) en hetgeen verdachte bekent ( [slachtoffer] is begonnen), adviseert de reclassering behandeling gericht op zedenproblematiek. Daarnaast adviseert de reclassering een meldplicht en een verbod voor bepaalde werkzaamheden, te weten het niet werken met vrouwelijke cliënten.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met de duur, frequentie en intensiteit van de ontucht, het gebeurde een langere periode vrijwel elke nacht en was vergaand. Daarnaast heeft verdachte zich onprofessioneel gedragen als zorgverlener en heeft hij een kwetsbaar jong meisje misbruikt. Tegelijkertijd geven de rapportages en de verklaringen van andere hulpverleners de indruk dat verdachte bij het bieden van hulp en zorg aan [slachtoffer] in feite werd overvraagd. Daarmee houdt de rechtbank ook wel enigszins in zijn voordeel rekening, hoewel het op de weg van verdachte had gelegen om, zodra hij dit merkte, niet alleen de hulp in te schakelen van een bevriende collega, maar om dit aan de orde te stellen bij de andere hulpverleners die bij [slachtoffer] waren betrokken. Het dossier geeft het beeld dat hij extra hulp voor [slachtoffer] eerder heeft afgehouden dan heeft verwelkomd.
Daartegenover staat dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij op aandringen van de reclassering en zijn gezinsleden een behandeling op traumaverwerking is aangegaan en sindsdien niet meer in herhaling is gevallen.
Ondanks dat uit het reclasseringsrapport naar voren komt dat een gevangenisstraf het huidige behandeltraject onderbreekt en de reclassering niet uitsluit dat detentie, vanwege de onderliggende traumaproblematiek en de verhoogde kans op suïcide, kan leiden tot een toename van de psychische problematiek en/of suïcide, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan de oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Vanuit het oogpunt van generale preventie ontkomt de rechtbank hier niet aan. In het kader van speciale preventie zou dit, met de juiste begeleiding, anders kunnen zijn maar speciale preventie is niet het enige strafdoel. De rechtbank kan het de samenleving niet uitleggen dat iemand die als hulpverlener, geheel toerekeningsvatbaar, deze strafbare feiten heeft gepleegd op deze schaal, niet naar de gevangenis zou hoeven. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat in de gevangenis maatregelen zullen worden getroffen ter voorkoming van suïcide.
De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht passend en geboden. De rechtbank ziet met het oog op het reclasseringsrapport en hetgeen ter terechtzitting is besproken aanleiding om de volgende door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht en ambulante behandeling bij Transfore of een soortgelijke instelling.
Tot slot zal de rechtbank aan verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen als hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg of andersoortige functies of werkzaamheden waarin
vrouwelijkepersonen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd voor de duur van 5 jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroepsverbod daarnaast ook op te leggen als bijzondere voorwaarde.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair betwist de verdediging de hoogte van de schade. Gelet op het voorgaande moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, aldus de verdediging.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Door de ontucht is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte heeft in zijn functie als zorgverlener meerdere malen over een langere periode de waardigheid van het slachtoffer aangetast en haar vertrouwen geschonden. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Voorts houdt de rechtbank eveneens rekening met de duur, frequentie en intensiteit van de ontucht en de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer. Het enkele feit dat de benadeelde al zorg en hulp kreeg maakt niet dat geen sprake is van causaal verband tussen het strafbare feit en de aantasting in de persoon. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 15.000,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 1 juli 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a 14b, 14c, 28, 31, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. De meldplicht zal laag frequent zijn. Reclasseringsinzet is gericht op het toezien op het volgen van de behandeling. Het zal, behoudens een bijzondere aanleiding, worden afgesloten zodra de behandeling is afgerond;
- verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te behalen door de reclassering. Hij zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ontzetting van rechten
 ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg of andersoortige functies of werkzaamheden waarin vrouwelijke personen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd, voor de
duur van 5 (vijf) jaren;
Vordering benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 15.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. M.E. Snijders en
mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2024.
mr. Snijders is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC21252/Roosmarijn, dossiernummer PL0600-2021513553, gesloten op 22 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 11, proces-verbaal van aangifte, p. 19, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2024.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 11 en 12, proces-verbaal van aangifte, p. 21 t/m 28, verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2024.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 28 en 29.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 22 t/m 24.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 20 t/m 24.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2024.