ECLI:NL:RBGEL:2024:795

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
05-334701-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag door doodrijden van fietser met hoge snelheid

Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag door het doodrijden van een fietser op 24 november 2022 in Apeldoorn. De verdachte reed met een snelheid van 136 km/u binnen de bebouwde kom, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan doodslag, omdat hij opzettelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op de snelheid van de verdachte, de omstandigheden ter plaatse en de deskundige rapporten van de politie. De verdachte werd veroordeeld tot 6 jaar gevangenisstraf en een rijontzegging van 10 jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de verantwoordelijkheid van bestuurders om de veiligheid van andere weggebruikers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.334701.22
Datum uitspraak : 16 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door op de Zutphensestraat, te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 87 kilometer per uur en/of (vervolgens) te accelereren naar een snelheid van ongeveer (tenminste) 142 kilometer per uur en/of met een aanzienlijk snelheidsverschil een fietser ( [slachtoffer] ) aan te rijden;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Deventerstraat, gaande in de richting van de Laan van Erica,
daarmede rijdende over de weg de Zutphensestraat
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 87 kilometer per uur en/of (vervolgens) heeft geaccelereerd naar een snelheid van ongeveer (tenminste) 142 kilometer per uur en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen toen een fietser de Zutphensestraat overstak en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Deventerstraat, gaande in de richting van de Laan van Erica, daarmede heeft gereden over de
weg de Zutphensestraat,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 87 kilometer per uur en/of (vervolgens) heeft
geaccelereerd naar een snelheid van ongeveer (tenminste) 142 kilometer per uur en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen toen een
fietser de Zutphensestraat overstak,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2023 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto) (gaande in de richting van de Laan van Kerschoten) daarmee rijdende op de Koninginnelaan,
- terwijl deze straat een (smalle) weg betreft met geparkeerde auto’s aan beide zijden,
- ( meermalen) gevaarlijk heeft ingehaald, door zich, met verhoogde snelheid, tussen zijn voorganger(s) en de aan de linkerzijde van deze weg geparkeerde auto’s te drukken, waardoor een bestuurder van een motorvoertuig moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
meerdere, althans een, fietser(s), komende uit tegenovergestelde richting, het trottoir op moest(en) rijden om een aanrijding met verdachte te voorkomen en/of
(vervolgens) op de kruising met de Tulpenlaan
- terwijl zich aldaar meerdere andere verkeersdeelnemers bevonden, namelijk voetgangers en/of fietsers,
- heeft gereden en/of links naar die Tulpenlaan is afgeslagen met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 17 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bij het afslaan naar de Tulpenlaan geen teken met zijn richtingaanwijzer heeft gegeven, en/of
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2023 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Straatnaam, gaande in de richting van de Straatnaam, daarmede heeft gereden over de weg de
Koninginnelaan
(meermalen) gevaarlijk heeft ingehaald, door zich, met verhoogde snelheid, tussen zijn voorganger(s) en aan de linkerzijde van deze weg geparkeerde auto’s te drukken, waardoor een bestuurder van een motorvoertuig moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
meerdere, althans een, fietser(s), komende uit tegenovergestelde richting, het trottoir op moest(en) vluchten om een aanrijding met verdachte te voorkomen en/of
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld terzake feit 1.
Op 24 november 2022 om 23:02 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto (Volkswagen Golf R) komende uit de richting van de Deventerstraat, op de Zutphensestraat in Apeldoorn binnen de bebouwde kom richting de (spoor)tunnel. De toegestane maximumsnelheid voor personenauto’s bedroeg daar 50 kilometer per uur. [slachtoffer] fietste in dezelfde richting als verdachte over het fietspad aan de rechterkant van de weg. Vóór de tunnel ter hoogte van de inrit van perceel 56 stak [slachtoffer] via een in/uitrit schuin naar links de weg over. Daarbij werd hij geschept door de voorzijde van de Volkswagen. [slachtoffer] is de volgende ochtend in het ziekenhuis overleden aan zijn door de aanrijding veroorzaakte verwondingen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat uit van de bevindingen van de politie dat verdachte een halve seconde voor de aanrijding 142 kilometer per uur reed. Volgens de officier van justitie levert het rijden met deze snelheid op deze plaats, waar ook fietsers en voetgangers te verwachten zijn, een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval op. De officier van justitie heeft echter niet de overtuiging dat verdachte een dodelijke afloop voor lief heeft genomen en dat hij het slachtoffer opzettelijk heeft doodgereden. Voor de primair ten laste gelegde doodslag heeft hij daarom vrijspraak gevorderd. Wel komt de officier van justitie op basis van de gereden snelheid tot bewezenverklaring van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Ook feit 2 primair kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Met uitzondering van feit 1 meer subsidiair, heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak. Ten aanzien van feit 1 primair is aangevoerd dat van een aanmerkelijke kans op de dood geen sprake was. Zo zijn de bevindingen van de politie over de gereden snelheid niet betrouwbaar. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij 50/55 kilometer per uur reed. De overige inzittenden hebben bevestigd dat er niet hard werd gereden. Gelet op de weginrichting en het tijdstip van het ongeval was ook niet te verwachten dat op die plaats een fietser zou oversteken. Bovendien heeft verdachte op het laatste moment nog geremd.
Gelet op de door verdachte gereden snelheid is evenmin sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals subsidiair ten laste is gelegd. Voor zover wel moet worden uitgegaan van de bevindingen van de politie over de gereden snelheid, kan niet worden bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden. Zo heeft verdachte niet meerdere verkeersregels overtreden en had hij geen opzet op het (in ernstige mate) schenden van die verkeersregels. Het enkele overschrijden van de maximumsnelheid is daarvoor onvoldoende. Dat is ook onvoldoende voor het aannemen van een lichtere variant van schuld.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat de belastende verklaring van getuige [getuige] moet worden uitgesloten van het bewijs, nu de verdediging hem niet als getuige heeft kunnen ondervragen. Aangezien steunbewijs ontbreekt, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Juridisch kader
Verdachtes rijgedrag wordt hem in verschillende juridische varianten verweten, van doodslag (primair) tot overtreding van art. 6 WVW (dood door schuld; subsidiair) tot overtreding van artikel 5 WVW (gevaarzetting, meer subsidiair). Voor de beoordeling van die verwijten zijn verschillende juridische begrippen van belang, namelijk opzet en schuld. Die twee begrippen kennen juridische tinten: opzet kan “vol” zijn of “voorwaardelijk”, wat moet worden onderscheiden van de lichtere variant “bewuste schuld”.
Volgens vaste rechtspraak kan van opzet op de dood sprake zijn als men zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer komt te overlijden (voorwaardelijk opzet). Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Wetenschap van die kans alleen is niet voldoende; in het geval de verdachte er vanuit gaat dat het gevolg niet zal intreden, kan namelijk ook sprake zijn van bewuste schuld.
De rechtbank zal bij de beoordeling van de verdenking stil staan bij de bewijsmiddelen over met name de snelheid en de situatie ter plaatse. Verdachte heeft immers ontkend dat hij (veel) te hard heeft gereden. Vervolgens komt aan de orde of verdachtes gedragingen de juridische conclusie rechtvaardigen dat sprake is van doodslag, zoals primair tenlastegelegd. Uit de overwegingen hierna volgt dat en waarom de rechtbank oordeelt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
Snelheid verdachte
Verbalisant ing. [verbalisant] , inspecteur forensische opsporing, werkterrein Verkeers-ongevallenanalyse bij de Specialistische Ondersteuning van de politie, heeft onderzoek gedaan naar de gereden snelheid van verdachte tijdens en direct voorafgaand aan de aanrijding. De resultaten hiervan zijn beschreven in het proces-verbaal Forensisch Voertuigonderzoek. Hiervoor is met behulp van speciale software het geheugen van de airbagmodule, genaamd event data recorder (EDR), van de Volkswagen van verdachte uitgelezen. In het hiervan gegenereerde rapport is te zien dat het laatst geregistreerde event in de airbagmodule dateert van 24 november 2022 23:02:42 uur, aangeduid als ‘frontal’ event. In de pre-crash data van dit event, die teruggaan tot 5 seconden voor het ontstaan van het event, is te zien dat:
  • het gaspedaal van 5 seconden tot 1 seconde voor het ontstaan van het event nagenoeg constant voor 100 % werd bediend;
  • de geregistreerde voertuigsnelheid vanaf 5 seconden tot 0,5 seconde voor het ontstaan van het event opliep van 87 km/u naar 142 km/u;
  • het gaspedaal 0,5 seconde voor het event werd losgelaten en de geregistreerde snelheid hierna terugliep naar 129 km/u;
  • pas op het moment van het event het rempedaal werd bediend en het ABS-systeem actief werd;
  • het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ESC) gedurende de gehele 5 seconden voorafgaand aan het event de status "deactivated by driver" had.
EDR rapport tijd
(real)Time (sec)
ABS Activity
Speed Vehicle
Accelerator Pedal
Service brake activation
-5
-5,321
No ABS Activity
87
100
Off
-4,5
-4,821
No ABS Activity
93
100
Off
-4
-4,321
No ABS Activity
100
100
Off
-3,5
-3.821
No ABS Activity
107
100
Off
-3
-3,321
No ABS Activity
114
100
Off
-2,5
-2,821
No ABS Activity
121
100
Off
-2
-2,321
No ABS Activity
127
100
Off
-1,5
-1,821
No ABS Activity
133
100
Off
-1
-1,321
No ABS Activity
137
100
Off
-0,5
-0,821
No ABS Activity
142
off
0,321
ABS Activity
129
On (driver)
Daadwerkelijke time zero
De bovengenoemde tijdstippen zijn de door de EDR geregistreerde tijdstippen. Hierop is een correctie. Om de nauwkeurigheid van de geregistreerde snelheid in het EDR-rapport ten opzichte van de daadwerkelijk gereden snelheid en van de overige verkregen data vast te stellen zijn namelijk validatietesten verricht. Deze testen bestaan uit 4 rijproeven en 1 statische proef. Voor de rijproeven is de Volkswagen met bijstand van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) voorzien van externe loggingsapparatuur zodat de daadwerkelijke voertuigsnelheid door een onafhankelijk instrument kon worden gemeten. Uit de validatietesten komt onder meer naar voren dat:
  • de geregistreerde snelheid in het EDR-rapport en weergegeven op het instrumenten-paneel waarschijnlijk hoger is dan de daadwerkelijk gereden snelheid. De afwijking is gemiddeld 3,7 %. Bovengenoemde snelheden zijn op basis hiervan aangepast: (afgerond) 83 km/u in plaats van 87 km/u en 136 km/u in plaats van 142 km/u;
  • voorafgaand aan de bij het event behorende rit, het ESC-systeem met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgeschakeld door middel van het bedienen van de daarvoor bestemde knop;
  • voor zover na te gaan, geen sprake was van technische gebreken aan het voertuig die van invloed konden zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
In twee aanvullende rapporten hebben [verbalisant] en verbalisant [verbalisant] , senior forensische opsporing, werkterrein Verkeersongevallenanalyse bij de Specialistische Ondersteuning, vragen van de verdediging naar aanleiding van bovenstaande onderzoeksresultaten beantwoord. Daarin is onder meer ingegaan op de betrouwbaarheid van EDR-data in het algemeen, het belang van validatie van deze data, het aantal inzittenden tijdens de verrichte remproeven, het dalend verloop van de weg nà de botslocatie en de werking van de in de auto aanwezige kilometerblocker. [4]
Deskundigheid van verbalisanten forensische opsporing
De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de deskundigheid als zodanig van verbalisanten [verbalisant] en ing. [verbalisant] . Uit het dossier blijkt dat beiden operationeel specialist zijn op het gebied van Verkeersongevallenanalyse en [verbalisant] daarnaast meer specifiek op het terrein van forensisch voertuigonderzoek. Voorts volgt uit het rapport “Bevindingen rijproeven” dat [verbalisant] een rijopleiding van de politie heeft gevolgd, vaker rijproeven heeft uitgevoerd en daarbij veel rijervaring heeft. Ook is beschreven dat hij bekend is met de werking van kilometerblockers. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit zijn titel volgt dat hij hoger technisch is opgeleid.
Door de verdediging is niet dan wel onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat [verbalisant] en [verbalisant] niet beschikken over de vereiste deskundigheid om de hierboven genoemde onderzoeken uit te voeren en hiervan rapport op te maken. Dit betekent dat de rechtbank de door verbalisanten opgemaakte rapporten voor het bewijs zal gebruiken op voorwaarde dat de inhoud daarvan bruikbaar is. Die beoordeling volgt hieronder.
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid rapporten
De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de door deze verbalisanten opgemaakte rapporten. De hierin weergegeven snelheden zijn ontleend aan de airbagmodule van de Volkswagen en betreffen objectieve data. De wijze waarop de airbagmodule is uitgelezen is uitvoerig en inzichtelijk beschreven. De nauwkeurigheid van de uitgelezen data is vervolgens aan de hand van testen gevalideerd. Voorafgaand aan elke rijproef is het storingscodegeheugen van de airbagmodule gecontroleerd. Daarbij zijn geen storingscodes aangetroffen. Daarnaast is de Volkswagen voorzien van externe loggingsapparatuur zodat de daadwerkelijke voertuigsnelheid door een onafhankelijk meetinstrument kon worden gemeten. Op basis van de resultaten van de validatietesten is een snelheidscorrectie toegepast in het voordeel van verdachte.
De daarna door de verdediging opgeworpen punten en scenario’s zijn vervolgens uitvoerig onderzocht door de verbalisanten. In de aanvullende rapporten is gemotiveerd uiteengezet dat en waarom deze punten geen enkele invloed hebben (gehad) op de verkregen EDR-data en de resultaten van de validatieproeven en remproeven en daarom niet tot een andere uitkomst leiden.
Als het gaat om het aantal inzittenden (2) bij de remproeven, terwijl tijdens de aanrijding 4 personen in de auto zaten, hebben verbalisanten uiteengezet dat en waarom dit voor de vertraging geen verschil maakt. Dit is alleen anders als het voertuig overbeladen was geweest, wat hier niet het geval was. Ook is door verbalisanten beschreven dat de storingscode in de kilometerblocker, genoemd in de door de raadsman ingebrachte mail van JD Engineering die volgens de verdediging voor een storing zou kunnen zorgen bij het opslaan van data in de airbagmodule, niet is aangetroffen. Verder is vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren dat de EDR-data beïnvloed konden zijn door storingen of niet-originele apparatuur. [5] De rechtbank overweegt verder dat niet valt in te zien waarom, zoals de verdediging is blijven betogen, de dalende rijweg bij de remproeven had moeten worden betrokken. Vast staat immers dat de weg pas voorbij de plek van de aanrijding ging dalen.
De bevindingen van verbalisanten ten aanzien van de gereden snelheden voorafgaand en tijdens de aanrijding vinden voorts steun in de volgende bewijsmiddelen.
Aan de hand van sporen op de plaats delict en videobeelden afkomstig van veiligheidscamera’s van omwonenden, waarop de aanrijding is waar te nemen, heeft de politie de botslocatie bij benadering vastgesteld. Deze ligt ter hoogte van de inrit van perceel nr. 56. Uit het sporenonderzoek komt naar voren dat de Volkswagen (aangeduid als spoor 4) ongeveer 100 meter na de botslocatie - in de tunnel - tot stil stand is gekomen. Dat is zo’n 65 meter voorbij spoor 1, dat zich aan de linkerzijde van de tunnelwand bevond en welk spoor hoogstwaarschijnlijk contactsporen van het slachtoffer en/of zijn fiets betreft. Dat betekent dat spoor 1 zo’n 35 meter voorbij de botslocatie is. Het slachtoffer en de fiets (aangeduid als spoor 2 en 3) zijn minimaal 45 meter van de botslocatie (ongeveer 11 respectievelijk 14 meter van spoor 1) aangetroffen. Het slachtoffer werd gevonden op het wegdek in de tunnel, zijn fiets lag in stukken over het hekwerk van de tunnel op het (hoger) naastgelegen fietspad. [6] De schoenen van het slachtoffer zijn teruggevonden in een tuin van een nabij de botslocatie gelegen woning. [7]
De rechtbank is van oordeel dat gezien de forse afstanden tussen de botslocatie en deze sporen er geen reden is om te twijfelen aan de door verbalisanten gerapporteerde snelheden.
Dat verdachte en andere inzittenden op enig moment beduidend lagere snelheden hebben genoemd in de orde van 50 tot maximaal 70 kilometer per uur, leidt niet tot een ander oordeel. Verdachtes verklaringen over de gereden snelheid acht de rechtbank niet betrouwbaar omdat hij hierover wisselend heeft verklaard. Bij de politie heeft hij in eerste instantie 50 tot 55 kilometer genoemd en in een later verhoor “niet harder dan 50 kilometer”. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij niks te zeggen heeft over hoe hard hij heeft gereden, dat hij een klap heeft gehad en het niet weet. Ter zitting van 2 februari 2024 heeft verdachte gesproken over een snelheid van maximaal 55 à 60 kilometer. De andere inzittenden hebben langdurig aantoonbaar leugenachtig verklaard over wie de bestuurder van de auto was ten tijde van de aanrijding. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank hun verklaringen over de gereden snelheid niet betrouwbaar. Bovendien hebben zij eerder bij de politie verklaard niet te weten hoe hard er werd gereden. De door verdachte en de door hem aangehaalde getuigen genoemde snelheden zijn dan ook niet aannemelijk geworden, mede gezien de objectieve gegevens uit de EDR-data en het sporenbeeld.
Tussenconclusie
Op basis van al het voorgaande, stelt de rechtbank dat verdachte de laatste 4,5 seconden voorafgaand aan de botsing vol gas heeft gegeven en is geaccelereerd van zo’n 83 naar minimaal zo’n 136 kilometer per uur. Daarbij was het ESC-systeem (het elektronisch stabiliteitssysteem) van de auto handmatig uitgeschakeld. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto tijdens het rijden niet door anderen liet bedienen. [8] De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte dit systeem zelf heeft uitgeschakeld.
Vaststaat dus dat verdachte bijna 3 keer zo hard reed als ter plaatse was toegestaan. Het is waarschijnlijk dat die snelheid gezien de onderzoeksresultaten verder zou zijn opgelopen, als [slachtoffer] niet was overgestoken en verdachte pas toen, in een split second voor de aanrijding, het gaspedaal losliet en remde.
Situatie ter plaatse
Voor het oordeel of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag acht de rechtbank verder de situatie ter plaatse van belang.
Uit onderzoek door de politie naar de plaats van de aanrijding (en de route daar naar toe) komt het volgende naar voren. Aan beide zijden van de doorgaande weg (ongeveer 6,5 meter breed) liggen woningen en een fietspad dat door middel van een groenstrook is gescheiden van de rijbaan. Aan weerszijden van de weg liggen in/uitritten naar de woningen. Het was ten tijde van de aanrijding droog. [9] Kort na de kruising Deventerstraat/Zutphensestraat stond langs de Zutphensestraat een groot geel bord met de tekst “Geef invoegende bewoners de ruimte” dat in het donker oplicht met daarboven een gele knipperbol die aangaat als het donker wordt. [10] Op door de politie beschreven videobeelden is te zien dat de straatverlichting ten tijde van de aanrijding in werking was en dat het voor- en achterlicht van de fiets van het slachtoffer brandden. [11]
Uit het grote aantal foto’s, waaronder afbeelding 17, behorende bij het sporenonderzoek (p. 665), leidt de rechtbank af dat de tunnelbak relatief lang en diep is. Ook is op die afbeelding te zien dat aan beide kanten van de weg hoge betonnen wanden staan met daarbovenop een hekwerk. De tunnelbak is zodanig ingericht dat er geen uitwijkruimte is voor het verkeer. Voorts is in het dossier beschreven dat op de videobeelden is te zien dat direct voorafgaand aan de aanrijding en nadien auto’s en fietsers op de weg danwel het fietspad reden, in beide rijrichtingen. [12]
Verbalisant [verbalisant] heeft naar aanleiding van de EDR-data, op de plaats delict rijproeven uitgevoerd met de Volkswagen met de hierboven weergegeven snelheden tussen de 87 en 142 kilometer per uur. Tijdens de rijproeven merkte hij dat de snelheid zodanig hoog was ten opzichte van de weginrichting dat hij de weg niet goed kon overzien. Door de hoge snelheid moest hij zich focussen op het besturen van de auto. Hij kon hierdoor niet tot nauwelijks oog hebben voor de aan de weg gelegen in/uitritten. [13]
Opzet op de dood
Vaststaat dat de aanrijding voorkomen had kunnen worden. Verbalisant [verbalisant] heeft op de plaats van de botsing remproeven uitgevoerd met de Volkswagen om de remvertraging vast te kunnen stellen. Hieruit bleek een gemiddelde remvertraging van 7.78 m/s². [14] Verbalisant [verbalisant] heeft aan de hand van videobeelden waarop het slachtoffer tijdens en kort voor de botsing op de fiets is te zien, berekend dat het slachtoffer een indicatieve snelheid had van 22 tot 24 kilometer per uur. [15] Op basis van de hierboven beschreven onderzoeksresultaten heeft [verbalisant] verschillende vermijdbaarheidsberekeningen gemaakt. Daaruit komt eenduidig naar voren dat de aanrijding ruimschoots voorkomen had kunnen worden als de bestuurder van de Volkswagen met de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u had gereden en op de berekende botslocatie een -zeer lichte- remming van 2.17 m/s² had ingezet. [16] Bij onderzoek aan de fiets zijn voorts geen gebreken in de rem- en stuurinrichting aangetroffen. [17]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft doodgereden en er in juridische zin dus sprake is van doodslag, zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (vol opzet) heeft gehad om een (potentieel) dodelijk ongeval te veroorzaken en het slachtoffer dood te rijden. Van opzet op de dood kan echter ook sprake zijn als de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen (voorwaardelijk opzet).
Verdachte heeft op een weg binnen de bebouwde kom met huizen, fietspaden en in/uitritten aan weerszijden, het gaspedaal secondenlang diep ingedrukt en zijn snelheid opgevoerd van zo’n 83 naar ongeveer 136 kilometer per uur. Hij is dus met zeer hoge snelheid op de lange betonnen tunnelbak afgereden. Gelet op de timing en de locatie van deze extreme acceleratie die alleen maar stopte doordat verdachte het overstekende slachtoffer vlak voor de tunnel aanreed, kan het niet anders dan dat verdachte van plan was om snoeihard door die tunnelbak te racen. De rechtbank is van oordeel dat het rijden met deze snelheid in deze situatie naar algemene ervaringsregels extreem gevaarzettend is.
De rechtbank is dus van oordeel dat de kans dat verdachte door zijn rijgedrag een dodelijk verkeersongeval zou veroorzaken en dat een willekeurige kwetsbare verkeersdeelnemer zoals [slachtoffer] op zijn fiets, door zijn toedoen zou komen te overlijden, naar algemene ervaringsregels minst genomen aanmerkelijk was te achten. Ook is de rechtbank van oordeel dat het gezien de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, niet anders kan zijn dan dat verdachte deze kans welbewust heeft aanvaard en dus op de koop heeft toegenomen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Binnen de bebouwde kom, zeker op een doorgaande weg waaraan aan weerszijden huizen, fietspaden en in-/uitritten liggen, is in het algemeen verkeer te verwachten. Ook op een donderdagavond rond 23:00 uur moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van andere weggebruikers, niet alleen automobilisten maar ook kwetsbare deelnemers als voetgangers en fietsers. Rond die tijd waren er ook daadwerkelijk meerdere fietsers.
Uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant] volgt dat met de snelheden die verdachte reed, de weg niet meer was te overzien. Alle concentratie gaat dan uit naar het besturen, naar de rechtbank begrijpt: het op de weg houden, van de auto waardoor er geen aandacht meer is voor de omgeving en verkeer uit de in-/uitritten. Daarbij had verdachte het elektronisch veiligheidssysteem ‘ESC’ uitgeschakeld.
Door verdachtes excessief hoge snelheid had het verkeer ter plaatse geen redelijke of reële mogelijkheid daarop te anticiperen.
Het extreem gevaarzettende karakter van verdachtes rijgedrag werd nog vergroot doordat hij de tunnel dicht was genaderd terwijl daar rond die tijd verkeer reed. Verdachte had juist daarvoor nog tegemoetkomend verkeer uit de tunnel gepasseerd en wist dus dat er auto’s in de tunnel reden/konden rijden. De tunnelbak is zodanig diep dat de weg onvoldoende is te overzien en eventuele tegenliggers bij zo’n snelheid niet of nauwelijks (tijdig) zijn waar te nemen. Daarbij zijn de rijstroken dermate smal dat een voertuig bij de geringste stuurafwijking de betonnen wand kan raken met grote, levensbedreigende, risico’s tot gevolg. Uitwijkmogelijkheden waren er niet, zoals hiervoor is overwogen. Door met deze hoge snelheid op de tunnelbak af te rijden, is de kans dat verdachte op weg naar de tunnel voor andere weggebruikers een potentieel dodelijke situatie in het leven zou roepen, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen.
De rechtbank betrekt hierbij de kennis die verdachte had van de situatie ter plekke. Verdachte, geboren en getogen Apeldoorner, heeft verklaard dat hij de gereden route meerdere keren per week aflegde. Hij wist dat hij in de bebouwde kom reed en dat de maximaal toegestane snelheid, ook in de tunnel, 50 kilometer per uur bedroeg. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat hij wist dat zich vóór de tunnel een zijweg en een oversteekplaats bevonden. Verdachte erkent dat als hij met de door de politie beschreven snelheden zou hebben gereden, dit zeer gevaarzettend zou zijn geweest op die plaats, ook in de tunnel. [18] Aangezien hij de situatie ter plaatse kende, wist hij dus dat er invoegend en/of overstekend verkeer kon zijn, waaronder fietsers en voetgangers.
De conclusie is dat verdachte door zijn rijgedrag welbewust een in potentie dodelijke situatie heeft gecreëerd voor andere verkeersdeelnemers, zoals kwetsbare fietsers. Het leven en de veiligheid van anderen waren kennelijk ondergeschikt aan zijn racedrang. Door alsnog op deze plek, racend richting de lange betonnen tunnelbak, te rijden met de vastgestelde hoge en slechts door de aanrijding onderbroken snelheid oplopend tot 136 km/u, heeft verdachte de kans op een dodelijk ongeval met een fietser op de koop toe genomen en dus bewust aanvaard. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
Het feit dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van de doodslag en de officier van justitie (net) niet, is in de kern te verklaren door het grote gewicht dat de rechtbank met name toekent aan het kennelijke en levensgevaarlijke plan van verdachte om snoeihard door de onoverzichtelijke lange betonnen tunnelbak te rijden, waarbij de snelheid niet een nog hoger getal dan achteraf gemeten heeft aangetikt door de noodlottige omstandigheid dat [slachtoffer] net overstak. Pas toen liet verdachte het gaspedaal los en remde hij.
Dat verdachte op het allerlaatste moment voor de botsing het gaspedaal heeft losgelaten en heeft geremd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verdachte had de dodelijke situatie toen al gecreëerd en kon die op dat moment niet meer veranderen. Daarbij heeft hij verklaard het slachtoffer tot het moment van de botsing niet te hebben gezien.
De rechtbank acht de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en overweegt hiertoe het volgende. Het gaat hier om verkeersdelicten zonder letsel of schade.
Ter zitting van 2 februari 2024 heeft verdachte erkend dat hij de bestuurder van de auto was op de avond van 6 februari 2023, maar hij heeft ontkend dat hij heeft gereden op de wijze die is beschreven in de tenlastelegging. Het bewijs voor het ten laste gelegde rijgedrag bestaat uitsluitend uit de belastende verklaring van verbalisant [getuige] . Het belang van de verdediging bij het horen van deze getuige is daarmee gegeven. Het verzoek van de verdediging om [getuige] als getuige te horen is eerder toegewezen. De rechter-commissaris heeft [getuige] vervolgens opgeroepen als getuige. Hierna is informatie binnengekomen over gezondheidsklachten van [getuige] en zijn verwachte herstelduur. De rechter-commissaris heeft daarop beslist dat van het horen van [getuige] wordt afgezien. Hierdoor is de verdediging om een valide reden niet in de gelegenheid geweest de getuige te ondervragen.
De rechtbank heeft overwogen om feit 2 af te splitsen en de zaak aan te houden maar acht dit niet opportuun. De reden daarvoor is dat er op dit moment geen indicatie is dat [getuige] binnen afzienbare tijd kan worden gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat de belastende verklaring van [getuige] als ‘sole and decisive’ kan worden aangemerkt als het gaat om deze verdenking (feit 2). Op grond van de Keskin-jurisprudentie geldt in deze situatie dat de rechter, voordat hij tot een bewezenverklaring komt die mede is gegrond op de verklaring van de niet-ondervraagde getuige, dient na te gaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
De rechtbank ziet in deze zaak onvoldoende adequate maatregelen en procedurele waarborgen die compensatie kunnen bieden om het gebrek in het ondervragingsrecht op te heffen en het evenwicht van een eerlijk proces te herstellen. De rechtbank zal de belastende verklaring van [getuige] daarom buiten beschouwing laten.
Nu er geen ander wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedraging(en), moet hij worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Apeldoorn in de gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland,[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door op de Zutphensestraat, te rijden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer
(tenminste)83 kilometer per uur en/
of (vervolgens
)te accelereren naar een snelheid van ongeveer
(tenminste)136 kilometer per uur en
/ofmet een aanzienlijk snelheidsverschil een fietser ( [slachtoffer] ) aan te rijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW wordt veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk (met aftrek) en met oplegging van bijzondere voorwaarden met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 5 jaar gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de ten laste gelegde doodslag geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft hij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte en zijn vriendin verwachten over een paar maanden hun eerste kind. Hij had de dagelijkse leiding in het bedrijf van zijn vader. Zijn detentie zorgt voor veel stress. Niet alle verkeersovertredingen op zijn strafblad zijn door verdachte begaan. De dood van het slachtoffer heeft hem aangegrepen. Verdachte heeft zich uit eigen beweging bij de politie gemeld als de bestuurder van de auto.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte is op de bewuste novemberavond in 2022 plankgas richting de tunnel gereden. Hij heeft secondenlang het gaspedaal helemaal ingetrapt. Het kan niet anders dan dat hij op die manier een bepaalde sensatie zocht. Een bloedstollende en angstaanjagende sensatie, door het gevaar dat hij daarmee in de bebouwde kom creëerde. Verdachte reed extreem gevaarzettend. Hij moet dat geweten hebben: verdachte kende de straat, met fietspaden en in-/uitritten naar de vele woningen. Ook ’s avonds laat kunnen er nog andere verkeersdeelnemers zijn, zoals voetgangers, fietsers en andere automobilisten. Verdachtes rijgedrag, racend naar de (langgerekte) betonnen wand van de viaductbak was bijzonder gevaarzettend. De prikkel om juist richting die plek roekeloos hard te rijden was kennelijk zo sterk, dat hij al dat gevaar voor lief heeft genomen. Nadat verdachte het gaspedaal diep had ingedrukt, verwezenlijkte dat gevaar zich ook. Racend naar de tunnel reed verdachte een overstekende fietser aan. De 20-jarige [slachtoffer] overleefde deze aanrijding niet. De sporen na het ongeval geven een huiveringwekkend beeld van de impact die de aanrijding op [slachtoffer] heeft gehad. Verdachte heeft een onschuldige, niets vermoedende passant zijn meest kostbare bezit ontnomen.
[slachtoffer] is door zijn naasten tijdens het spreekrecht beschreven. Het feit dat hij zijn jonge, veelbelovende en levenslustige leven niet kan vervolgen door toedoen van verdachte vormt voor zijn nabestaanden een onnoemlijk groot gemis en zware last. Dit is door [slachtoffer] ’s vader en tante tijdens de zitting op indringende wijze onder woorden gebracht. Met zijn rijgedrag heeft verdachte ook het leven van [slachtoffer] ’s ouders, broer [broer] , familie en vrienden onomkeerbaar veranderd.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte wist van de leugens over wie de bestuurder was en maandenlang heeft verzwegen dat hij de bestuurder was. Daarmee heeft verdachte het algemeen belang geschonden dat gemoeid is bij waarheidsvinding en het specifieke belang van de nabestaanden die achterbleven met vragen over de toedracht rond de aanrijding. Door het toedekken van die toedracht heeft verdachte bovendien voorkomen dat onderzoek kon worden gedaan naar eventueel alcohol- of drugsonderzoek bij hem als bestuurder.
Persoon verdachte
Uit verdachtes strafblad, het strafdossier en het persoonlijkheidsonderzoek ontstaat een beeld dat afwijkt van de indruk die verdachte wekt door onder meer te herhalen dat hij zich uit gewetenswroeging bij de politie heeft gemeld.
De OVC-gesprekken van maanden na het ongeval schetsen een beeld van een berekenende verdachte die sturend is richting getuigen, manipulerend voor wat betreft het politieonderzoek en die zich achteloos toont voor wat betreft de impact van de dodelijke aanrijding waarvoor hij verantwoordelijk is.
Verder blijkt uit verdachtes strafblad van 12 pagina’s dat hij in het verleden (tot 2015) meerdere keren is veroordeeld voor geweldsdelicten. In 2020 is hem (via een strafbeschikking) een geldboete opgelegd voor rijden onder invloed; in juli 2022 is hem onder meer een voorwaardelijke rijontzegging opgelegd van 2 maanden, waarvan de proeftijd nog loopt. Zijn strafblad vermeldt verder meerdere geldboetes (strafbeschikkingen) voor verkeersdelicten. Verdachte heeft niet willen zeggen wie de daadwerkelijke dader zou zijn geweest terzake een aantal van die boetes, zodat de rechtbank de betreffende stelling van de verdediging buiten beschouwing laat. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verdachte deze verkeersovertredingen heeft gepleegd. Ook heeft hij eerder nog verplicht een programma gevolgd over gedrag en verkeer in het kader van de maatregel EMG die aan hem was opgelegd.
In het PJ-rapport van GZ-psycholoog [psycholoog] wordt verder beschreven dat verdachte moeite heeft met autoriteit en gezag. Vanaf de basisschool was sprake van gedragsproblemen. Onrecht maakt hem boos. Hij is tevreden met zichzelf en vindt zichzelf een goede verkeersdeelnemer. Er is weinig emotionele diepgang. De gewetensfunctie is beperkt. Hij is zelfbepalend en weegt zijn eigen belangen goed af. Hij bagatelliseert en externaliseert. Hij wil niet meer naar de reclassering, tenzij dit in zijn eigen belang is en wat ook afhangt van de straf. De PJ-psycholoog rapporteert dat van de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken die in 2014 bij verdachte werd vastgesteld, nu geen sprake meer is omdat hij niet meer disfunctioneert op verschillende levensgebieden. Wel is sprake van antisociale trekken. Verdachte is volledig toerekeningsvatbaar. Zijn omgeving stimuleert hem niet om pro-sociale keuzes te maken. De kans op herhaling is verhoogd. Een ambulante forensische behandeling is nodig om zijn gedrag te veranderen. De vraag is echter of dat haalbaar is vanwege het ontbreken van probleeminzicht en een gebrek aan motivatie.
De reclassering heeft door de weigerachtige houding van verdachte geen plan van aanpak kunnen opstellen; in het verleden hield verdachte reclasseringsbemoeienis af.
Straf
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest. Deze straf is hoger dan geëist door de officier van justitie. De reden daarvoor is dat de rechtbank wel de primair ten laste gelegde doodslag bewezen acht. Dit is een ernstiger strafbaar feit dat de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW.
Reeds vanwege de duur van de op te leggen straf is er geen ruimte meer voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij later in het voorjaar van 2024 vader verwacht te worden, ziet de rechtbank geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
De rechtbank zal als bijkomende straf tevens de maximale rijontzegging van 10 jaar opleggen. De ernst van het bewezen verklaarde feit speelt daarbij een rol, naast verdachtes omvangrijke strafblad. Verder is bij de beslissing betrokken dat verdachte naar eigen zeggen het (door hem over te nemen) bedrijf van zijn vader kan runnen zonder rijbewijs.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 179 a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte feit 1 primair, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (tien) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. W.H.S. Duinkerke en
mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2024.
Mr. Bril is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant Harkema van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] . DOS, gesloten op 23 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal PD Onderzoek p. 653, 657 en 677, proces-verbaal van bevindingen p. 225, verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2024, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek p. 681.
3.Proces-verbaal Forensisch Voertuigonderzoek, p. 711-718, 726.
4.Aanvullend proces-verbaal Forensische Opsporing van 21 september 2023 en Aanvullend proces-verbaal deel 2 Forensische Opsporing van 11 januari 2024 (niet doorgenummerd in het dossier).
5.Aanvullend proces-verbaal Forensische Opsporing van 21 september 2023 p. 3/9- 5/9.
6.Proces-verbaal PD-Onderzoek, p. 661-665 en 677.
7.Proces-verbaal verhoor getuige p. 274.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 51.
9.Proces-verbaal PD Onderzoek p. 656, afbeeldingen 3 en 4, p. 655.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 218.
11.Proces-verbaal-verbaal bevindingen, p. 263-264.
12.Proces-verbaal bevindingen p. 225-226, proces-verbaal bevindingen videobeelden p. 749.
13.Bevindingen rijproeven p. 741.
14.Bevindingen rijproeven p. 740.
15.Proces-verbaal vermijdbaarheidsberekening p. 763.
16.Proces-verbaal vermijdbaarheidsberekening p. 775.
17.Proces-verbaal Voertuigonderzoek p. 734.
18.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2024 en proces-verbaal verhoor verdachte p. 45 en p. 56.