Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling gehouden op 14 november 2024,
- de pleitnota van [ged in conv/eis in reconv] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die op 15 november 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, een kort geding aangespannen over de afgifte van hun gezamenlijke hond, een labrador genaamd [naam hond]. De partijen hebben in maart 2020 de hond aangeschaft en hebben samen voor de hond gezorgd. De relatie is in 2022 geëindigd, waarna de partijen in het najaar van 2024 uit elkaar zijn verhuisd. De eiseres in conventie, [eis in conv/verw in reconv], en de gedaagde in conventie, [ged in conv/eis in reconv], hebben beiden vorderingen ingesteld om de hond aan hen af te geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van mede-eigendom van de hond, wat betekent dat er een beperkte gemeenschap is ontstaan in de zin van artikel 3:166 BW. Vooruitlopend op een bodemprocedure heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen en de hond afgewogen. Beide partijen hebben blijk gegeven van de intentie om goed voor de hond te zorgen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel beide partijen in staat zijn om voor de hond te zorgen, de gedaagde in reconventie, [ged in conv/eis in reconv], de meeste tijd met de hond heeft doorgebracht en waarschijnlijk meer tijd zal hebben om voor de hond te zorgen in de nabije toekomst. Daarom is besloten dat de hond aan [ged in conv/eis in reconv] moet worden afgegeven. De vordering van [eis in conv/verw in reconv] is afgewezen, en de vordering in reconventie is toegewezen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de afgifte niet tijdig plaatsvindt, en zijn de proceskosten gecompenseerd.