ECLI:NL:RBGEL:2024:7946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
442063
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een hond in kort geding met betrekking tot mede-eigendom en voorlopige voorziening

In deze zaak, die op 15 november 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, een kort geding aangespannen over de afgifte van hun gezamenlijke hond, een labrador genaamd [naam hond]. De partijen hebben in maart 2020 de hond aangeschaft en hebben samen voor de hond gezorgd. De relatie is in 2022 geëindigd, waarna de partijen in het najaar van 2024 uit elkaar zijn verhuisd. De eiseres in conventie, [eis in conv/verw in reconv], en de gedaagde in conventie, [ged in conv/eis in reconv], hebben beiden vorderingen ingesteld om de hond aan hen af te geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van mede-eigendom van de hond, wat betekent dat er een beperkte gemeenschap is ontstaan in de zin van artikel 3:166 BW. Vooruitlopend op een bodemprocedure heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen en de hond afgewogen. Beide partijen hebben blijk gegeven van de intentie om goed voor de hond te zorgen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel beide partijen in staat zijn om voor de hond te zorgen, de gedaagde in reconventie, [ged in conv/eis in reconv], de meeste tijd met de hond heeft doorgebracht en waarschijnlijk meer tijd zal hebben om voor de hond te zorgen in de nabije toekomst. Daarom is besloten dat de hond aan [ged in conv/eis in reconv] moet worden afgegeven. De vordering van [eis in conv/verw in reconv] is afgewezen, en de vordering in reconventie is toegewezen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de afgifte niet tijdig plaatsvindt, en zijn de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/442063 / KG ZA 24-335
Vonnis in kort geding van 15 november 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. L.M. Kok,
tegen
[ged in conv/eis in reconv],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [ged in conv/eis in reconv] ,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
- de akte met aanvullende producties 9 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 5,
- de mondelinge behandeling gehouden op 14 november 2024,
- de pleitnota van [ged in conv/eis in reconv] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen hebben gedurende een aantal jaren een relatie gehad. Tijdens die relatie hebben zij, in maart 2020, een hond gekocht, waarvoor zij samen hebben gezorgd. Tot een aantal weken geleden woonden partijen samen in [plaats] . [ged in conv/eis in reconv] is recentelijk naar [land] verhuisd en [eis in conv/verw in reconv] naar [plaats] . In dit kort geding vraagt zowel [eis in conv/verw in reconv] als [ged in conv/eis in reconv] dat de hond aan haar wordt afgegeven.
2.2.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de hond aan [ged in conv/eis in reconv] moet worden afgegeven. Zij zal hierna (onder 5) uitleggen waarom zij tot dat oordeel is gekomen. Eerst zal de voorzieningenrechter (onder 3 en 4) een overzicht van de feiten en de vorderingen geven.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en tijdens hun relatie hebben zij in maart 2020 een hond, een labrador genaamd [naam hond] , aangeschaft. [naam hond] is op 10 januari 2020 geboren. Partijen hebben ieder een deel van de koopprijs voldaan, hebben de hond samen opgehaald en hebben gezamenlijk voor de hond gezorgd.
3.2.
De relatie tussen partijen is in 2022 geëindigd. Partijen hebben tot in het najaar 2024 samen met [naam hond] in de gezamenlijke woning in [plaats] gewoond.
3.3.
Op 23 oktober 2024 is [ged in conv/eis in reconv] verhuisd naar [land] . Zij heeft daar een woning gekocht, die net geleverd is. [eis in conv/verw in reconv] heeft met ingang van 1 december 2024 een huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd – met een minimumduur van 12 maanden – voor een woning in [plaats] . Tot die tijd woont zij bij haar ouders in [plaats] .
3.4.
Voorafgaand aan het vertrek van [ged in conv/eis in reconv] naar [land] zijn partijen in discussie geraakt over [naam hond] . Zij wensen ieder met uitsluiting van de ander de zorg voor [naam hond] voort te zetten. [naam hond] verblijft, in afwachting van de uitkomst van dit kort geding, sinds 3 weken in een hondenpension.

4.De vorderingen

in conventie
4.1.
[eis in conv/verw in reconv] vordert (kort gezegd) dat de voorzieningenrechter [ged in conv/eis in reconv] veroordeelt om [naam hond] , met het paspoort en het vaccinatie/medisch boekje van de hond, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis af te geven aan [eis in conv/verw in reconv] , op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag, of gedeelte daarvan, dat [ged in conv/eis in reconv] niet volledig aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00, met compensatie van de proceskosten.
in reconventie
4.2.
[ged in conv/eis in reconv] vordert op haar beurt dat de voorzieningenrechter [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt om [naam hond] aan [ged in conv/eis in reconv] af te geven althans aan die afgifte medewerking te verlenen op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag, of gedeelte daarvan, dat [eis in conv/verw in reconv] niet aan de veroordeling voldoet zulks met een maximum van € 25.000,00, met compensatie van de proceskosten.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie
5.1.
In dit kort geding vorderen beide partijen afgifte van hond [naam hond] . De vorderingen in conventie en reconventie zullen gelet op deze samenhang gezamenlijk worden beoordeeld. Het spoedeisend belang ligt besloten in de aard van de vorderingen, namelijk afgifte van een hond.
5.2.
Volgens [eis in conv/verw in reconv] zijn partijen gezamenlijk eigenaar van [naam hond] en is een beperkte gemeenschap ontstaan die in een bodemprocedure op grond van artikel 3:185 BW moet worden verdeeld. Volgens [eis in conv/verw in reconv] is aannemelijk dat [naam hond] daarbij op grond van een belangenafweging aan haar zal worden toegedeeld. Vooruitlopend hierop dient daarom een voorlopige voorziening te worden getroffen inhoudende de afgifte van [naam hond] aan [eis in conv/verw in reconv] .
5.3.
[ged in conv/eis in reconv] voert primair aan dat [eis in conv/verw in reconv] [naam hond] aan haar heeft geschonken voor haar verjaardag en dat zij daarom enig eigenaar is van [naam hond] . Subsidiair voert zij aan dat sprake is van mede-eigendom en dat [naam hond] in een verdelingsprocedure juist aan haar zal worden toegedeeld.
5.4.
[ged in conv/eis in reconv] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eis in conv/verw in reconv] [naam hond] aan [ged in conv/eis in reconv] heeft geschonken. De enkele stelling dat [naam hond] een cadeau was voor haar verjaardag en de verklaring van de vader van [ged in conv/eis in reconv] waarin dit wordt bevestigd is daarvoor, gelet op de gemotiveerde betwisting door [eis in conv/verw in reconv] , onvoldoende. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat vaststaat dat beide partijen een deel van de koopprijs hebben voldaan. Ook blijkt uit de overgelegde stukken dat beide partijen kosten van [naam hond] op zich hebben genomen, samen met [naam hond] de hondentraining bij [bedrijf 1] hebben gevolgd en dat [naam hond] in haar paspoort te naam is gesteld van [eis in conv/verw in reconv] . Daarmee is evengoed mogelijk dat, zoals [eis in conv/verw in reconv] heeft gesteld, het verjaardagscadeau aan [ged in conv/eis in reconv] enkel inhield de instemming van [eis in conv/verw in reconv] met [ged in conv/eis in reconv] ’s wens om (gezamenlijk) een hond te nemen. Omdat het enig eigendomsrecht van [ged in conv/eis in reconv] niet aannemelijk is geworden en voor nadere bewijslevering in dit kort geding geen plaats is, gaat de voorzieningenrechter er voorshands oordelend van uit dat beide partijen gezamenlijk eigenaar van [naam hond] zijn.
5.5.
Gelet daarop is sprake van een beperkte gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW. Partijen zijn het erover eens dat [naam hond] in dat geval aan een van hen dient te worden toegedeeld op grond van artikel 3:185 BW en dat vooruitlopend op deze verdeling in dit kort geding een voorlopige voorziening moet worden getroffen die inhoudt een veroordeling tot afgifte van [naam hond] aan één van hen.
5.6.
Op grond van artikel 3:185 BW houdt de rechter bij de wijze van verdeling rekening met de belangen van partijen en het algemeen belang. Omdat het gaat over de verdeling van een dier zal ook rekening moeten worden gehouden met het belang van [naam hond] .
5.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat partijen er allebei blijk van hebben gegeven goed en liefdevol voor [naam hond] te kunnen en willen zorgen. Om een belangenafweging te kunnen maken hebben partijen een aantal belangen van [naam hond] aangevoerd, te weten verblijfplaats, financiële situatie, verzorging en tijd.
Verblijfplaats
5.8.
Omdat beide partijen uit [plaats] zijn verhuisd, zal [naam hond] hoe dan ook van omgeving moeten veranderen en aan haar nieuwe omgeving moeten wennen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat beide nieuwe huizen genoeg ruimte voor [naam hond] bieden en dat zowel de omgeving in [plaats] als die in [plaats] ( [land] ) fijn voor [naam hond] zal zijn.
Op dit punt kan dus niet geconcludeerd worden dat de ene verblijfplaats voor [naam hond] duidelijk beter zal zijn dan de andere verblijfplaats.
Financiële situatie
5.9.
De voorzieningenrechter gaat er ook van uit dat beide partijen financieel gezien in staat zullen zijn om voor [naam hond] te kunnen zorgen. Weliswaar is [ged in conv/eis in reconv] nog werkzoekende, maar zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er voldoende mogelijkheden voor haar zijn om in [land] aan het werk te komen. Bovendien heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij een hondenverzekering voor eventuele grote uitgaven kan afsluiten in [land] en daarvoor ook terecht kan bij familie. [naam hond] is een gezonde jonge hond. De voorzieningenrechter acht onvoldoende aannemelijk dat [ged in conv/eis in reconv] vanwege financiële redenen niet verantwoord voor [naam hond] kan zorgen. De financiële situatie van [eis in conv/verw in reconv] is in dit kort geding geen geschilpunt. Ook de financiële situatie van partijen legt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus geen doorslaggevend gewicht in de schaal.
Verzorging en tijd
5.10.
Duidelijk is geworden dat beide partijen liefdevol voor [naam hond] hebben gezorgd, waarbij beiden tijd hebben gestoken in de training en het uitlaten van [naam hond] . Op dit moment heeft [ged in conv/eis in reconv] meer tijd voor [naam hond] omdat zij nu nog niet werkt. Maar omdat het de bedoeling is om binnen afzienbare tijd een baan te vinden, kan dat op elk moment anders worden. Weliswaar is [ged in conv/eis in reconv] voornemens om een baan te zoeken die zij vanuit huis kan verrichten, maar of dat (voor de langere duur) mogelijk zal blijken is onzeker. Hoe dan ook staat niet vast hoe het leven van beide partijen er de komende jaren precies uit zal zien.
De voorzieningenrechter gaat er, op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, van uit dat beiden bereid en in staat zijn om ook in de toekomst hun leven zo in te richten dat zij voldoende tijd en zorg aan [naam hond] kunnen besteden, al dan niet met behulp van familie, vrienden, hondenuitlaatservice en/of hondenopvang. Ook in zoverre valt niet te zeggen dat [naam hond] duidelijk beter af is bij de één dan bij de ander.
Uitkomst belangenafweging
5.11.
Voormelde factoren bieden naar het voorlopig oordeel dus geen doorslaggevende aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat [naam hond] meer belang heeft bij (voorlopige) toedeling en afgifte aan [eis in conv/verw in reconv] dan wel aan [ged in conv/eis in reconv] . Voor de beslissing zal de voorzieningenrechter daarom aanknopen bij het feit dat [ged in conv/eis in reconv] , die vanaf december 2023 ziek thuis was, het laatste jaar de meeste tijd met [naam hond] heeft doorgebracht en dat [ged in conv/eis in reconv] de komende periode waarschijnlijk nog veel thuis zal zijn. Dit geeft voor de voorzieningenrechter de doorslag om te beslissen dat [naam hond] bij wege van voorlopige voorziening aan [ged in conv/eis in reconv] moet worden afgegeven. Dit betekent dat de vordering in conventie van [eis in conv/verw in reconv] zal worden afgewezen en dat de reconventionele vordering van [ged in conv/eis in reconv] zal worden toegewezen.
Dwangsom
5.12.
Omdat geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde dwangsom, zal die worden toegewezen als gevorderd.
Proceskosten
5.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] af,
in reconventie
6.2.
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de hond met roepnaam [naam hond] aan [ged in conv/eis in reconv] af te geven althans aan afgifte van [naam hond] aan [ged in conv/eis in reconv] medewerking te verlenen,
6.3.
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] om aan [ged in conv/eis in reconv] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder 6.2 voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.4.
verklaart het vonnis ten aanzien van de veroordelingen onder 6.2 en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en reconventie
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
1780