ECLI:NL:RBGEL:2024:7941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
05/149216-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 15 februari 2024 in Culemborg seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft zijn vinger(s) in de vagina van het slachtoffer geduwd en heeft met zijn geslachtsdeel over haar vagina gewreven. De rechtbank heeft het beroep van de verdachte op het ontbreken van het ontuchtige karakter van de handelingen verworpen, evenals het verweer dat hij er terecht vanuit mocht gaan dat het slachtoffer meerderjarig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het leeftijdsverschil van vijf jaar en het ontbreken van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer de handelingen ontuchtig maken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht, en daarnaast tot een taakstraf van 150 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de gevolgen voor zowel de verdachte als het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/149216-24
Datum uitspraak : 18 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] , in [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Culemborg, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt en/of zijn geslachtsdeel tussen de (buitenste) schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt en/of met zijn geslachtsdeel over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gewreven, althans zijn geslachtsdeel tegen de vagina en/of in de schaamstreek van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt en/of die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of in de nek gezoend en/of de vagina/schaamlippen van die [slachtoffer] betast en/of de hand van die [slachtoffer] op zijn geslachtsdeel gelegd en/of zijn geslachtsdeel door die [slachtoffer] laten aftrekken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Culemborg, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2008), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het met zijn geslachtsdeel wrijven over en/of drukken/duwen tegen de vagina en/of in de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of het betasten van de schaamlippen en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of het (tong)zoenen en/of in de nek zoenen van die [slachtoffer] en/of het leggen van de hand van die [slachtoffer] op zijn geslachtsdeel en/of het door die [slachtoffer] laten vastpakken en/of laten betasten en/of laten aftrekken van zijn geslachtsdeel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 februari 2024 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] . Ze zijn met de auto naar een parkeerplaats in Culemborg gereden. Op de achterbank hebben ze met elkaar ge(tong)zoend. Verdachte zoende aangeefster ook in haar nek. Vervolgens heeft verdachte zijn vingers in de vagina van aangeefster gebracht en heeft hij met zijn penis over haar vagina gewreven, waarbij hij ook met zijn penis tussen haar schaamlippen kwam. Aangeefster heeft het geslachtsdeel van verdachte aangeraakt. [2] Aangeefster heeft daarbij een op-en-neergaande beweging gemaakt met haar hand. [3]
De geboortedatum van [slachtoffer] is [geboortedatum 2] 2008. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat de seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Het enkele feit dat sprake was van leeftijdsverschil tussen beiden is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van ontucht. Verdachte was, op grond van hun eerdere gesprekken, bovendien in de veronderstelling dat aangeefster achttien jaar was en dat ze ervaring had op seksueel gebied. Hierdoor is geen sprake van ongelijkwaardigheid. Het seksuele contact was vrijwillig en de ontmoeting was op initiatief van aangeefster.
Beoordeling door de rechtbank
In deze zaak staat niet ter discussie of de seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte hebben plaatsgevonden. De vraag is of deze handelingen zijn aan te merken als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Volgens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Volgens vaste jurisprudentie kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken. De maatstaf hierbij is of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Als relevante omstandigheid in dat verband kan gelden de vaststelling dat die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen (en/of) die een affectieve relatie met elkaar hebben. Zo kunnen, onder die omstandigheden, consensuele seksuele contacten tussen jongeren met verschillende leeftijden buiten de strafwetgeving vallen.
Bij het oordeel over het al dan niet ontuchtige karakter van seksuele handelingen komt het in belangrijke mate neer op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het seksuele contact 20 jaar was, terwijl aangeefster op dat moment 15 jaar was. Er bestond dus een leeftijdsverschil van vijf jaren tussen hen. De rechtbank overweegt dat dit leeftijdsverschil in deze leeftijdscategorie op zichzelf al flink is, omdat tieners een snelle ontwikkeling doormaken in hun identiteitsvorming en ook in hun omgang met seksualiteit. Daarnaast kenden aangeefster en verdachte elkaar enkel via social media. Op de dag van het seksuele contact ontmoetten zij elkaar voor het eerst. Die ontmoeting leek buiten het zicht en medeweten van aangeefsters ouders te moeten plaatsvinden en was nadrukkelijk bedoeld om seksueel contact met elkaar te hebben. De rechtbank concludeert dat tussen hen geen sprake was van een affectieve relatie. De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen vanwege het forse leeftijdsverschil en de afwezigheid van een affectieve relatie in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en daarmee ontuchtig zijn.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 februari 2024 te Culemborg,
in elk geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt en
/ofzijn geslachtsdeel tussen de (buitenste) schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt en
/ofmet zijn geslachtsdeel over de vagina en
/ofde schaamstreek van die [slachtoffer] gewreven,
althans zijn geslachtsdeel tegen de vagina en/of in de schaamstreek van die [slachtoffer] geduwd/gedrukten
/ofdie [slachtoffer] ge(tong)zoend en
/ofin de nek gezoend en
/ofde vagina/schaamlippen van die [slachtoffer] betast en
/ofde hand van die [slachtoffer] op zijn geslachtsdeel gelegd en
/ofzijn geslachtsdeel door die [slachtoffer] laten aftrekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het (subsidiaire) standpunt gesteld dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Verdachte is er vanuit gegaan dat aangeefster meerderjarig was en dat de seksuele handelingen daarom geoorloofd waren. Hij heeft daartoe al het onderzoek gedaan wat redelijkerwijs van hem verlangd kon worden. Hij heeft verontschuldigbaar gedwaald en dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep kan doen op afwezigheid van alle schuld. De leeftijd is geobjectiveerd en het doet er daarom niet toe dat aangeefster zich ouder voordeed dan ze was.
De beoordeling door de rechtbank
Van een geslaagd beroep op feitelijke dwaling, en dus op afwezigheid van alle schuld, kan sprake zijn indien verdachte mocht vertrouwen op de misleidende informatie van aangeefster over haar leeftijd. Bij de beoordeling hiervan dient vooropgesteld te worden dat de bescherming van (de belangen van) minderjarigen centraal staat in de aard en de strekking van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Bij een zedendelict als het onderhavige gaat het om een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen, die juist moeten worden beschermd, ook tegen verleidingen die van henzelf uit kunnen gaan. De normatieve ruimte voor aanvaarding van een beroep op afwezigheid van alle schuld is daarom op grond van de achtergrond van deze specifieke strafbepaling zeer beperkt. Dit betekent dat verdachte een verstrekkende onderzoeksplicht had om achter de werkelijke leeftijd van aangeefster te komen en dat hij hierbij alles in het werk had moeten stellen wat in redelijkheid van hem kon worden verlangd. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de verdediging is aangevoerd hiervan onvoldoende blijk geeft. Verdachte is enkel afgegaan op wat aangeefster ten tijde van hun online contact over haar leeftijd had gezegd. Het had op de weg van verdachte gelegen om bij zijn eerste ontmoeting met een meisje dat hij nauwelijks kende, meer onderzoek te verrichten naar haar werkelijke leeftijd. Met name in dit geval, waar het eerste contact vrijwel direct uitdraaide op seksueel contact op de achterbank van een auto. Hij had dit bijvoorbeeld kunnen doen door naar een identiteitsbewijs te vragen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 88 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht dient in mindering te worden gebracht op de gevangenisstraf. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet of niet goed uitvoert.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot strafoplegging komt, verzocht rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. De raadsman heeft in het bijzonder aandacht gevraagd voor de grote gevolgen die een veroordeling zou hebben voor verdachte, met name als een forse (voorwaardelijke) gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsman heeft daarom verzocht te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen met aftrek en een geheel voorwaardelijke taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich als 20-jarige schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds 15 jaar, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij worden geacht de emotionele gevolgen van seksueel contact zelfstandig niet voldoende te kunnen overzien. Handelingen zoals verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank weegt bij de bepaling van de straf verder mee dat aangeefster aanvankelijk aangifte deed van verkrachting, maar dat door de politie, vanwege haar eigen aandeel in het contact, later vraagtekens werden gesteld bij het waarheidsgehalte van dat gedeelte van haar verklaring. Verdachte heeft daarentegen van meet af aan openheid van zaken gegeven. Hij heeft authentiek verklaard en heeft zichzelf daarbij ook niet gespaard. Zijn handelen, dat zeer ondoordacht en onverstandig was, heeft uiteraard ingrijpende gevolgen gehad voor aangeefster maar kan daarnaast serieuze implicaties hebben voor verdachtes toekomst. De rechtbank houdt hier, gelet op de omstandigheden waaronder het contact plaatsvond, bij de bepaling van de hoogte en de modaliteit van de straf rekening mee. Wel blijft staan dat verdachte met zijn handelen een onmiskenbare strafrechtelijke grens heeft overschreden en dat daar een straf tegenover moet staan.
Uit het strafblad van verdachte van 26 augustus 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een lagere straf dan doorgaans wordt opgelegd in dergelijke gevallen, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, met daarnaast een taakstraf van 150 uren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024073525, gesloten op 29 april 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67-68, 70-72; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 125-126-130; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 136.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2024.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67.