ECLI:NL:RBGEL:2024:7929

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11377560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot ontruiming van huurwoning wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de stichting Volkshuisvesting Arnhem een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die in een huurwoning verblijft. De eisende partij vordert een voorlopige voorziening tot ontruiming van de woning, omdat de gedaagde zich niet als goed huurder heeft gedragen en overlast heeft veroorzaakt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 30 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 november 2024. De gedaagde is niet verschenen, wat heeft geleid tot verstek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds 3 november 2023 een woning huurt van Volkshuisvesting en dat er meerdere meldingen van overlast zijn geweest, waaronder schreeuwen op ongepaste tijden. Volkshuisvesting heeft brieven gestuurd naar de gedaagde om huisbezoeken aan te kondigen, maar de overlast is voortgezet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van de vordering van Volkshuisvesting gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de overlast en het feit dat de gedaagde in detentie zit. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de beveltermijn verkort tot nihil, zodat de gedaagde onmiddellijk moet ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 777,93, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11377560 \ VV EXPL 24-140 \ 53854 \ 48073
Vonnis in kort geding van 5 november 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Volkshuisvesting,
gemachtigde: mr. B.H.H.M. Ramakers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 30 oktober 2024;
- de mondelinge behandeling van 4 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 3 november 2023 verhuurt Volkshuisvesting aan [gedaagde] een woning aan [adres 1] .
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden, vastgesteld op
18 mei 2021, van toepassing. Hierin is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
8.1
Uw woning is bestemd als woonruimte. U gebruikt uw woning als goed huurder volgens de bestemming. U wijzigt niets aan deze bestemming.
(…)
8.1
U veroorzaakt geen overlast of hinder aan omwonenden.
2.3.
Op 3 april 2024 en 13 augustus 2024 heeft Volkshuisvesting brieven aan [gedaagde] gestuurd waarin huisbezoeken zijn aangekondigd naar aanleiding van meldingen over door [gedaagde] veroorzaakte overlast, waaronder schreeuwen op allerlei tijdstippen, vaak in de nacht. In de laatste brief is ook te lezen dat de politie meerdere keren gebeld is door omwonenden en dat de politie zelf ook overlast heeft geconstateerd.

3.Het geschil

3.1.
Volkshuisvesting vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen – bij wijze van voorlopige voorziening – om onverwijld na betekening van dit vonnis de woning aan [adres 1] met alle personen en zaken die zich daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Volkshuisvesting te stellen, met bepaling dat de beveltermijn van artikel 555 Rv wordt verkort tot nihil en met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan de proceskostenveroordeling voldaan is.
3.2.
Volkshuisvesting legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met artikel 8 lid 10 van de Algemene Huurvoorwaarden. Daarnaast heeft [gedaagde] , meer in het algemeen, in strijd met goed huurderschap in de zin van de artikelen 7:213 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 8 lid 1 van de Algemene Huurvoorwaarden gehandeld. Goed huurdersgedrag in de zin van artikel 7:213 BW is niet beperkt tot alleen het gehuurde, maar betreft eveneens de onmiddellijke nabijheid van het gehuurde. Voor Volkshuisvesting is de situatie niet aanvaardbaar. Dit geldt temeer nu Volkshuisvesting op grond van artikel 51 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 jo. artikel 45 lid 2 onderdeel f Woningwet bij dient te dragen aan de leefbaarheid in de buurten en wijken waar haar woningen liggen. De omliggende woningen zijn eveneens van Volkshuisvesting en het gedrag van [gedaagde] beïnvloedt in negatieve mate de leefbaarheid en de kwaliteit van de omgeving. Volkshuisvesting wenst op zo kort mogelijke termijn tot ontruiming van de woning over te gaan teneinde (verdere) escalatie te voorkomen. Volkshuisvesting verzoekt dan ook om de beveltermijn van drie dagen op grond van artikel 555 Rv jo. artikel 502 lid 1, derde volzin, Rv in te korten tot nihil.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van Volkshuisvesting.
4.2.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan het adres waar [gedaagde] feitelijk verblijft. Uit een e-mail van 31 oktober 2024 die door de advocaat van Volkshuisvesting in het geding is gebracht blijkt dat de bevolkingsadministratie van de PI Achterhoek (waar [gedaagde] feitelijk verblijft) heeft laten weten dat [gedaagde] niet aanwezig wilde zijn bij de mondelinge behandeling. [gedaagde] is ook niet verschenen in deze procedure, zodat tegen hem verstek wordt verleend. Uitgangspunt in geval van verstek is dat de vorderingen worden toegewezen, tenzij deze de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.3.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding is voorts vereist dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.4.
Omdat [gedaagde] in deze procedure geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen en de gestelde feiten waarop Volkshuisvesting haar vorderingen baseert, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van Volkshuisvesting. In dat licht is voldoende aannemelijk dat sprake is van een zodanig ernstige mate van overlast door [gedaagde] dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, zodat de door Volkshuisvesting gevorderde ontruiming eveneens gerechtvaardigd is. De vordering tot ontruiming is niet kennelijk ongegrond of onrechtmatig en is daarom toewijsbaar.
4.5.
[gedaagde] zit tot 7 november 2024 in detentie en naar verwachting komt hij die dag op vrije voeten. Gelet op de aard en ernst van de overlast zal de kantonrechter het verzoek om de beveltermijn van drie dagen op grond van artikel 555 Rv jo. artikel 502 lid 1, derde volzin, Rv in te korten tot nihil toewijzen.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Volkshuisvesting worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,93
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
777,93
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ;
5.2.
bepaalt dat de beveltermijn van artikel 555 Rv wordt verkort tot nihil;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om onverwijld na betekening van dit vonnis de woning aan [adres 1] met alle personen en zaken die zich daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Volkshuisvesting te stellen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 777,93 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel
6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.