ECLI:NL:RBGEL:2024:7928

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
05/007154-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het in vereniging plaatsen van explosieven bij horecagelegenheden in Arnhem.

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het in vereniging plaatsen van explosieven bij twee horecagelegenheden in Arnhem op 8 juni 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, heeft geprobeerd explosieven tot ontploffing te brengen, wat niet is gelukt. De verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en een ontkennende houding aangenomen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 614 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij werd in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die een grote impact hebben gehad op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die zich onder begeleiding van Wonen met Kansen heeft verbeterd. De bijzondere voorwaarden van de jeugddetentie zijn gericht op het voorkomen van herhaling van strafbare feiten en het bevorderen van de re-integratie van de verdachte in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/007154-24
Datum uitspraak : 13 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 in Curaçao,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsman: mr. R. Van Viersen, advocaat in Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van de/het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijven/misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand aan het [adres 2] en/of een pand aan het [adres 3] en/of de daarin aanwezige goederen en/of naastgelegen panden, te duchten was, (telkens) een
explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 2] ) heeft geplaatst/neergelegd en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 2] heeft bevestigd/geplakt en/of een (elektrische) snoer heeft uitgerold en/of heeft getracht met een (enige vorm van) krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen en/of (telkens) een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 3] ( [adres 3] ) heeft geplaatst/neergelegd en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 3] heeft bevestigd/geplakt en/of een (elektrische) snoer heeft uitgerold en/of heeft getracht met een (enige vorm van) krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf (telkens) niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een of meer explosieve voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een of meerdere malen een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 3] ( [adres 3] ) te plaatsen/neer te leggen en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 3] te bevestigen/plakken;
4.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een of meerdere malen een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 2] ) te plaatsen/neer te leggen en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 2] te bevestigen/plakken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 juni 2023 werden twee pakketten met explosieve inhoud aangetroffen bij de gevels van twee horecagelegenheden, te weten [bedrijf 2] , gelegen aan het [adres 2] te Arnhem, en [bedrijf 3] , gelegen aan het [adres 3] te Arnhem. [2] Op dezelfde dag is door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , eigenaren van [bedrijf 3] , en door [slachtoffer 3] , eigenaar van [bedrijf 2] , aangifte gedaan, waarin zij hebben verklaard dat zij zich bedreigd voelen. [3]
Onderzoek van de pakketten
De twee pakketten werden door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (hierna: EODD) onderzocht en gecontroleerd tot ontploffing gebracht. De kartonnen pakketten waren met zwart tape omwikkeld. Uit de pakketten stak een lang zwart elektra snoer. Bij beide elektrasnoeren staken aan het uiteinde de binnendraden uit en lagen de koperen aders bloot. Voorafgaand heeft de EODD de pakketten bemonsterd en röntgenopnamen gemaakt. Op de röntgenopnamen is te zien dat binnen in beide pakketten de binnendraden van het elektrasnoer met elkaar waren verbonden middels een (gloei)spiraal. Ook is te zien dat beide pakketten voor ongeveer de helft waren gevuld met een poedervormige massa, die donker kleurt op het röntgenbeeld. Uit het onderzoek blijkt dat de explosieve lading in ieder geval kaliumperchloraat en aluminiumpoeder bevatte en mogelijk een geringe hoeveelheid zwart buskruit. Dit mengsel staat ook wel bekend onder de naam 'flitspoeder'. Van flitspoeder is bekend dat het een donkere kleur geeft op het röntgenbeeld door het aanwezige metaalpoeder. Dit röntgenbeeld vormt daarom een aanwijzing dat beide pakketten flitspoeder bevat hebben. De lading van beide pakketten was tussen de 400 gram en 500 gram flitspoeder. Om het flitspoeder te ontsteken - en zo een ontploffing te bewerkstelligen - dienden de blootliggende koperen aders van de beide binnendraden aan het uiteinde van het elektrasnoer te worden aangesloten op de polen van een stroombron. Hiervoor kan een accu worden gebruikt.
Wanneer een dergelijke explosieve constructie met tussen de 400 gram en 500 gram flitspoeder tot ontploffing komt, treden effecten als hitte, kortstondige vuurverschijnselen (met felle witte flits) en een drukgolf met zeer luide knal op. Het met tape omwikkelde kartonnen pakket wordt uiteengereten en de tape en het karton verbranden gedeeltelijk. Materiële schade aan in de directe nabijheid aanwezige omgevingsmaterialen is een gegeven. Er kan scherfwerking optreden van (delen van) deze omgevingsmaterialen, waarbij scherven met veel energie weggeslingerd worden. Dit vergroot de gevaarzetting voor personen en andere goederen. Als de explosieve constructies tot ontploffing worden gebracht op de plek waar ze zijn aangetroffen, zullen in ieder geval de winkelruiten sneuvelen van de twee horecagelegenheden. Hierdoor kan scherfwerking van glassplinters optreden.
Het gevaar voor personen is sterk afhankelijk van waar de persoon zich bevindt ten tijde van de ontploffing: voor omstanders binnen een afstand van een meter (in een vrije baan) is
zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel een gegeven. Wanneer er sprake is van rondvliegende scherven en brokstukken van omgevingsmaterialen, is er tot op enkele tientallen meters afstand van de ontploffing (in een vrije baan) nog gevaar voor lichamelijk letsel tot dodelijk letsel. Ook is er binnen tientallen meters gevaar voor (al dan niet permanente) gehoorschade door de knal. In hoeverre ook kans op letsel te duchten is voor eventuele omstanders verder weg dan enkele tientallen meters, is niet zonder meer aan te geven. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten en dat sprake is van meerdaadse samenloop. De officier van justitie heeft gesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit omdat niet bewezen kan worden geacht dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd. De raadsman heeft ter onderbouwing aangevoerd dat het forensisch onderzoek geen match heeft opgeleverd met het DNA van verdachte. Het onderzoek naar de telefoon van verdachte levert geen betrouwbaar bewijs op omdat niet duidelijk is wie de telefoon op dat moment in gebruik had. De broer van verdachte is al vaker in aanraking gekomen met de politie en justitie, mogelijk dat hij de telefoon heeft geleend c.q. heeft misbruikt. Dat verklaart ook de zoekslag naar nieuwsartikelen over de pakketjes. Ook als verdachte zelf naar nieuwsberichten zou hebben gezocht leidt dat niet tot enig bewijs dat hij betrokken is geweest bij het plaatsen van de pakketjes. Uit de onderzochte telefooncontacten is niet gebleken dat verdachte contact heeft gehad met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Als de rechtbank tot de overtuiging komt dat verdachte wel in de auto mee is gereisd naar Arnhem betekent dat nog niet dat hij op de hoogte was van het voornemen om de strafbare feiten te plegen dan wel daarbij betrokken was.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat slechts eenvoudige bedreiging bewezen kan worden verklaard, en niet, zoals ten laste is gelegd, een bedreiging tegen het leven gericht. Het neerleggen van een pakket dat niet wordt aangestoken, is in dat geval bedoeld om iemand bang te maken, dan wel om een onderneming van iemand te doen sluiten, zodat uitsluitend de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard in de vorm van een eenvoudige bedreiging, niet tegen het leven gericht.
Beoordeling door de rechtbank
Camerabeelden
Op de bewakingsbeelden van 8 juni 2023 van de camera's van de [bedrijf 1] , gevestigd aan het [adres 4] te Arnhem, is te zien dat om 03:02 uur een auto ter hoogte van de [straat] parkeert. Vervolgens verschijnen om 03:05 uur twee personen in beeld (nader omschreven als NN1 en NN2). Zij komen vanuit de richting van de [straat] , lopen langs [bedrijf 2] richting [bedrijf 3] en staan stil met zicht op [bedrijf 3] . Om 03:06 uur verdwijnen zij uit beeld richting auto. Om 03:17 uur lopen beide personen naar de gevel van [bedrijf 2] . NN1 plaatst daar een pakket, voorzien van een lang donker snoer. NN2 rolt het snoer uit. Om 03:20 uur haalt NN2 een tweede pakket uit een tas en plaatst het voor de deur van [bedrijf 3] . Om 03:21 uur houden beide personen zich buiten beeld op voor de ingang van de [bedrijf 1] , waarna zij om 03:24 uur beiden vluchten in de richting van de [straat] . Om 03:27 uur rapen zij de pakketten weer op en rennen terug naar de auto. [5]
Op de beelden van de bewakingscamera van [bedrijf 2] is te zien dat om 03:40 uur twee personen uit de richting van de [straat] komen. De personen lopen weer weg, even later komen zij terug. Van 03:40 tot 03:55 uur zijn zij bezig met een pakketje en met het ontknopen van de draden en het uitrollen ervan. Zij gaan vervolgens weg en nemen het pakketje dan ook weer mee. [6]
Om 05:34 uur parkeert wederom een donkerkleurig voertuig op de [straat] . Om 05:43 uur komen NN1 en NN2 uit de richting van de [straat] gelopen. NN1 plaatst een pakket aan een raam van [bedrijf 2] . Daarna lopen beiden in de richting van [bedrijf 3] . NN2 haalt een pakket uit een tas en plaatst het pakket op het raam van [bedrijf 3] . Omdat het pakket eraf was gevallen, raapt NN1 het pakket op en plakt het opnieuw op het raam. NN2 voert vervolgens handelingen uit die niet zichtbaar zijn. Om 05:45 uur rennen beide personen weg in de richting van de [straat] . [7] Omstreeks 05:45 uur stappen zij in de auto en rijden weg. [8]
ANPR-registratie
Uit het onderzoek van de ANPR-gegevens is gebleken dat een BMW 318i met kenteken
[kenteken] in de nacht van 8 juni 2023 drie registraties heeft op de A50, ter hoogte van knooppunt Grijsoord, te weten om 02:48 uur (links/heenweg), 04:17 uur (rechts/terugweg) en 05:55 uur (rechts/terugweg). Volgens de routeberekening is de reistijd van het ANPR-camera knooppunt Grijsoord naar de [straat] 14 minuten. Uit de analyse is gebleken dat de registraties zouden kunnen passen bij de tijdstippen waarop de personen te zien zijn op de camerabeelden, met dien verstande dat de auto de maximumsnelheid heeft overschreden en de auto de afstand sneller af heeft gelegd. Bij de ANPR-registratie zijn snelheden gemeten van 108, 153 en 160 kilometer per uur. Dit zou passen bij het feit dat de auto er minder lang over heeft gedaan dan de tijd die naar voren komt uit de routeberekening. [9] Gezien de registraties zou het betekenen dat de auto in elk geval van 03:02 uur tot 03:55 uur en tot 05:45 uur op de plaats delict kan zijn geweest.
Gezien de overeenkomstige tijdslijn tussen de bevindingen van de camerabeelden en de registraties van de auto stelt de rechtbank vast dat de BMW 318i met kenteken [kenteken] de donkerkleurige auto is die op de [straat] werd geparkeerd en NN1 en NN2 heeft vervoerd naar de plaats delict.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de BMW op naam staat van zijn vader en dat hij de auto van zijn vader heeft gekregen. [10]
Getuigenverklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een verklaring afgelegd en bekend dat hij door een onbekend gebleven persoon werd benaderd om op 8 juni 2023 tegen betaling van een bedrag van € 500,00 pakketten met explosieven te plaatsen voor twee snackbars in Arnhem. Het zou gaan om een wraakactie. Het explosief werd door een ander vervaardigd en aan hem met nadere instructies overhandigd. Het was de bedoeling dat de explosieven zouden ontploffen, zodat schade zou worden veroorzaakt. [11]
Onderzoek telefoons van verdachte en zijn medeverdachten
De telefoon die onder verdachte in beslag is genomen en de telefoons van zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn onderzocht. Uit de analyse van de historische verkeersgegevens blijkt dat op 8 juni 2023 om 00:41 uur een groepsgesprek tussen [medeverdachte 1] , verdachte en een andere persoon heeft plaatsgevonden. Gelet op de tijdsduur (136 seconden) van het gesprek kan gesteld worden dat er sprake is van een daadwerkelijk gesprek. [12] De telefoon van [medeverdachte 2] heeft om 00:42 uur en om 03:56 uur gebeld naar het nummer van [medeverdachte 1] . [13] Om 03:56 uur heeft de telefoon van [medeverdachte 2] daarbij contact gemaakt van de zendmastlocatie [adres 5] te Arnhem. Deze zendmast kan aangestraald worden vanaf de plaats delict, zijnde winkelcentrum [winkelcentrum] aan het [adres 4] te Arnhem-Zuid. [14]
De telefoon van [medeverdachte 2] heeft op 8 juni 2023 de volgende reisroute afgelegd:
Om 00:49 heeft de telefoon zich vanuit Hoofddorp naar Amsterdam -Oost verplaatst. Om 01:22 uur was de telefoon in Amsterdam IJburg. Om 02:25 uur bevond zich de telefoon op de A1 en bewoog vanuit Amsterdam richting Amersfoort, waarna de telefoon zich verder naar Arnhem heeft verplaatst. Om 03:00 uur was de telefoon in de [straat] in Arnhem. Dit is rondom het moment dat op camerabeelden een voertuig de [straat] in kwam rijden en parkeerde. Om 03:15 en 03:21 uur bevond de telefoon zich nabij de [straat] ter hoogte van perceel 217. Vervolgens heeft de telefoon zich om 04:25 uur op de A50 in de richting van de A12 verplaatst. Om 04:47 uur was de telefoon op de A2 nabij Utrecht. Vanaf 05:35 uur waren er wederom meerdere registraties in de [straat] ter hoogte van perceel 217. Om 06:24 uur verplaatste zich de telefoon op de A2 van Utrecht in de richting van Amsterdam .
De data zijn vergeleken met locaties die op Apple Maps met de telefoon van [medeverdachte 2] zijn opgezocht. De ingevoerde zoekopdrachten betreffen éénmaal de zoekopdracht Hoofddorp en
drie zoekopdrachten in de omgeving van het [adres 4] . Dit zijn de momenten waarop op 8 juni 2023 de zoekopdrachten zijn gedaan:
- om 04:47:19 uur - [adres 4] Arnhem
- om 05:32:47 uur - [straat] Arnhem
- om 05:37:31 uur - Hoogkamp Arnhem
- om 05:37:38 uur – Hoofddorp.
Naast de deze zoekopdrachten in de telefoon, zijn er door de telefoon van [medeverdachte 2] op 8 juni 2023 nog deze locaties gelogd:
- om 04:47:23 uur - [adres 4];
- om 05:32:21 uur - [adres 6];
- om 05:32:47 uur - [adres 7];
- om 05:35:11 uur - [adres 8]. [15]
Uit het onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat deze telefoon dezelfde reisbeweging als de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gemaakt. Daarbij werd geconstateerd dat de telefoon van verdachte tussen 03.09 uur en 03.59 uur de locatie ‘ [straat] ’ in Arnhem aangaf - de plaats waar de delict gerelateerde auto werd geparkeerd. [16]
De locatiegegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] zijn vergeleken met de gegevens van de telefoon van verdachte:
  • om 00:49 uur bevond zich de telefoon van verdachte op een locatie in Hoofddorp, 160 meter verwijderd van de locatie van de telefoon van [medeverdachte 2] ;
  • tussen 01:35 uur en 01:56 bevond de telefoon van verdachte zich in Amsterdam , nabij een locatie waar de telefoon van [medeverdachte 2] tussen 01:24 uur en 01:50 uur is geregistreerd;
  • om 02:02 uur en 02:03 uur is de telefoon van verdachte op een locatie (in Amsterdam ) direct tegenover de locatie waar de telefoon van [medeverdachte 2] logt;
  • zowel de telefoon van [medeverdachte 2] als de telefoon van verdachte bevinden zich tussen 03:09 uur en 03:59 uur in de [straat] in Arnhem.
De telefoon van verdachte, maakt dus kort na een groepsgesprek een reisbeweging van Hoofddorp naar Arnhem. Eenzelfde reisbeweging die ook de telefoon en auto van medeverdachte [medeverdachte 2] maken.
Verder blijkt dat op 8 juni 2023 met de telefoon van verdachte op het internet is gezocht/gekeken:
  • om 11:57:45 uur naar 'arnhem meldingen';
  • om 11:57:48 uur naar de website: https://alarmeringen.nl/gelderland/gelderland-midden/arnhem/;
  • om 12:03:15 uur naar 'twee exposieven gevonden in arnhem';
  • om 12:03:15 uur naar het artikel 'Mogelijke explosieven in Arnhem neergelegd door twee jongens in zwarte kleding: ‘Renden hard weer weg’;
  • om 13:51:47 uur en 12:53:48 uur naar 'twee exposieven gevonden in arnhem';
  • om 12:53:59 uur en om 12:54:00 uur naar 'twee exposieven gevonden in arnhem opsporing verzocht';
  • om 13:52:13 uur naar '2 explosiven arnhem winkelcentrum’;
  • om 13:52:26 uur, 15:04:35 uur en om 16:06:53 uur wederom naar de Gelderlander met de titel 'Mogelijke explosieven in Arnhem neergelegd door twee jongens in zwarte kleding: ‘Renden hard weer weg’.
Ook blijkt dat op 9 juni 2023 de navolgende internetsites zijn bezocht:
  • ‘https://www.Gelderlander.nl/arnhem/ [link 1]; en
  • ‘https://www. gelderlander. nl/arnhem/[link 2]’.
Verdachte heeft verklaard dat hij op zijn telefoon op internet naar meldingen over de explosieven in Arnhem heeft gekeken. [20]
De rechtbank gaat ervan uit dat de vaste gebruiker van een telefoon zich op dezelfde plaats bevindt als de telefoon, behoudens bewijs van het tegendeel. Zeker bij jonge mensen geldt over het algemeen dat zij verknocht zijn aan hun telefoon en er dagelijks veelvuldig en voortdurend gebruik van maken. De (pas ter terechtzitting afgelegde) verklaring van verdachte dat zijn telefoon mogelijk uit zijn woning is meegenomen bijvoorbeeld door zijn broer, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Financieel onderzoek
De politie heeft onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte en de beide medeverdachten. Op 9 juni 2023 om 16:43 uur werd via de Geldmaat in Hoofddorp € 50,00 contant geld gestort op de rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Vervolgens werd twee minuten later op 9 juni 2023 om 16:45 uur een tikkie betaald naar rekening [rekeningnummer] t.n.v. verdachte [verdachte] via een [bank] tussenrekening. [21] Uit deze gegevens blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] nauw contact hadden met elkaar en dat sprake was van een betaling. Dit terwijl verdachte ter terechtzitting juist heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] niet kent.
Conclusie
Het geheel aan de bovengenoemde belastende omstandigheden zijn voor de rechtbank redengevend om het medeplegen van verdachte bij de ten laste gelegde feiten bewezen te achten. De resultaten van het onderzoek van de telefoongegevens brengen verdachte rechtstreeks in verband met het delict. De locatiegegevens van zijn telefoon en van de telefoon van [medeverdachte 2] in samenhang met de zoekopdrachten naar de geplaatste explosieven leveren voldoende bewijs op zodat de rechtbank tot de conclusie komt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte – anders dan door de verdediging betoogd – de beschikkingsmacht had over zijn telefoon, één van de inzittenden van de BMW was en daarmee betrokken was bij het plaatsen van de explosieven. Dat verdachte daarbij geen DNA-sporen heeft achtergelaten maakt het niet anders.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat het de bedoeling was om de pakketten ook daadwerkelijk tot ontploffing te brengen. Uit het onderzoek door de EODD blijkt dat de pakketten geschikt waren om een ontploffing teweeg te brengen die flinke schade zou veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen geen gevaar voor leven hebben opgeleverd omdat de explosieven aan de gevels van horecapanden in een winkelcentrum werden geplaatst en dat van aanwezigheid van personen gedurende het nachtelijke tijdstip niet kon worden uitgegaan.
De rechtbank vindt het niet relevant welke rol verdachte daadwerkelijk heeft gehad. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachten zijn samen met de auto vanuit Hoofddorp naar Arnhem gereden en hebben daar de explosieven en de accu opgehaald om vervolgens naar winkelcentrum [winkelcentrum] te rijden. Het is niet aannemelijk dat er tijdens de reis niet over de bestemming en het doel van de reis is gesproken. Zij zijn meerdere uren bij elkaar geweest en er was sprake van een zekere rolverdeling. Eén van hen bestuurde de auto, de andere twee plaatsten de explosieven. De pogingen om de explosieven tot ontploffing te brengen werden meerdere keren onderbroken en hervat. Tussentijds verzamelden zich de verdachten in de auto, waarna op enig moment zelfs weer richting Hoofddorp en terug is gereden. Op die momenten moet overleg hebben plaatsgevonden om de strategie te bepalen.
De ten laste gelegde gedragingen zijn aan te merken als één complex aan handelingen dat juridisch te kwalificeren is als een voortgezette handeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
,op
een ofmeerdere tijdstippen
,op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,(telkens) ter uitvoering van de
/hetdoor verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijven
/misdrijfom opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand aan het [adres 2] en
/ofeen pand aan het [adres 3] en
/ofde daarin aanwezige goederen en
/ofnaastgelegen panden
,te duchten was, (telkens) een
explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 2] ) heeft geplaatst
/neergelegden
/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 2] heeft
bevestigd/geplakt en
/ofeen (elektrische) snoer heeft uitgerold en
/ofheeft getracht met een
(enige vorm van)krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen en
/of(telkens) een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 3] ( [adres 3] ) heeft geplaatst
/neergelegden
/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 3] heeft
bevestigd/geplakt en
/ofeen (elektrische) snoer heeft uitgerold en
/ofheeft getracht met een
(enige vorm van)krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen, terwijl de uitvoering van die
/datvoorgenomen misdrijven
/misdrijf(telkens) niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
, althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
een of meerexplosieve voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven,
vervaardigden
/ofvoorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet brandstichting, door
een of meerdere maleneen explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 3] ( [adres 3] ) te plaatsen
/neer te leggenen
/of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 3] te
bevestigen/plakken;
4.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet brandstichting, door
een of meerdere maleneen explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 2] ) te plaatsen
/neer te leggenen/
of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 2] te
bevestigen/plakken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
feit 1
medeplegen van een poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
en
feit 2
medeplegen van de voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 3
bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 4
bedreiging met brandstichting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht toepassing vindt en verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 424 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met en de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geformuleerd, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van pogingen om explosieven tot ontploffing te brengen bij twee horecaondernemingen. Hierbij is gebruik gemaakt van twee pakketten met explosieven. De twee pakketten zijn niet af gegaan en uiteindelijk door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie onderzocht en gecontroleerd tot ontploffing gebracht. Waarom de explosieven eerder niet af zijn gegaan, is onduidelijk gebleven. Het incident heeft begrijpelijkerwijs een grote impact gehad op de slachtoffers.
In Nederland vinden wekelijks meerdere explosies plaats. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit soort aanslagen vaak maar al te gemakkelijk worden gepleegd door veelal jonge uitvoerders. De opdrachtgevers blijven buiten beeld. Zij willen van de slachtoffers of hun familieleden iets afdwingen, zoals de betaling van een al dan niet echt bestaande schuld, wraak nemen of simpelweg vrees aanjagen. Dit overkomt ook slachtoffers waarvan het duidelijk is dat zij geen enkele band hebben met criminaliteit. Dit alles leidt tot (materiële en psychische) schade bij de slachtoffers zelf, maar ook tot veel onrust in de omgeving en in de rest van de samenleving. Als zoiets in een bepaalde omgeving vaker gebeurt, is er in feite sprake van terreur. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aan een dergelijk ernstig feit heeft meegewerkt. Politie, justitie en andere overheidsinstanties hebben weinig middelen die tegen de explosieven-terreur kunnen worden ingezet. Een daarvan is een stevig repressief optreden tegen de uitvoerders van de aanslagen, met name ook om dat zo onaantrekkelijk mogelijk te maken.
Proceshouding
Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en elke betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend.
Strafblad
Blijkens de justitiële documentatie van 13 september 2024 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Ten tijde van het delict liep verdachte voorts nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Dat heeft hem er kennelijk niet weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen.
Advies Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 27 oktober 2024 het volgende over verdachte gerapporteerd. De Raad ziet een positieve ontwikkeling die blijkbaar te danken is aan de begeleiding door Wonen met Kansen. De Raad schat in dat met een begeleidingstraject door Wonen met Kansen terugkeer in de maatschappij haalbaar is. Verdachte wil graag weer naar school en de zorgopleiding bij het ROC Op Maat volgen. De Raad is van mening dat een langer verblijf in detentie geen pedagogische meerwaarde meer heeft. Verdachte laat verbetering van zijn gedrag zien en stelt zich begeleidbaar op, maar de zorgen en risico factoren zijn niet verdwenen. Daarom adviseert de Raad volgens het jeugdstrafrecht aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden dat verdachte:
• zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland te Amsterdam ;
• verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de medeverdachten;
• zich houdt aan de aanwijzingen van Wonen met Kansen (WMK) of een soortgelijke instelling;
• zich committeert aan de dagbestedingen die de reclassering passend acht;
• verboden wordt om zich op of in de directe omgeving van het centrum van Hoofddorp en de
scholen het Hoofdvaartcollege, het Nova College en het Kai Munck te bevinden;
• zich ter controle van het locatieverbod onder elektronische monitoring zal stellen van
Reclassering Nederland,
waarbij aan de reclasseringsinstelling, te weten Reclassering Nederland te Amsterdam , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. De Raad heeft geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Conclusie
Verdachte was ten tijde van het delict 17 jaar. Zodoende geldt als uitgangspunt dat het jeugdstrafrecht toepassing vindt. Gelet op het advies van de Raad heeft de rechtbank geen reden om hiervan af te wijken.
Verdachte heeft zijn leven een positieve wending gegeven, mede met hulp van de begeleiding van Wonen met Kansen. Bij een ernstig feit als dit past in beginsel een (langere) onvoorwaardelijke jeugddetentie, maar de rechtbank wil de positieve ontwikkeling van verdachte niet door een onvoorwaardelijke jeugddetentie laten doorkruisen en zal daarom geen langere onvoorwaardelijke straf opleggen dan de tijd, die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast moet een voorwaardelijke jeugddetentie voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.
De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie van 614 dagen opleggen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met de door de Raad geadviseerde voorwaarden.
De tijd, die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt op deze straf in mindering gebracht.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals gevorderd door de officier van justitie, aangezien de bewezenverklaarde feiten niet een gedraging bevatten die onmiskenbaar gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e Sr, ook niet als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd in de beoordeling worden betrokken.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Dit gelet op de duur van de voorlopige hechtenis die verdachte al heeft ondergaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 1 en feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 60.962,72 aan materiële schade en € 8.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Daarnaast vordert de benadeelde partij de vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 3.243,49. [slachtoffer 3] wijst ter onderbouwing van zijn vordering op het feit dat de burgemeester zijn zaak om veiligheidsredenen 2 weken heeft gesloten.
Standpunten
De officier van justitie heeft gesteld dat deze schade is ontstaan omdat de burgemeester het etablissement van [slachtoffer 3] heeft gesloten i.v.m. de dreiging van geweld die werd gezien in het aangetroffen explosief op 8 juni 2023. Daarmee is het causaal verband aangetoond. Daarom kan de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier stelt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld de vordering gelet op de bepleite vrijspraak afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering te matigen. De benadeelde partij heeft ten onrechte de vordering als privé persoon ingediend, terwijl de schade is geleden door een rechtspersoon. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd en te complex. De vordering vormt daarom een te zware belasting van dit strafproces.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering met betrekking tot de materiële schade onvoldoende onderbouwd om aan de hand van de verstrekte stukken de exacte schade vast te stellen. Verder onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen, zodat de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
De benadeelde partij heeft geen concrete gegevens ter onderbouwing aangedragen. De aard en de ernst van de normschending maken naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat in dit geval een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, zodat de benadeelde partij ook voor dit gedeelte niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 45, 46, 47, 56, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van 614 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten
360 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland te Amsterdam en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland te Amsterdam ;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten, te weten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2005, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Wonen met Kansen of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- verdachte gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of in overleg met de reclassering een andere zinvolle dagbesteding heeft;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op of in de directe omgeving van het centrum van Hoofddorp en de scholen het Hoofdvaartcollege, het Nova College en het Kai Munck, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte zich ter controle van het locatieverbod onder elektronische monitoring zal stellen van Reclassering Nederland;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter en rechter), mr. I.D. Jacobs, kinderrechter, en mr. J.M. Graat, rechter, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2024.
Mr. I.D. Jacobs en mr. J.M. Graat zijn
buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 0N4R023056 HARING, gesloten op 22 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151, en NFI-rapport ‘Explosievenonderzoek n.a.v. de vondst van twee vermeende explosieve constructies in een winkelcentrum in Arnhem op 8 juni 2023’, p. 535 t/m 540.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 165 t/m 170, en proces-verbaal van aangifte, p. 155 t/m 164.
4.NFI-rapport ‘Explosievenonderzoek n.a.v. de vondst van twee vermeende explosieve constructies in een winkelcentrum in Arnhem op 8 juni 2023’, p. 535 t/m 540.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 t/m 386, waarbij de rechtbank van de in dit proces-verbaal weergegeven tijdstippen in dit vonnis (steeds) 2 minuten en 40 seconden heeft afgetrokken, omdat uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 228 blijkt dat het weergegeven tijdstip op de camerabeelden 2 minuten en 40 seconden voorloopt op het daadwerkelijke tijdstip.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 227 t/m 263.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367 t/m 386.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 341.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601 t/m 604.
10.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 117.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een schriftelijke verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 25 juli 2024.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 629.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 613 t/m 616.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602.
15.PV van bevindingen, p. 639 t/m 662.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 586 t/m 594.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 661.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 586 t/m 594.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 579 en 585.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 oktober 2024.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 664.