ECLI:NL:RBGEL:2024:7925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
05/114918-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en wapenbezit

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden en het voorhanden hebben van een wapen van categorie II. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 april 2024 in Acquoy. Het slachtoffer werd vastgebonden op een stoel in een loods, waar hij werd bedreigd met een vuurwapen en meermalen met water werd overgoten. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken was bij deze feiten, ondanks zijn ontkenning en het ontbreken van DNA-bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de opzettelijke vrijheidsberoving in Antwerpen, maar oordeelde dat hij wel verantwoordelijk was voor de vrijheidsberoving in Acquoy. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 2 april 2024 in Amsterdam een vuurwapen van categorie II voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank benadrukte de ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en de rol van de verdachte in een zwaar crimineel verband.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/114918-24
Datum uitspraak : 14 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 op [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. Y.A. Samseij, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 30 maart 2024 tot 2 april 2024 te België en/of Acquoy, gemeente West Betuwe, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen (met kracht) op/tegen de nek, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen,
- ( vervolgens) in een bus, althans een voertuig, te trekken en/of te leggen en/of voornoemde [slachtoffer] hiermee te vervoeren,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het (rechter)oog, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen, althans eenmaal, de capuchon over het hoofd te trekken en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] naar beneden te duwen en/of te houden en/of en/of (daarmee) het zicht te ontnemen,
- ( met ijzerdraad) vast te binden op een stoel en/of voornoemde [slachtoffer] op een stoel vastgebonden te laten zitten,
- meerdere malen, althans eenmaal, te bedreigen met een vuurwapen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, met water te overgieten;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Scorpion, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2 en (een deel van) het hem ten laste gelegde feit onder 1. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gesteld dat bewezen kan worden het medeplegen van het wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden van [slachtoffer] in de periode van 30 maart 2024 tot en met 2 april 2024 te Acquoy door:
- ( met ijzerdraad) vast te binden op een stoel en/of voornoemde [slachtoffer] op een stoel vastgebonden te laten zitten,
- meerdere malen, althans eenmaal, te bedreigen met een vuurwapen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, met water te overgieten.
Van de vrijheidsberoving/ontvoering van het slachtoffer dient verdachte vrijgesproken te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in de periode van 30 en 31 maart 2024 met zijn familie in Duitsland was. Daarnaast is er geen DNA of dacty van verdachte in de loods aangetroffen. Uit het dossier blijkt niet dat de politie continu achter verdachte aan is gereden, voordat hij werd aangehouden. Het zou kunnen zijn dat een ander in de auto heeft gereden vanuit Acquoy, kort voor de aanhouding van verdachte. Getuige [getuige] spreekt over een zwarte man tussen de 30 en 40 jaar oud. Verdachte is een jonge man die er niet uitziet als dertiger of veertiger. De raadsvrouw heeft verder gesteld dat er geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander of anderen. Er zijn geen gesprekken aangetroffen tussen de medeverdachten en verdachte. Van een specifieke rolverdeling is niet gebleken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen heeft gehad dat in de auto is aangetroffen. De auto is niet van verdachte. Er hebben meerdere personen in de auto gereden en iemand kan het wapen in de auto achtergelaten hebben. Ten slotte lag het wapen niet in het directe zicht van verdachte en zijn er geen DNA-sporen van verdachte aangetroffen op het wapen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Gebeurtenissen in de loods aan de [adres 2] in Acquoy
Verbalisant [verbalisant 1] werd op 2 april 2024 verzocht om naar het adres [adres 2] in Acquoy te gaan. Hij werd gevraagd om met een persoon die gewond was aangetroffen op het terrein in de ambulance mee te gaan naar het ziekenhuis. De gewonde man bleek [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] verklaarde in verschillende gespreken met [verbalisant 1] dat hij op 30 maart 2024 bij zijn woning in Wilrijk (Antwerpen) was aangevallen en in een auto was geplaatst. Hij werd vervolgens op een stoel in een soort smeerput gezet. In de put stond een laagje water, waardoor zijn voeten nat werden. Zijn handen werden achter de rugleuning van de stoel aan elkaar vastgebonden. Hij werd door twee mannen bewaakt. [slachtoffer] noemde hen de bewakers. [slachtoffer] had al die tijd, van zaterdagavond tot het moment dat hij zichzelf kon bevrijden, in de put op de stoel gezeten. De bewakers gooiden water over hem wanneer hij in slaap dreigde te vallen. [slachtoffer] hoorde op 2 april 2024 onbekende stemmen. De bewakers waren plots weg en [slachtoffer] wist los te komen. Hij liep in de richting van de stemmen en werd door een onbekende man opgevangen die waarschijnlijk de politie had gebeld. [2]
[slachtoffer] legde op 2 april 2024 een verklaring af waarbij hij als aanvulling op zijn verhaal tegen verbalisant [verbalisant 1] verklaarde dat zijn armen en benen waren vastgebonden met ijzerdraad. [slachtoffer] had bij één iemand een pistool gezien en voelde op een bepaald moment een pistool tegen zijn achterhoofd. Daarnaast werd er ongeveer tien tot vijftien keer water over hem heen gegooid. Iedere keer dat hij een beetje droog werd, werd er weer water over hem heen gegooid. [3]
Op 5 april 2024 legde [slachtoffer] opnieuw een verklaring af. Hij verklaarde dat hij het wapen in de weerspiegeling van het water had gezien. Hij wist dat er een wapen tegen zijn achterhoofd was gezet, omdat hij iets van ijzer tegen zijn hoofd voelde. [4]
Aanwezigheid van verdachte in de loods
Op 2 april 2024 was getuige [getuige] aan het werk op het adres [adres 2] in Acquoy. [getuige] liep samen met een collega in de loods naast de woning. Daar stond een zwarte man met een crèmekleurige jas. Het ging om een vrij korte gewatteerde jas of een bomberjack. De man stond met zijn telefoon in zijn handen in de ruimte. De man vertelde dat hij werkte voor iemand in de loods. Toen zijn collega met de eigenaar van het bedrijf belde, bleef [getuige] bij de man staan. De man bleef in de loods rondlopen. Hij stopte zijn oplader een paar keer in en uit het stopcontact, alsof hij zenuwachtig was. In de tussentijd belde de man ook een keer. [getuige] liep achter een auto langs die in de loods stond. De man was zenuwachtig en liep achter [getuige] aan. De man wilde niet dat [getuige] het kenteken van de auto zou noteren. Toen begreep [getuige] dat de auto van de man zou kunnen zijn. De collega van [getuige] zei dat hij de politie ging bellen. De man wilde toen in de auto stappen en wegrijden. Toen de man wilde wegrijden, viel de auto uit. De man probeerde de auto nogmaals te starten en reed hard in de richting van het einde van de loods. De man reed met zijn auto om het pand heen en reed vervolgens hard weg. [getuige] schreef het kenteken van de auto op. Het ging om kenteken [kenteken] . [getuige] zocht dit kenteken later op internet op en zag dat het om een blauwe Volkswagen Polo zou kunnen gaan. De kleur en het model kwamen overeen met de auto die hij had gezien. Toen de man weg was wilde [getuige] samen met zijn collega de loods binnengaan. Ineens kwam er een man aangestrompeld (de rechtbank: het slachtoffer [slachtoffer] ). De man had een grote dikke deken om zich heengeslagen en was aan het bibberen. [getuige] zag dat de man gewond was. Later zag [getuige] dat de man hele dikke handen had, mogelijk door het ijzerdraad. [getuige] hoorde de man termen als “ontvoerd” zeggen. De man zei dat hij al sinds zaterdag in de loods zat en dat hij ontvoerd was. [getuige] hoorde van zijn collega dat er bij de melkput een tweetal stoelen stonden, waarvan één stoel dieper in het water stond. Bij de stoel zat bij pols- en nekniveau ijzerdraad. [5]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kregen op 2 april 2024 omstreeks 10:21 uur de opdracht om naar het adres [adres 2] in Acquoy te gaan. Aanrijdend kregen zij te horen dat er een auto met het kenteken [kenteken] de woning had verlaten. [6]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hoorden op 2 april 2024 omstreeks 10:35 uur dat er een onopvallend voertuig van de politie achter een verdacht voertuig reed. Bij afrit 1 Ouderkerk aan de Amstel van de rijksnelweg A2 zagen verbalisanten een donkerblauwe Volkswagen Polo aan komen rijden. Zij zagen dat deze werd gevolgd door een onopvallende Mercedes C-klasse en een zwarte A-klasse. Daarachter reed een opvallende motorrijder. Zij hoorden via de portofoon dat het verdachte voertuig werd gevolgd door twee onopvallende voertuigen en een opvallende motorrijder van de politie. Hieruit maakten verbalisanten op dat de voorste Volkswagen Polo het verdachte voertuig moest zijn. Omstreeks 10:57 uur gaven verbalisanten het verdachte voertuig een stopteken. Hier werd aan voldaan. Zij hebben de verdachte aangehouden. Het bleek te gaan om [verdachte] (verdachte). Het voertuig was voorzien van kenteken [kenteken] . [7]
Verdachte werd op 2 april 2024 in het arrestantencomplex in Nijmegen bemonsterd door forensisch onderzoekers. Hierbij werden foto’s van verdachte gemaakt. Op de foto op pagina 272 van het dossier neemt de rechtbank waar dat verdachte een vrij korte gewatteerde crèmekleurige jas aan heeft. [8]
In het eerste verhoor van verdachte verklaarde hij dat zijn mobiele telefoon, een Apple iPhone 13 Pro Max in de auto zou liggen waarin hij was aangehouden. [9] Een medewerker van de forensische opsporing trof in de middenconsole, achter de bekerhouders en onder de radio, een Apple iPhone 13 Pro Max aan. Deze telefoon werd in beslag genomen. [10]
Verbalisant [verbalisant 6] zocht op 3 april 2024 handmatig door het toestel dat op aanwijzing van verdachte uit het voertuig werd gehaald. In de belgeschiedenis stelde verbalisant het volgende vast: op 2 april 2024 om 10:12 uur, 10:17 uur en 10:18 uur is er een oproepgeschiedenis met Snapchat account 14. [11]
Op 10 april 2024 werd er tactisch onderzoek gedaan in de Apple iPhone 13 Pro Max. Verbalisant [verbalisant 7] zag een chat tussen [naam 1] en [naam 2] (gebruiker telefoon). De chat viel op omdat de gebruiker van de telefoon had geprobeerd om delen van het gesprek te wissen. In het gesprek stond onder andere:
Op 2 april 2024 om 10:16 uur
“ [naam 1] : Wat gaat hij doen ?
[naam 2] : Hij wilt foto maken
[naam 2] : Van kenteken”. [12]
De rechtbank leidt uit de berichten af dat verdachte naar gebruiker [naam 1] stuurt dat er een man een foto wil maken van een kenteken.
Verbalisant [verbalisant 8] zette de GPS locaties van de telefoon in de politie Atlas. Verbalisant zag drie hits op de locatie [adres 2] in Acquoy. De datum en tijden die hierbij waren geregistreerd waren: 1-4-2024 19:36:15(UTC+2), 1-4-2024 23:48:58(UTC+2) en 2-4-2024 02:08:00(UTC+2). [13]
Er werd een analyse van de historische verkeersgegevens van de IMEI nummers en telefoonnummer behorende bij de Apple iPhone 13 Pro Max gemaakt. Het gaat om telefoonnummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: [telefoonnummer] ). In de historische verkeersgegevens is te zien dat er op 1 en 2 april gebruik gemaakt werd van een zendmastlocatie op de [adres 3] nabij [nummer] te [plaats 2] . Dit betreft de enige zendmastlocatie in de nabijheid van de plaats delict in Acquoy. Op 1 april 2024 om 18:44 uur maakte de telefoon nog gebruik van een zendmastlocatie in Amsterdam. Om 20:06 uur maakte de telefoon gebruik van de zendmastlocatie op de [adres 3] in [plaats 2] . [14]
Tussenconclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op zijn minst vanaf 1 april 2024 20:06 uur tot en met 2 april 2024 omstreeks 10:21 uur op het adres [adres 2] in Acquoy is geweest. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte de man met de crèmekleurige jas moet zijn geweest die getuige [getuige] in de loods heeft aangetroffen. De beschrijving van de jas komt immers overeen met de jas die verdachte droeg bij zijn aanhouding. Daarnaast komt de verklaring van [getuige] dat de man aan het bellen was overeen met de belgeschiedenis uit de telefoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de berichten (uit de telefoon van verdachte) over het willen maken van een foto van het kenteken naadloos aansluiten op de verklaring van [getuige] . De melding om naar het adres in Acquoy te gaan was om 10:21 uur. Verdachte is om 10:57 uur aangehouden op de A2 in de auto voorzien van het kenteken dat [getuige] door heeft gekregen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het toeval is dat iemand met een gelijkkleurige jas is aangehouden en dat hij ergens in de auto (Volkswagen Polo) is ingestapt (wat hij verder niet heeft willen toelichten), maar dat hij niet in de loods is geweest, wordt met het voorgaande weerlegd. De rechtbank merkt daarbij als reactie op het verweer van de raadsvrouw op dat het feit dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen, niet inhoudt dat hij niet in de loods geweest kan zijn.
Medeplegen
Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde tijdens het verhoor bij de politie dat hij op iemand moest passen en dat hij daar (de rechtbank begrijpt: de loods op het adres [adres 2] in Acquoy) naar toe werd gebracht. Daar zag hij iemand vastgebonden op een stoel zitten. [medeverdachte] verklaarde dat hij had gezien dat er water over de persoon op de stoel werd gegooid. Hij verklaarde de anderen die daar waren niet te kennen. [15]
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] van 30 maart 2024 tot en met 2 april 2024 is vastgehouden in de loods op het adres [adres 2] in Acquoy. Hierbij werd [slachtoffer] bij zijn armen en benen vastgebonden met ijzerdraad. [slachtoffer] werd bedreigd met een vuurwapen. Daarnaast werd [slachtoffer] meerdere malen met water overgoten. Uit de verklaring van [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat er meerdere personen aanwezig waren. De rechtbank kan niet vaststellen welke handelingen verdachte in de loods heeft verricht. Vaststaat wel dat verdachte samen met anderen in de loods is geweest waar [slachtoffer] werd vastgehouden, bedreigd en meermalen met water werd overgoten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte langere tijd in de loods is geweest en dat het daardoor niet anders kan dan dat verdachte heeft geweten wat er in de loods plaatsvond. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte heeft ingestemd met wat daar is gebeurd, hij is immers niet weggegaan. De rechtbank is hiermee van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en meerdere andere personen. De rechtbank acht verdachte daarmee ook verantwoordelijk voor het vasthouden van [slachtoffer] op de stoel, het bedreigen met een wapen en overgieten met water van [slachtoffer] . De rechtbank neemt daarbij in de overtuiging mee dat verdachte zenuwachtig werd toen getuige [getuige] en collega hem in de loods aantroffen, hij niet wilde dat er een foto van het kenteken werd gemaakt, en hij hard bij de loods wegreed.
Deelvrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving in Antwerpen en/of het vervoer naar Acquoy. Hiervan spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Conclusie feit 1
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 april 2024 tot en met 2 april 2024 tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden door [slachtoffer] op een stoel vastgebonden te laten zitten, te bedreigen met een wapen en [slachtoffer] meermalen met water te overgieten.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. In de auto (Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] ) waarin verdachte reed toen hij werd aangehouden, werd voor de bijrijdersstoel in een witte deken een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. [16] Het betrof een pistoolmitrailleur van het merk CZ, model VZ 61 Skorpion van het kaliber 7,65 mm. De pistoolmitrailleur is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie. [17]
Wetenschap en beschikkingsmacht
Het is de vraag of verdachte wetenschap had van het wapen in de auto. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De Volkswagen Polo waarin verdachte reed voor zijn aanhouding werd onderzocht. Daarbij werden foto’s gemaakt van de goederen die in de auto werden aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 8] zag onder andere twee bonnen in de auto liggen. Een daarvan was van Asian Kitchen van 1 april 2024 om 18:07 uur. Deze bon werd aangetroffen op de vloermat van de bijrijderskant. [18] Van de bon is een foto gemaakt. Op foto 13 op pagina 435 van het dossier neemt de rechtbank waar dat op de bon een telefoonnummer is geschreven, te weten: [telefoonnummer] . [19]
Uit de analyse van de Apple iPhone 13 Pro Max zoals hiervoor beschreven onder de bewijsmiddelen bij feit 1, leidt de rechtbank af dat het telefoonnummer [telefoonnummer] het telefoonnummer van verdachte is. De rechtbank stelt hiermee vast dat verdachte een bon van Asian Kitchen in de auto heeft achtergelaten. De bon werd aangetroffen op de plek waar ook de witte deken met daarin het doorgeladen vuurwapen werd aangetroffen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte de auto in ieder geval op 2 april 2024 gedurende geruime tijd in gebruik heeft gehad. Het gaat dus niet om het lenen van de auto voor enkele minuten. Verdachte heeft langer dan een enkel ogenblik in de auto gereden en er is een bon van hem bij de vindplaats van het wapen achtergelaten. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap van het wapen heeft gehad. Dat het doorgeladen wapen niet is het zicht lag, acht de rechtbank logisch gelet op het feit dat verdachte op de openbare weg reed; geen weldenkend mens rijdt rond met een wapen vol in het zicht. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte beschikkingsmacht over het wapen had. Ook indien de rechtbank uit zou gaan van de verklaring van verdachte dat het vuurwapen van een ander was, heeft verdachte het vuurwapen voorhanden gehad. Er was voor verdachte immers een zekere vorm van machtsuitoefening met betrekking tot het wapen mogelijk, in die zin dat het wapen naast hem lag en hij dus over het wapen kon beschikken.
Conclusie feit 2
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wapen van categorie II onder 2 voorhanden heeft gehad.
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
  • In de periode 1 april 2024 tot 2 april 2024 in Acquoy tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden;
  • Op 2 april 2024 in Amsterdam een wapen van categorie II onder 2 voorhanden heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode
1 april30 maart2024 tot 2 april 2024 te
België en/ofAcquoy, gemeente West Betuwe,
en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en/ofberoofd
heeftgehouden, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen (met kracht) op/tegen de nek, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen,
- (vervolgens) in een bus, althans een voertuig, te trekken en/of te leggen en/of voornoemde [slachtoffer] hiermee te vervoeren,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het (rechter)oog, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen, althans eenmaal, de capuchon over het hoofd te trekken en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] naar beneden te duwen en/of te houden en/of en/of (daarmee) het zicht te ontnemen,
-
(met ijzerdraad) vast te binden op een stoel en/of voornoemde [slachtoffer]op een stoel vastgebonden te laten zitten
,en
- meerdere malen, althans eenmaal,te bedreigen met een vuurwapen en
/of
- meerdere malen
, althans eenmaal,met water te overgieten;
2.
hij op
of omstreeks2 april 2024 te Amsterdam
, althans in Nederland,een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Scorpion, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij een bewezenverklaring een straf gelijk aan het voorarrest bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Op 30 maart 2024 werd [slachtoffer] – door onbekend gebleven personen – ontvoerd in Antwerpen en vervolgens naar een loods in Acquoy gebracht. [slachtoffer] was werkzaam bij de havens van Antwerpen en deed de planning van de containerterminals. Bezien tegen deze achtergrond, gaat de rechtbank uit van een ontvoering in een zwaar crimineel verband.
[slachtoffer] werd vervolgens in de loods vastgebonden op een stoel in een melkput. In de melkput stond een laagje water, waardoor zijn voeten nat werden. Hij werd door meerdere mannen bewaakt en mocht niet van de stoel af. Wanneer [slachtoffer] in slaap dreigde te vallen, werd er water over hem heen gegooid. Ook werd er gebruik gemaakt van een wapen. [slachtoffer] voelde dat het ijzer tegen zijn achterhoofd aan werd gezet. Doordat er op 2 april 2024 twee werklieden van de aan de loods grenzende woning in de loods in kwamen, vluchtten de verdachten. Zo kon [slachtoffer] zichzelf bevrijden. [slachtoffer] bleek bij zijn bevrijding onderkoeld te zijn en stonk erg naar urine. Dat verdachte en zijn mededaders niet bij de ontvoering in Antwerpen betrokken waren, neemt niet weg dat zij hebben meegeholpen aan het opzettelijk wederrechtelijk beroofd houden van de vrijheid van [slachtoffer] in Acquoy. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden vindt de rechtbank zeer ernstig en verontrustend. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarnaast reed verdachte rond in een auto met een doorgeladen vuurwapen naast zich voor de bijrijdersstoel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen voor onder andere geweldsmisdrijven, hetgeen in het nadeel van verdachte werkt.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van de reclassering van 24 oktober 2024. Bij een bewezenverklaring ziet de reclassering, kijkend naar het delictverleden van verdachte, de ernst (van het geweld) toenemen. Er was in het verleden sprake van agressieregulatie-problematiek, waarvoor verdachte behandeld is. In geval van een bewezenverklaring zijn er aanwijzingen voor een pro-criminele houding en pro-criminele sociale contacten. Door de ontkennende houding van verdachte zijn delictgerelateerde criminogene factoren niet vast te stellen en/of te duiden, waardoor de reclassering geen mogelijkheden heeft om een passend plan van aanpak op te stellen ten behoeve van een adequate risicobeheersing. Verdachte staat sinds 2021 onder toezicht van de reclassering, wat ogenschijnlijk goed verliep. De huidige zaak werpt echter een ander licht op dit traject, namelijk dat verdachte onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven en dat het toezicht onvoldoende heeft bijgedragen aan passende risicobeheersing. Het is zorgelijk te noemen dat er tijdens een reclasseringstoezicht met de daarbij behorende proeftijd sprake is van ernstige recidive. Daarom ziet de reclassering geen mogelijkheden (meer) om binnen een reclasseringstoezicht te werken aan recidivevermindering. Indien verdachte alsnog verandert van (proces)houding, dan kan in het kader van een mogelijk detentie- en re-integratieplan en/of mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling nader onderzoek worden gedaan naar de wenselijkheid/noodzakelijkheid van forensische interventies.
Een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is in dit geval op zijn plaats vanwege de bijzonder angstige situatie die verdachte en zijn mededaders voor het slachtoffer in het leven hebben geroepen. Het slachtoffer heeft meerdere dagen met zijn voeten in het water in een melkput door moeten brengen, terwijl zijn handen en benen met ijzerdraad aan een stoel waren vastgebonden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zoals door de verdediging bepleit, doet geen recht aan de ernst van deze strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij oplegging van de straf rekening gehouden met straffen die rechters in vergelijkbare zaken opleggen. De rechtbank acht in de regel in zaken zoals deze een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend. De rechtbank ziet geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken. Daarnaast heeft verdachte een wapen van categorie II voorhanden gehad. De rechtbank gaat niet zoals de officier van justitie uit van een gevangenisstraf van 4,5 jaren in geval van wederrechtelijke vrijheids
berovingen zal daarom tot een lagere straf komen dan geëist.
De feiten en omstandigheden zoals hierboven genoemd rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024148872, gesloten op 29 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 81.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 93.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 121-125.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 64-65.
8.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 535.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 604.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 145.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 150-151 en 157.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 165.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 472-474.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 567-569.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 504.
17.Het proces-verbaal, p. 224.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 422.
19.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.