ECLI:NL:RBGEL:2024:7911

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11111347 / CV EXPL 24-4247
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige samenwerkingspartners over eigendom en kosten van paarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is er een geschil ontstaan tussen twee voormalige samenwerkingspartners in de paardensport. De eiseres, handelend onder de naam [bedrijf 1], heeft de gedaagde, handelend onder de naam [bedrijf 2], aangeklaagd voor betaling van een bedrag van € 2.940,38, dat volgens haar voortvloeit uit een samenwerkingsovereenkomst en kosten voor het gebruik van stallen. De eiseres stelt dat er een mondelinge overeenkomst was waarin werd afgesproken dat de kosten en opbrengsten van gezamenlijk eigendom van paarden gelijk verdeeld zouden worden. De gedaagde betwist echter dat zij mede-eigenaar was van de betrokken paarden en dat er een dergelijke overeenkomst bestond.

De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde mede-eigenaar was van de paarden en dat de kosten niet in gelijke delen waren verdeeld. De eiseres heeft niet aangetoond hoe de gevorderde bedragen tot stand zijn gekomen en de gedaagde heeft de werkwijze van de samenwerking voldoende toegelicht. De rechter concludeerde dat de eiseres in het ongelijk was gesteld en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde.

Het vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2024 door mr. M.D.R. Joppe en is uitvoerbaar bij voorraad. De eiseres moet de proceskosten betalen binnen veertien dagen na aanschrijving, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten van betekening indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11111347 \ CV EXPL 24-4247
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Incassocenter B.V.,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2024
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2024
- akte overlegging nadere producties van de kant van [eiseres] , met producties 23 t/m 32.

2.De feiten

2.1.
Partijen exploiteren beiden een onderneming gericht op paardensport. [eiseres] handelt onder de naam [bedrijf 1] en [gedaagde] handelt onder de naam [bedrijf 2] .
Medio 2019 is tussen partijen een samenwerkingsverband ontstaan.
2.2.
Op 14 augustus 2020 heeft [bedrijf 1] het paard [paard 1] verkocht, althans geruild tegen een ander paard. Op de koopovereenkomst is [eiseres] vermeld als verkoper.
2.3.
Op 6 maart 2021 heeft [bedrijf 1] het paard [paard 2] verkocht. Op de koopovereenkomst is als verkoper vermeld “ [eiseres] / [gedaagde] ”.
2.4.
[eiseres] heeft bij factuur van 14 juli 2023 een bedrag van € 436,72 in rekening gebracht bij [gedaagde] voor “Verloren rechtszaak gezamenlijk paard”.
2.5.
Op 24 juli 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 675,00 ter zake van stallingskosten in rekening gebracht bij [gedaagde] .
2.6.
[eiseres] is gedagvaard in verband met een geschil over de koop van een paard, genaamd [paard 2] . Bij vonnis van de kantonrechter van 6 september 2023 is [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 1.772,25.
2.7.
Bij factuur van 19 september 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 1.293,32 in rekening gebracht bij [gedaagde] voor “Verloren rechtszaak gezamenlijk paard”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.940,38, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 april 2024 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis. De vordering bestaat uit € 2.405,04 aan hoofdsom, € 98,82 aan wettelijke handelsrente en € 436,52 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen mondeling een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, waarbij is afgesproken dat ten aanzien van de paarden die gezamenlijk eigendom zijn, de opbrengsten en de kosten bij helfte worden verdeeld. [eiseres] stelt dat zij (juridische) kosten heeft gemaakt als gevolg van twee verloren rechtszaken over de paarden [paard 1] en [paard 2] , die gezamenlijk eigendom waren. [gedaagde] is volgens [eiseres] daarom op grond van de samenwerkingsovereenkomst gehouden om de helft van die kosten te dragen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] daarnaast ook nog € 625,00 verschuldigd is voor het gebruik van de door [eiseres] gehuurde stallen die niet onder de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen vielen. Aangezien [gedaagde] ondanks sommatie niet is overgegaan tot betaling van de aan haar verzonden facturen, is zij ook de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, alsmede de nakosten en executiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering, deels gegrond op een samenwerkingsovereenkomst en deels op een gebruiksovereenkomst, wordt afgewezen en [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
4.2.
Kosten verloren rechtszaken
4.2.1.
[gedaagde] betwist dat zij mede-eigenaar was van de paarden [paard 2] en [paard 1] en dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat de opbrengsten en de kosten van deze paarden in gelijke delen zouden worden verdeeld.
4.2.2.
Dat partijen hebben samengewerkt staat vast. In de verklaringen van derden (productie 31) wordt die samenwerking van [eiseres] en [gedaagde] ook bevestigd, maar niet meer dan dat. De verklaringen leveren geen bewijs op dat [gedaagde] mede-eigenaar was van [paard 2] en [paard 1] . Dat geldt ook voor het gebruik van woorden als “We zijn tevens nog op zoek naar een stagiair” en “onze nieuwe stal”, in berichten die [gedaagde] op social media heeft geplaatst (producties 6 en 32). Uit de WhatsApp-berichten en e-mails over de verkoop van de paarden en over de juridische geschillen volgt weliswaar dat [gedaagde] een actieve rol had bij de verkoop van de paarden, maar dat is nog geen bewijs dat zij mede-eigenaar was van de paarden [paard 2] en [paard 1] . Het eigendom van [paard 2] volgt ook niet uit de koopovereenkomst (productie 28), waarop als verkoop is vermeld “ [eiseres] / [gedaagde] ”. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het een standaard tekst betrof die op meerdere overeenkomsten stond en niet is gesteld of gebleken dat de handtekening op de overeenkomst van [gedaagde] is.
4.2.3.
[gedaagde] heeft de werkwijze van de samenwerking met [eiseres] toegelicht en [eiseres] heeft die werkwijze onvoldoende gemotiveerd weersproken. Uit die toelichting volgt dat in de wijze van kostenverdeling vóór verkoop – kosten voor de stalling, verzorging en voeding aan de zijde van [eiseres] enerzijds en de kosten voor het berijden en trainen van paarden door [gedaagde] anderzijds – geen enkele aanwijzing ligt dat deze kosten in gelijke delen werden verdeeld. Er is dan ook geen verband tussen de kosten vóór verkoop en de verdeling van de kosten zoals nu gevorderd. Dit zou anders zijn indien partijen alle door hen gemaakte kosten hadden samengevoegd en vervolgens in gelijke delen hadden verdeeld. Dit hebben zij echter niet gedaan.
Nog daargelaten dat de gestelde grondslag – de overeengekomen verdeling van opbrengsten en kosten – de vordering niet kan dragen, heeft [eiseres] de hoogte van de gevorderde factuurbedragen niet inzichtelijk gemaakt. Zij heeft niet gesteld en onderbouwd hoe die factuurbedragen tot stand zijn gekomen. Het volgt ook niet uit de overgelegde uitspraak van de kantonrechter van 6 september 2023 (productie 10 bij dagvaarding).
4.3.
Gebruik stallen
4.3.1.
Dat [gedaagde] tot en met 28 februari 2023 gebruik maakte van stallen die [eiseres] huurde, is niet in geschil. [gedaagde] betwist echter dat partijen een gebruiksovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten. Volgens haar betrof het een serie opeenvolgende gebruiksovereenkomsten van telkens een maand, die van rechtswege eindigden. Het aantal stallen dat zij maandelijks gebruikte fluctueerde namelijk sterk per maand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] , op vragen van de kantonrechter, toegelicht dat [gedaagde] bij haar vertrek eind februari 2023 niet de overeengekomen opzegtermijn van één maand in acht heeft genomen, zodat [gedaagde] volgens [eiseres] nog de gebruiksvergoeding van drie stallen voor de maand maart moet betalen.
4.3.2.
Dat partijen een opzegtermijn zijn overeengekomen, is niet gebleken. [eiseres] heeft in dit verband verwezen naar haar algemene voorwaarden. Voor zover al sprake is van een opzegtermijn in de algemene voorwaarden, dan is niet nog gebleken dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard op de gestelde gebruiksoverkomst. Dat [gedaagde] lang heeft samengewerkt met [eiseres] , is geen omstandigheid waaruit volgt dat zij ook daadwerkelijk kennis heeft genomen van de algemene voorwaarden.
4.4.
Proceskosten
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kosten van [gedaagde] (wegens reiskosten en verletkosten) worden begroot op € 50,00, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.