ECLI:NL:RBGEL:2024:7905

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
05/007244-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging plaatsen van explosieven bij horecagelegenheden met niet geslaagde pogingen tot ontploffing

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging plaatsen van explosieven bij twee horecagelegenheden in Arnhem op 8 juni 2023. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 614 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij is in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen explosieve voorwerpen heeft geplaatst met de intentie om deze tot ontploffing te brengen, wat niet is gelukt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de impact op de slachtoffers en de onrust die dergelijke daden in de samenleving veroorzaken. De verdachte is jong en heeft spijt betuigd, wat door de rechtbank is meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft besloten om het volwassenstrafrecht toe te passen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte, en heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, maar deze is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van de schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/007244-24
Datum uitspraak : 13 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [verblijfplaats] in [plaats 1] .
raadsman: mr. J.S. Jordan, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van de/het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijven/misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand aan het [adres 2] en/of een pand aan het [adres 3] en/of de daarin aanwezige goederen en/of naastgelegen panden, te duchten was, (telkens) een
explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 1] ( [adres 2] ) heeft geplaatst/neergelegd en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 1] heeft bevestigd/geplakt en/of een (elektrische) snoer heeft uitgerold en/of heeft getracht met een (enige vorm van) krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen en/of (telkens) een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 3] ) heeft geplaatst/neergelegd en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 2] heeft bevestigd/geplakt en/of een (elektrische) snoer heeft uitgerold en/of heeft getracht met een (enige vorm van) krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf (telkens) niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een of meer explosieve voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een of meerdere malen een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 3] ) te plaatsen/neer te leggen en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 2] te bevestigen/plakken;
4.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een of meerdere malen een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 1] ( [adres 2] ) te plaatsen/neer te leggen en/of aan/op een deur/ruit van [bedrijf 1] te bevestigen/plakken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 155 t/m 164;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 165 t/m 170;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 367 t/m 386;
- het NFI-rapport ‘Explosievenonderzoek n.a.v. de vondst van twee vermeende explosieve constructies in een winkelcentrum in Arnhem op 8 juni 2023’, p. 529 t/m 551;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2024.
De ten laste gelegde gedragingen zijn aan te merken als één complex aan handelingen dat juridisch te kwalificeren is als voortgezette handeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
,op
een ofmeerdere tijdstippen
,op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,(telkens) ter uitvoering van de
/hetdoor verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijven
/misdrijfom opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te weten een pand aan het [adres 2] en
/ofeen pand aan het [adres 3] en
/ofde daarin aanwezige goederen en
/ofnaastgelegen panden
,te duchten was, (telkens) een
explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 1] ( [adres 2] ) heeft geplaatst
/neergelegden
/of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 1] heeft
bevestigd/geplakt en
/ofeen (elektrische) snoer heeft uitgerold en
/ofheeft getracht met een
(enige vorm van)krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen en
/of(telkens) een explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 3] ) heeft geplaatst
/neergelegden
/of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 2] heeft
bevestigd/geplakt en
/ofeen (elektrische) snoer heeft uitgerold en
/ofheeft getracht met een
(enige vorm van)krachtbron de in het explosief aanwezige lading tot ontploffing te brengen, terwijl de uitvoering van die
/datvoorgenomen misdrijven
/misdrijf(telkens) niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
, althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
een of meerexplosieve voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven,
vervaardigden
/ofvoorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet brandstichting, door
een of meerdere maleneen explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 2] ( [adres 3] ) te plaatsen
/neer te leggenen
/of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 2] te
bevestigen/plakken;
4.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Arnhem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofmet brandstichting, door
een of meerdere maleneen explosief voorwerp voor de deur van [bedrijf 1] ( [adres 2] ) te plaatsen
/neer te leggenen/
of aan/op een deur
/ruitvan [bedrijf 1] te
bevestigen/plakken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
feit 1
medeplegen van een poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
en
feit 2
medeplegen van de voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 3
bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 4
bedreiging met brandstichting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet op het advies van de reclassering het volwassenstrafrecht toepassing moet vinden. De officier neemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden als uitgangspunt. Vanwege de jeugdige leeftijd en de bekennende verklaring van verdachte heeft de officier van justitie redenen gezien om van het uitgangspunt af te wijken en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 609 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering deze heeft geformuleerd, en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft hij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vanwege zijn onnadenkendheid en impulsiviteit nog niet als volwassene is aan te merken en dat op pedagogisch vlak zeker nog invloed op verdachtes ontwikkeling kan worden uitgeoefend. Hij is afhankelijk van zijn familie en hij wil graag naar school. Derhalve zou het adolescentenstrafrecht toepassing moeten vinden. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht om in elk geval in de strafmaat rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van pogingen om explosieven tot ontploffing te brengen bij twee horecaondernemingen. Hierbij is gebruik gemaakt van twee pakketten met explosieven. De twee pakketten zijn niet af gegaan en uiteindelijk door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie onderzocht en gecontroleerd tot ontploffing gebracht. Waarom de explosieven eerder niet af zijn gegaan, is onduidelijk gebleven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zowel de eerste keer als de tweede keer, na terugkomst bij de horecaondernemingen, een accu bij de ontstekingsdraden heeft gehouden, maar dat het niet lukte. Het incident heeft, begrijpelijkerwijs, een grote impact gehad op de slachtoffers.
In Nederland vinden wekelijks meerdere explosies plaats. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit soort aanslagen vaak maar al te gemakkelijk worden gepleegd door veelal jonge uitvoerders. De opdrachtgevers blijven buiten beeld. Zij willen van de slachtoffers of hun familieleden iets afdwingen, zoals de betaling van een al dan niet echt bestaande schuld, wraak nemen of simpelweg vrees aanjagen. Dit overkomt ook slachtoffers waarvan het duidelijk is dat zij geen enkele band hebben met criminaliteit. Dit alles leidt tot (materiële en psychische) schade bij de slachtoffers zelf, maar ook tot veel onrust in de omgeving en in de rest van de samenleving. Als zoiets in een bepaalde omgeving vaker gebeurt, is er in feite sprake van terreur. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aan een dergelijk ernstig feit heeft meegewerkt. Politie, justitie en andere overheidsinstanties hebben weinig middelen die tegen de explosieven-terreur kunnen worden ingezet. Een daarvan is een stevig repressief optreden tegen de uitvoerders van de aanslagen, met name ook om dat zo onaantrekkelijk mogelijk te maken.
Proceshouding
Verdachte heeft alle feiten bekend, zijn spijt betuigd en zijn excuses aangeboden aan de slachtoffers.
Strafblad
Verdachte is op 23 mei 2023 door de kinderrechter veroordeeld voor een bedreiging met zware mishandeling tot een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van 2 jaar. Dit heeft verdachte niet ervan weerhouden om gedurende de proeftijd de onderhavige feiten te plegen.
Reclasseringsadvies
De Reclassering Nederland heeft op 16 oktober 2024 een advies uitgebracht. Hieruit blijkt dat er geen doorslaggevende redenen zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte komt conform zijn kalenderleeftijd over. Er is geen sprake van een verstandelijke beperking. De mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding zijn beperkt. Er zijn geen interventies nodig die alleen toepasbaar zijn vanuit het jeugdstrafrecht. Verdachte weet zich in het huis van bewaring tussen de volwassenen prima staande te houden op zijn verblijfsafdeling.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • contactverbod;
  • locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • coaching-traject Nova Forte.
Conclusie
De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van verdachte die (jong) meerderjarig is, het jeugdstrafrecht toe te passen en zal daarom overeenkomstig de hoofdregel het volwassenstrafrecht toepassen. De rechtbank houdt rekening met de bekennende proceshouding van verdachte en zijn jeugdige leeftijd en volgt de eis van de officier van justitie met dien verstande dat zij rekening houdt met de duur van de voorlopige hechtenis tot aan de uitspraak en legt aan verdachte en gevangenisstraf op voor de duur van 614 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank de voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals gevorderd door de officier van justitie, aangezien de bewezenverklaarde feiten niet een gedraging bevatten die onmiskenbaar gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e Sr, ook niet als de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in de beoordeling worden betrokken.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 1 en feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 60.962,72 aan materiële schade en € 8.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Daarnaast vordert de benadeelde partij de vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 3.243,49. [slachtoffer 3] wijst ter onderbouwing van zijn vordering op het feit dat de burgemeester zijn zaak om veiligheidsredenen 2 weken heeft gesloten.
Standpunten
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier stelt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de burgemeester pas tot sluiting is overgegaan nadat op 9 juni 2024 eveneens explosieven op hetzelfde winkelcentrum zijn geplaatst en dat verdachte daar niets mee te maken had. Daarmee ontbreekt het causale verband tussen de gedragingen van verdachte en de geleden materiële schade. Het is niet aannemelijk dat zijn handelen immateriële schade heeft veroorzaakt. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd. De vordering dient derhalve zowel ten aanzien van de materiële als ten aanzien van de immateriële schade te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
Wat er ook zij van het causaal verband, naar het oordeel van de rechtbank is de vordering met betrekking tot de materiële schade onvoldoende onderbouwd om aan de hand van de verstrekte stukken de schade vast te kunnen stellen. Verder onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen, zodat de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
De benadeelde partij heeft geen concrete gegevens ter onderbouwing aangedragen. De aard en de ernst van de normschending maken naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat in dit geval een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, zodat de benadeelde partij ook voor dit gedeelte niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 46, 47, 56, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 614 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
360 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van twee jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60 te Haarlem . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte meewerkt aan het verkrijgen van diagnostiek/risico taxatie door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Aansluitend werkt hij mee aan behandeling, indien geïndiceerd. De behandeling start vanaf het moment dat verdachte wordt uitgenodigd door de Waag of een soortgelijke zorgverlener. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte meewerkt aan de aanmelding en intakeprocedure bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start vanaf het moment dat er een geschikte plek is gevonden. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachten heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [postcode] te [woonplaats]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
- verdachte zich inspant voor het (vinden en) behouden van dagbesteding met een vaste structuur;
- verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte zich laat begeleiden door de coach van Nova Forte;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2024.
Mr. I.D. Jacobs is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 0N4R023056 HARING, gesloten op 22 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.