ECLI:NL:RBGEL:2024:7902

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
440832
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verkoop van een perceel grond voor de aanleg van een transformatorstation door de gemeente Harderwijk aan Liander N.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, hebben eisers, wonende nabij een perceel grond dat eigendom is van de gemeente Harderwijk, een kort geding aangespannen tegen de gemeente en Liander N.V. De gemeente heeft het voornemen om een deel van dit perceel, dat onderdeel uitmaakt van een groenstrook, te verkopen aan Liander voor de aanleg van een transformatorstation. Eisers zijn van mening dat zij recht hebben op de aankoop van het perceel, omdat zij het willen gebruiken ter uitbreiding van hun tuin. De voorzieningenrechter heeft op 12 november 2024 geoordeeld dat de gemeente het perceel mag verkopen aan Liander, omdat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel is. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende redenen had om Liander als enige serieuze gegadigde aan te merken, gezien de noodzaak voor de uitbreiding van de energie-infrastructuur. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van zowel de gemeente als Liander.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/440832 / KZ ZA 24-148
Vonnis in kort geding van 12 november 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
GEMEENTE HARDERWIJK,
gevestigd te Harderwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. S. Elbertsen.
en
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
tussenkomende en gevoegde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaat: mr. F.J.J. Cornelissen.

1.De zaak in het kort

1.1.
De gemeente heeft een perceel grond in eigendom dat onderdeel is van een groenstrook. Liander wil 30 m² dit perceel aankopen om daarop een transformatorstation te plaatsen. [eisers] wil het perceel, voor zover dat naast zijn tuin is gelegen, kopen om het zijn tuin uit te breiden. Het deel dat Liander wil kopen valt binnen het perceelsgedeelte dat [eisers] wil kopen.
Kern van het geschil betreft de vraag of de gemeente uitvoering mag geven aan haar voornemen om 30 m² aan Liander te verkopen in plaats het ‘geheel’ aan [eisers] . De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente dat mag.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20
- het herstelexploot
- conclusie in incident tot tussenkomst, subsidiair voeging en in hoofdzaak van Liander
- de vier door Liander overgelegde producties
- conclusie van antwoord in het incident van [eisers]
- de conclusie van antwoord tevens houdende akte overleggen producties van de gemeente
- de mondelinge behandeling van 30 september 2024
- de pleitnota van [eisers] .
2.2.
De gemeente heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van de vordering tot tussenkomst, subsidiair voeging van Liander.
[eisers] heeft verweer gevoerd tegen de door Liander gevorderde tussenkomst, subsidiair voeging.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Liander voldoende belang bij zowel de gevorderde tussenkomst als de voeging, omdat toewijzing van de vordering van [eisers] er toe zou leiden dat Liander het betreffende stuk grond niet van de gemeente kan kopen.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting mondeling beslist en de vordering tot tussenkomst en voeging toegewezen, met compensatie van kosten.

3.De feiten

3.1.
[eisers] is sinds 2019 eigenaar van de woning aan de [adres 1] .
3.2.
Op de website van de gemeente staat een document met als titel ‘Openbare groenstrook kopen of huren’. Dat document luidt, voor zover hier van belang: ‘
Soms kunt u een (deel van een ) groenstrook die in de openbare ruimte ligt kopen. Zo’n stukje heet snippergroen (…) Voorwaarden: het stuk is openbaar, het stuk grond grenst aan uw woning of perceel, u bent eigenaar van de woning of perceel. Als er kabels of leidingen in de grond liggen, kunnen er extra voorwaarden zijn’.
De in dit verband te maken afwegingen staan beschreven in de Nota Afstoten Openbaar Groen van de gemeente. Daarin is opgenomen dat zogenoemd ‘structuurgroen’ niet kan worden gekocht. Het begrip is daarbij gedefinieerd als ‘
Structuurgroen is groen, dat van essentieel belang is voor de leefbaarheid van de woonomgeving; dit groen maakt deel uit van de stedelijke ‘dragerstructuur’. De ‘dragers’ worden hierbij gevormd door hoofdruimten en/of routes, zoals invalswegen, hoofdwegen, belangrijke fietsroutes en parkgebieden (…) Structuurgroen vormt als het ware de ‘groene’ aankleding van de stad, waarin recreatieve voorzieningen kunnen worden opgenomen ter complementering van woonclusters en begeleiding van infrastructuren
.
3.3.
Naast de woning van [eisers] ligt een groenstrook met daarop twee bomen, twee parkeerplaatsen en een lantaarnpaal (hierna: de groenstrook). Naast de groenstrook ligt een straat met de naam [straatnaam 1] . De groenstrook heeft als kadastrale aanduiding [nummer groenstrook] . Deze grond is in eigendom van de gemeente en is belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b Belemmeringswet Privaatrecht, onder meer ten behoeve van de gemeente Arnhem en netbeheerder Liander N.V.
3.4.
Op 22 augustus 2024 is in het Gemeenteblad van de gemeente Harderwijk (nummer 346226) een aankondiging gepubliceerd van een voornemen tot het verkopen van diverse percelen aan Liander N.V.
In die aankondiging is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld, waarbij wordt opgemerkt dat het perceel waarop de vordering van [eisers] ziet, door de voorzieningenrechter is onderstreept.
“Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk is voornemens om, met inachtneming van een termijn van 20 kalenderdagen, ingaande de dag na deze publicatie, percelen grond, plaatselijk bekend[adres 1], [adres 2] en [adres 3] ,kadastraal bekend gemeente [sectie en nr 1] (ged.), met een oppervlakte van ca. 30 m2, [sectie en nr 2] (ged.), met een oppervlakte van ca. 30 m2 en [sectie en nr 3] (ged.), met een oppervlakte van ca. 30 m2, te verkopen aan Liander N.V., statutair gevestigd te Arnhem (…). De gemeente is van mening dat deze koper als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt voor verkoop van de grond vanwege door Liander N.V. reeds gedane investeringen. Zij mogen er daarom op vertrouwen dat de grond aan hen wordt overgedragen. (…)”
3.5.
Op 6 september 2024 heeft [eisers] een verzoek ingediend bij de gemeente om de groenstrook te kopen. Bij brief van 26 september 2024 heeft de gemeente [eisers] bericht dat zijn verzoek is afgewezen. In deze brief heeft de gemeente haar beslissing als volgt gemotiveerd.
(…) Motivatie
Dit groen maakt deel uit van de stedelijke ‘dragerstructuur’. De ‘dragers’ worden hierbij gevormd door hoofdruimten en/of routes, zoals invalswegen, hoofdwegen, belangrijke fietsroutes en parkgebieden. Structuurbepalend groen vormt als het ware de ‘groene’ aankleding van de stad en de wijk en geeft een fijne beleving aan de wijk. Structuurbepalend groen is groen, dat van essentieel belang is voor een prettige leefomgeving en daarom willen we dit behouden.
Het groen dat u vraagt aan te kopen is daarnaast belangrijk vanwege de aanwezigheid van twee parkeerplaatsen en voor een eventuele uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Daarnaast is van belang dat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid in ieder geval de hoek moet vrij blijven en dat de lantaarnpaal die zich op het groen bevindt blijft staan en bereikbaar blijft voor onderhoud.
Mede door de grote opgave vanuit de nutsvoorzieningen en daarvoor geschikte locaties, zijn wij terughoudend in de verkoop van groenstroken en prevaleert het algemene belang boven het individuele belang.
Omdat structuurbepalend groen zo belangrijk is voor de stad en de wijk verkopen wij het niet. De gemeente wil op dit moment hier de volledige zeggenschap over behouden en blijft de huidige situatie gehandhaafd.
3.6.
Op 22 september 2024 is in het Gemeenteblad van de gemeente Harderwijk (nummer 405348) een rectificatie geplaats van de hiervoor in 3.5 bedoelde publicatie. Daarbij is de motivering van de voorgenomen verkoop aan Liander aangevuld.
In deze rectificatie is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
(…) De gemeente Harderwijk is van mening dat Liander als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt voor verkoop van de grond. De gemeente Harderwijk heeft deze conclusie getrokken op basis van de volgende criteria:
i.
De gemeente Harderwijk wil de gronden verkopen ten behoeve van de realisatie van transformatorstations, dit omwille van het algemeen belang dat gediend bij dergelijke nutsvoorzieningen en de noodzakelijke verzwaring van het net;
ii.
De gemeente Harderwijk wil de grond verkopen aan een partij die bereid en in staat is om de transformatorstations te realiseren.
Liander heeft de gemeente Harderwijk geïnformeerd dat er in ieder betrokken gebied een nieuw transformatorstation moet worden gerealiseerd. Dit houdt verband met nieuwe aanvragen van huishoudens om aansluitingen op het net en met noodzakelijke verzwaring van het net. Om de dekking te (kunnen blijven) garanderen heeft Liander nieuwe transformatorstations nodig. Liander heeft daarbij voor elk benodigd transformatorstation een zoekgebied opgegeven waar de transformatorstations gerealiseerd moeten worden. De bovenstaande gronden behoren tot de zoekgebieden. De gemeente Harderwijk heeft geconcludeerd dat de gronden geschikt zijn voor de plaatsing van transformatorstations. Op grond van het algemeen belang, het publiek belang van energie- infrastructuur en ter uitvoering van de wettelijke taak is de gemeente bereid om mee te werken aan het verzoek van Liander en de gronden voor dat doel te verkopen. Liander is als netbeheerder van het lokale elektriciteitsnet als enige in staat om de energie-infrastructuur uit te breiden en komt daarom als enige serieuze gegadigde voor de koop van de gronden voor het beoogde doel in aanmerking. (…)

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de gemeente zal verbieden om het perceel grond, plaatselijk bekend [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [sectie en nr 1] (ged.), met een oppervlakte van ca. 30 m2, te verkopen aan Liander N.V., statutair gevestigd te Arnhem, kantoorhoudende te (6812 AH) Arnhem, Utrechtseweg 68;
II. de gemeente zal gebieden om alsnog een openbare selectieprocedure te organiseren voor de verkoop van het plaatselijk bekend [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [sectie en nr 1] (ged.), met een oppervlakte van ca. 30 m2, met inachtneming van de eisen die de Hoge Raad heeft gesteld in het arrest van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778), voor zover de gemeente nog tot verkoop van voormeld perceel wenst over te gaan;
III. de gemeente zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.119,25 inclusief btw; en
IV. de gemeente zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
4.2.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Liander voert verweer, waarbij zij vordert dat de voorzieningenrechter:
I. [eisers] niet-ontvankelijkheid verklaart in zijn vorderingen, althans zijn vorderingen zal afwijzen, althans – indien en voor zover de vorderingen van [eisers] wel worden toegewezen – de door [eisers] gevorderde uitvoerbaar bij voorraad zal onthouden aan de voorziening beschreven in het petitum van de dagvaarding onder het tweede streepje,
II. [eisers] zal gebieden te gehengen en te gedogen dat het perceel aan Liander wordt verkocht,
III. [eisers] zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na het vonnis tot aan de dag der algehele betaling, te vermeerderen met de nakosten en de verdere kosten van betekening en executie.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
5.3.
De gemeente is gehouden is om de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, in acht te nemen bij het sluiten van de (voorgenomen) overeenkomst(en) met Liander.
De Hoge Raad heeft in het Didam-arrest (nadere) eisen geformuleerd voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de verkoop van aan een overheidslichaam toebehorende onroerende zaak. In de r.o. 3.1.4-3.1.6. van dit arrest overweegt de Hoge Raad daarover:
“3.1.4 Uit het gelijkheidsbeginsel – dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen – vloeit voort dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
3.1.5.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
3.1.6.
De hiervoor in 3.1.4 en 3.1.5 bedoelde mededingingsruimte door middel van een selectieprocedure hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval dient het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend te maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.”
5.4.
De gemeente stelt dat voornoemde voorwaarden ook van toepassing zijn op haar voornemen om het perceel grond, zoals genoemd in r.o. 4.1. sub I, aan Liander te verkopen. Volgens de gemeente doet zich echter de in 3.1.6. van het Didam-arrest genoemde uitzonderingssituatie voor.
5.5.
Liander stelt zich daarentegen op het standpunt dat de hoofdregel uit r.o. 3.1.4. van het Didam-arrest niet van toepassing is. Volgens Liander is het daarom niet nodig dat de gemeente onderbouwt dat haar een beroep toekomt op de uitzondering zoals bedoeld in r.o. 3.1.6. van het Didam-arrest. Dat de hoofdregel uit het Didam-arrest niet van toepassing is, volgt volgens Liander uit (1) de omstandigheid dat de gemeente een goede reden heeft om het perceel anders dan in mededinging uit te geven (ongeacht of er andere potentiële gegadigden zijn) en (2) en uit het feit er maar één gegadigde is, nu [eisers] niet geïnteresseerd in verwerving van de 30m² die Liander van de gemeente wil kopen en hij ook geen transformatorstation wil en kan realiseren, zodat er maar één gegadigde is, namelijk Liander.
Voor zover de hoofdregel uit het Didam-arrest wel zou gelden, stelt Liander dat [eisers] niet als een ‘gegadigde’ in de zin van r.o. 3.1.6. van het Didam-arrest kan worden aangemerkt. Volgens Liander is zij de enige ‘gegadigde’ in de zin van voormelde rechtsoverweging. Alleen Liander kan op grond van de wettelijke taken ter plaatse een transformatorstation realiseren en zij heeft daartoe ook inmiddels de nodige investeringen gedaan.
5.6.
[eisers] kan zich ‘absoluut’ niet vinden de het voornemen van de Gemeente. Als er iemand is die een serieuze gegadigde is voor de koop van de groenstrook, dan is [eisers] dat en hij heeft daartoe ook de financiële middelen. Hij wenst ‘absoluut’ niet dat er naast zijn woning een transformatiestation wordt gerealiseerd, omdat daardoor de waarde van zijn woning aanzienlijk zal dalen en hij de grond zelf ook goed kan gebruiken. De gemeente heeft daardoor het gelijkheidsbeginsel geschonden en zij is ook niet transparant te werk gegaan. Er is bij [eisers] geen navraag gedaan of hij geïnteresseerd was in de aankoop van de grond.
Liander noch de gemeente heeft aangetoond dat het transformatiestation daadwerkelijk noodzakelijk is, laat staat op deze locatie. Er liggen geen kabels of leidingen van Liander in de groenstrook. In de nabije omgeving daarvan zijn alternatieve locaties aanwezig voor het plaatsen van een transformatorstation.
5.7.
Vooropgesteld zij dat de gemeente bij de keuze van contractspartners een ruime mate van beleidsvrijheid toekomst, waaraan niet afdoet dat de gemeente als publiekrechtelijke overheid haar bevoegdheden uit het burgerlijke recht niet in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht mag uitoefenen. Die regels brengen met zich dat de overheid bij een voorgenomen verkoop van grond niet alleen dient te letten op het gelijkheidsbeginsel, maar ook op het zorgvuldigheidbeginsel en het willekeurverbod. Op dit punt, zo volgt uit het Didam-arrest, verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij. Anderzijds geldt dat de overheid niet alleen haar eigen privaatrechtelijke belangen heeft te behartigen, maar ook het algemeen belang heeft te dienen, waarmee zij zich evenzeer van een private partij onderscheidt.
5.8.
In dit geval werd de gemeente benaderd door Liander met het verzoek om aan haar een aantal perceelsgedeelten te verkopen voor het plaatsen van transformatorstations, waaronder 30 m² van het perceel grond, kadastraal bekend gemeente [sectie en nr 1] (ged.). Nadat de gemeente naar buiten kenbaar had gemaakt dat zij voornemens was dit verzoek te honoreren, liet [eisers] weten een groter deel van dit perceel te willen aankopen, zodat hij dit bij zijn tuin kon betrekken. De gemeente heeft dit gemotiveerd geweigerd, zodat nu de vraag of tafel ligt of hier sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel en of een ander beginsel van behoorlijk bestuur.
5.8.1.
Anders dan [eisers] meent is van schending van het gelijkheidsbeginsel hier geen sprake. In de eerste plaats al niet, omdat uit niets blijkt dat de gemeente ooit voornemens is geweest dit deel van de groenstrook te verkopen aan een aanwonenden. Weliswaar heeft de gemeente in het verleden in de omgeving van de woning van [eisers] snippergroen aan aanwonenden verkocht, maar daarmee is niet gezegd dat ook [eisers] daarop aanspraak kan maken en de gemeente gehouden zou zijn die aankoop te honoreren, zoals hij stelt. Dat zou immers een inbreuk maken op de aan de gemeente toekomende contractsvrijheid. Het enkele feit dat [eisers] voldoet aan de door de gemeente gestelde voorwaarden voor een zodanige aankoop beperkt die vrijheid niet. Schending van het gelijkheidsbeginsel zou eerst aan de orde kunnen komen als de gemeente zou hebben besloten de groenstrook niet aan Liander te verkopen aan een andere aanwonende, zonder daarbij ook [eisers] de gelegenheid te bieden mee te dingen.
5.8.2.
De gemeente heeft daarentegen met de voorgenomen verkoop het algemeen belang willen dienen. Het is een feit van algemene bekendheid dat in grote delen van het land sprake is van zogenoemde netcongestie of dreiging daarvan. Ook in Harderwijk, zo heeft Liander gemotiveerd uiteengezet, laat de huidige capaciteit transport van nieuwe aansluitingen en/of verzwaringen van bestaande aansluitingen niet toe en dreigt overbelasting van het net. In ieder geval is het net niet toekomst bestendig, waar het niet berekend is op de steeds grotere vraag naar elektriciteit. Weliswaar bestrijdt [eisers] dit alles en meent hij dat niet is aangetoond dat het transformatorstation daadwerkelijk noodzakelijk is, laat staan op de gekozen locatie, maar die betwisting houdt geen stand tegenover de uitvoerige toelichting die Liander heeft gegeven voor haar aanvraag, te meer nu [eisers] vooruitloopt op allerlei, deels speculatieve, ontwikkelingen in de verre toekomst, zoals de teruglopen vraag naar zonnepanelen in verband met de mogelijke afschaffing van de salderingsregeling en te verwachten technische innovaties. Hierbij speelt mee dat Liander een overheidsbedrijf is, dat primair het algemeen belang dient, wettelijke taken uitvoert en uiteraard niet zonder goede reden kostbare transformatiestations plaatst om de energietransitie in goede banen te leiden. In ieder geval mocht de gemeente uitgaan van de deskundigheid van Liander en hoefde zij zich niet zelf te vergewissen van de juistheid van het oordeel van Liander, zoals [eisers] stelt. Uit onder meer hetgeen is opgenomen onder 3.5 blijkt dat de gemeente zich een zelfstandig oordeel heeft gevormd over de ruimtelijke gevolgen van verkoop van de grond aan [eisers] en daarmee impliciet over de ruimtelijke inpassing van de plaatsing van een transformatorstation binnen de groenstrook. De gemeente heeft tijdens de mondelinge behandeling uiteengezet waarom de door [eisers] aangedragen alternatieve locaties ruimtelijk minder geschikt zijn. Dat oordeel valt binnen de beleidsruimte die de gemeente toekomt bij het inrichten van de ruimtelijke omgeving. Als nutsvoorziening valt het transformatorstation binnen de bestemming wonen, die op de groenstrook rust.
5.8.3.
Aldus is tussen [eisers] en Liander geen sprake van gelijke gevallen op grond waarvan de gemeente mededingingsruimte had moeten bieden aan [eisers] . Nu verder van onzorgvuldig handelen of willekeur niet is gebleken, beroept [eisers] zich dan ook ten onrechte op Didam-arrest [1] .
5.9.
Voor zover daarover anders wordt gedacht – de rechtspraak is nog in ontwikkeling en de literatuur is zoekend – geldt dat in deze zaak bij voorbaat vaststaat dat op grond van de objectieve, toetsbare en redelijke criteria – de noodzakelijke uitbreiding van de nutsvoorzieningen - uitsluitend Liander als enige serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. Alleen Liander is bereid de grond te kopen voor het doel waarvoor de gemeente het perceel wil verkopen. Liander heeft voorafgaand aan het verzoek aan de gemeente investeringen gedaan naar de noodzaak van uitbreiding van de netcapaciteit ter plaatse, waarbij zij ook alternatieve locaties heeft meegenomen. De gemeente mocht dit als argument aan haar besluit mede ten grondslag leggen. Dat er nog geen kabels en leidingen in de bewuste groenstrook liggen is kan hierbij buiten beschouwing blijven. De gemeente heeft dit standpunt blijkens haar onder 3.4 en 3.6 weergeven aankondigingen tijdig voorafgaand aan de verkoop op voor ieder toegankelijke wijze bekend gemaakt en gemotiveerd. [eisers] daarentegen wil niet slechts de 30m² die aan Liander wordt verkocht, maar in een veel groter deel van de groenstrook aankopen, overigens eerst nadat de gemeente bekend maakt zaken te willen doen met Liander en mogelijk meer vanwege bezwaren tegen de komst van het transformatorstation dan om reden dat hij op die plaats een uitbreiding van zijn tuin wil realiseren. Daarmee kwalificeert [eisers] niet als serieuze gegadigde in de zin van rechtsoverweging 3.16 van het Didam-arrest.
5.10.
Gelet op het voorgaande valt niet te verwachten dat de bodemrechter tot toewijzing van de vordering van [eisers] zal komen en zullen de vorderingen van [eisers] jegens de gemeente worden afgewezen.
5.11.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de gemeente betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
5.12.
De vordering van Liander om [eisers] te gebieden te gehengen en te gedogen dat het perceel door de gemeente aan Liander wordt verkocht voegt aan het voorgaande niet toe en zal worden afgewezen.
5.13.
Nu Liander op goede gronden is tussengekomen en zich heeft gevoegd in de hoofdzaak, dient [eisers] ook de proceskosten van Liander te betalen. Deze kosten worden eveneens bepaald op € 1.107,- voor het salaris van de advocaat en op € 178,-- aan nakosten met de verhoging als vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van de gemeente ad € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] deze kosten niet tijdig en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
wijst de vordering van Liander onder II af;
6.4.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van Liander ad € 1.285,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] deze kosten niet tijdig voldoet en het vonnis daarna wordt betekend
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.

Voetnoten