ECLI:NL:RBGEL:2024:7870

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
409820
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek voor waardebepaling van een vennootschap onder firma

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenvonnis uitgesproken in een civiele zaak die betrekking heeft op de waardebepaling van een vennootschap onder firma (v.o.f.). De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen om de waarde van de v.o.f. en het aandeel van een vennoot op de peildatum van 31 maart 2016 vast te stellen. Partijen hebben in hun akten aangegeven dat de deskundige een register-accountant moet zijn, waarbij een voorkeur is uitgesproken voor een register-valuator. De rechtbank heeft de heer [naam 1] benoemd als deskundige, die zich bereid heeft verklaard het onderzoek uit te voeren.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de deskundige ook een andere deskundige moet inschakelen die expertise heeft in de waardebepaling van recreatief vastgoed. Dit is van belang omdat de waardebepaling moet rekening houden met redelijke verwachtingen over toekomstige ontwikkelingen. De deskundige moet ook de nabetalingsregeling van [bedrijf 3] en de goedkeuring van het bestemmingsplan door de gemeenteraad in zijn beoordeling meenemen.

Het voorschot voor het deskundigenonderzoek is vastgesteld op € 18.150,00, inclusief btw. Partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en moeten de deskundige toegang geven tot noodzakelijke plaatsen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen, waarin ook de opmerkingen van partijen worden verwerkt. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/409820 / HZ ZA 22-298
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. J.C.A. Herstel,
tegen
[ged in conv/eis in reconv],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [ged in conv/eis in reconv] ,
advocaat: mr. J.C. Wery.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024
- de akte uitlating van 24 april 2024 van [eis in conv/verw in reconv]
- de akte uitlating tevens akte overlegging productie van 24 april 2024 van [ged in conv/eis in reconv]
- de akte uitlating van 5 juni 2024 van [eis in conv/verw in reconv]
- de akte uitlating van 19 juni 2024 van [ged in conv/eis in reconv]
- het e-mailbericht van 12 september 2024 van de deskundige, waarin een opgave van de ingeschatte kosten voor het te verrichten onderzoek is gedaan
- het e-mailbericht van 23 september 2024 van mr. Wery
- het e-mailbericht van 25 september 2024 van mr. Herstel
- het e-mailbericht van 25 september 2024 van mr. Wery
- het e-mailbericht van 29 oktober 2024 van de deskundige, waarin antwoord is gegeven op drie aanvullende door de rechtbank gestelde vragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Partijen hebben zich in hun akten uitgelaten over het in het tussenvonnis van
27 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis) aangekondigde deskundigenonderzoek. Dit deskundigenonderzoek zal in dit vonnis worden bevolen.
2.2.
Partijen hebben beide aangegeven dat de te benoemen deskundige een register-accountant dient te zijn, en [eis in conv/verw in reconv] heeft daarbij aangegeven een voorkeur te hebben voor een register-valuator. [eis in conv/verw in reconv] heeft (onder meer) voorgesteld om register-valuator de heer [naam 1] , werkzaam bij [bedrijf 1] , als deskundige te benoemen. [ged in conv/eis in reconv] heeft aangegeven dat zij met deze deskundige kan instemmen, maar dat voor de waardering van het aandeel in de waarde van de (destijds) te leveren recreatiewoningen een beëdigd register-taxateur dient te worden ingeschakeld op voordracht en met instemming van partijen.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de te benoemen deskundige zelf een andere deskundige dient in te schakelen die expertise heeft in de waardebepaling van recreatieve vastgoedprojecten. In dit geval gaat het om een waardebepaling van de v.o.f. op peildatum 31 maart 2016, waarin moet worden meegenomen de vraag of redelijke verwachtingen op dat moment over toekomstig te realiseren recreatiewoningen in de waardering moeten worden meegenomen. Het is aan de te benoemen deskundige om in dat kader een gecertificeerde (recreatief) vastgoed-taxateur in te schakelen. Ter voorkoming van verdere discussie over de persoon van die deskundige en om de onafhankelijkheid van die deskundige te borgen, zal de te benoemen deskundige deze zelfstandig mogen inschakelen.
2.4.
De rechtbank heeft contact opgenomen met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). De heer [naam 1] heeft zich bereid en in staat verklaard het benodigde onderzoek te verrichten en vrij te staan ten opzichte van partijen. Ook heeft [naam 1] aangegeven dat hij bereid en in staat is om een tweede deskundige in te schakelen zoals hiervoor omschreven. De rechtbank zal overgaan tot benoeming van [naam 1] als deskundige.
2.5.
Partijen hebben in hun akten voorstellen gedaan over de aan de deskundige voor te leggen vragen. In het tussenvonnis is overwogen dat aan de deskundige zal worden gevraagd om samen met de door hem in te schakelen deskundige de totale waarde van de [bedrijf 2] op de peildatum 31 maart 2016 te bepalen. Verder zal de deskundige worden gevraagd om te bepalen wat het aandeel van [eis in conv/verw in reconv] in de v.o.f. was op die datum. De door [ged in conv/eis in reconv] voorgestelde vragen zijn (deels) te ruim en te weinig objectief. Indien nodig kunnen in het kader van de beantwoording van de hierna volgende vragen door de deskundige wellicht aspecten van de door [ged in conv/eis in reconv] voorgestelde vragen worden meegenomen, maar vooralsnog vallen deze buiten het beoordelingskader van de deskundige.
2.6.
Uitgaande van het vorenstaande, zal de rechtbank de volgende vragen aan de deskundige voorleggen:
1. Wat is de totale waarde van de [bedrijf 2] op de peildatum 31 maart 2016?
2.
Wat is het aandeel van [eis in conv/verw in reconv] in de [bedrijf 2] op die datum?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.7.
De deskundige dient in zijn beoordeling mee te nemen of redelijke verwachtingen op de waardepeildatum over gebeurtenissen na de waardepeildatum moeten worden meegenomen in de waardering. Hierbij is het volgende van belang. De vordering op [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) uit hoofde van de nabetalingsregeling maakt onderdeel uit van het gemeenschappelijk vermogen van de v.o.f. In 2015 heeft er overleg plaatsgevonden tussen de v.o.f. en [bedrijf 3] over een wijziging van de in 2004 gemaakte afspraken omtrent de nabetaling door [bedrijf 3] . Op 15 december 2015 is een conceptovereenkomst opgesteld waarin de nabetalingsverplichtingen zijn aangepast, in die zin dat de geldende nabetalingsverplichting van [bedrijf 3] jegens de v.o.f. werd gewijzigd in een nabetaling van totaal € 200.000,00 en de levering van twee vakantiewoningen. Op de waardepeildatum
(31 maart 2016) was deze overeenkomst nog niet getekend door [ged in conv/eis in reconv] . Op 17 mei 2016 is de overeenkomst tot stand gekomen waarin deze nabetalingsregeling is opgenomen.
De deskundige dient ook bij zijn onderzoek in aanmerking te nemen dat het gewijzigde bestemmingsplan, waardoor destijds de bouw van het recreatieproject gerealiseerd kon worden, door de gemeenteraad is goedgekeurd op 27 januari 2016, maar op 31 maart 2016 (de waardepeildatum) nog niet onherroepelijk was. Op 31 maart 2016 verstreek de beroepstermijn en op 1 april 2016 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
2.8.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 18.150,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. [ged in conv/eis in reconv] heeft aangevoerd dat het voorschot verhoogd moet worden omdat niet duidelijk is of daarin ook de kosten van de in te schakelen tweede deskundige zijn meegenomen. De rechtbank heeft hierover navraag gedaan bij [naam 1] , en [naam 1] heeft daarop te kennen gegeven dat in het begrote bedrag ook de kosten van de in te schakelen tweede deskundige zijn meegenomen, met de opmerking dat een en ander afhankelijk zal zijn van de exacte vraagstelling van de rechtbank. [eis in conv/verw in reconv] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot.
De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 18.150,00 (inclusief btw). In rechtsoverweging 4.12. van het tussenvonnis is al aangekondigd en toegelicht dat door [eis in conv/verw in reconv] het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
2.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
in conventie voorts en in reconventie
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is de totale waarde van de [bedrijf 2] op de peildatum 31 maart 2016?
2.
Wat is het aandeel van [eis in conv/verw in reconv] in de [bedrijf 2] op die datum?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[naam 1]
[bedrijf 1]
[adres]
telefoonnummer: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 18.150,00 (inclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [eis in conv/verw in reconv] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eis in conv/verw in reconv] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 april 2025,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van beide partijen op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Steverink en in het openbaar uitgesproken op
13 november 2024.
sa/js