ECLI:NL:RBGEL:2024:7809

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
05.081053.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht mannen in mensenhandelzaak met minderjarige prostituee

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen acht mannen, die betrokken waren bij een mensenhandelzaak. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld voor verschillende delicten, waaronder het medeplegen van mensenhandel en ontucht met een minderjarige prostituee. De hoofdverdachte, een 33-jarige man, een 23-jarige man en een 36-jarige man kregen gevangenisstraffen voor hun rol in de mensenhandel. Een 21-jarige man werd veroordeeld tot een taakstraf voor het onttrekken aan het gezag van een 16-jarig meisje. De overige vier mannen, die ontuchtige handelingen met het meisje hebben gepleegd, kregen ook taakstraffen opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, die zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank benadrukte dat de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd is en dat de verdachten niet bekend hoeven te zijn met de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachten, waarbij ook rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot het betalen van smartengeld aan het slachtoffer, en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/081053-22
Datum uitspraak : 11 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. N. Hannaart, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Arnhem ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht daarin, dat verdachte:
- zich door die [slachtoffer] heeft laten pijpen, althans zijn, verdachtes, penis in de mond van die
[slachtoffer] heeft gedaan en/of
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hoewel verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij zowel orale als vaginale seks met [slachtoffer] heeft gehad, daarvoor onvoldoende bewijs is. [slachtoffer] heeft immers zelf verklaard dat zij alleen orale seks met haar klanten had en geen vaginale seks. Het is mogelijk dat verdachte zich heeft vergist.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is – kortgezegd – ten laste gelegd dat hij seksuele handelingen heeft verricht met een minderjarige prostituee. De rechtbank overweegt dat in artikel 248b Sr strafbaar is gesteld de prostituant die seksueel contact heeft met een prostituee die zestien of zeventien jaar oud is. Verdachte hoeft niet bekend te zijn met de leeftijd van het slachtoffer. De leeftijd is geobjectiveerd; opzet of schuld op dit punt is niet vereist.
Verdachte heeft verklaard dat hij seks heeft gehad tegen betaling met [slachtoffer] . Hij kwam haar tegen op een advertentie van [website] , heeft met haar afgesproken, haar opgehaald en weer afgezet. [slachtoffer] heeft hem oraal bevredigd en ze hebben vaginale seks gehad bij een bankje in een bos. Hij heeft haar in totaal € 100,00 betaald, sigaretten en ongeveer € 85,00. [2]
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, heeft verklaard dat er voor haar klanten werden geregeld met het doel seksuele handelingen met hen te verrichten. Zij heeft mannen moeten pijpen voor geld. [3] Er werd een seksadvertentie aangemaakt onder de naam ‘ [naam] ’ met daarbij foto’s van [slachtoffer] . [4]
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte met [slachtoffer] heeft afgesproken met het doel seksuele handelingen met haar te verrichten. Er heeft in elk geval orale seks plaatsgevonden, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat zij mannen pijpte tegen betaling en verdachte heeft erkend dat [slachtoffer] hem heeft gepijpt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij vaginale seks met [slachtoffer] heeft gehad. Ter terechtzitting heeft zijn raadsman echter aangevoerd dat verdachte zich vergist kan hebben en hiervoor onvoldoende bewijs is. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] niet heeft verklaard dat zij geen vaginale seks heeft gehad, maar dat zij het zich niet meer kon herinneren. [5] De verklaring die verdachte heeft afgelegd bij de politie is echter duidelijk en gedetailleerd. Zo heeft verdachte uitgebreid beschreven hoe de seksuele handelingen plaatsvonden, namelijk dat zij samen op een bankje in een bosje zaten, [slachtoffer] voorover boog om hem oraal te bevredigen en er vervolgens vaginale seks plaatsvond waarbij [slachtoffer] voorovergebogen stond over het bankje en verdachte achter haar stond. [6] De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen en gaat er dus vanuit dat verdachte zowel orale als vaginale seks met [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank overweegt dat in casu sprake is van seksueel contact in het kader van jeugdprostitutie en dat dergelijk contact op zichzelf reeds in strijd is met de sociaal-ethische norm en dus ontuchtig is.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 november 2021 te Arnhem ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht daarin, dat verdachte:
- zich door die [slachtoffer] heeft laten pijpen, althans zijn, verdachtes, penis in de mond van die
[slachtoffer] heeft gedaan en
/of
- het brengen en
/ofhouden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het gegeven dat verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van [slachtoffer] . Hij heeft daar immers naar gevraagd en kreeg als reactie dat [slachtoffer] 24 jaar oud was. Het is niet de bedoeling van verdachte geweest om seks te hebben met een minderjarig meisje. Verder waren er voor verdachte geen aanwijzingen dat er sprake was van een uitbuitingssituatie. Ook dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen, waaronder vaginale seks, tegen betaling met een minderjarige prostituee. Door zijn handelen heeft hij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Uit het dossier kan weliswaar niet worden afgeleid dat verdachte op zoek is geweest naar een seksafspraak met een minderjarig meisje, maar daar staat tegenover dat verdachte voorafgaand aan de seksafspraak niet het identiteitsbewijs van het meisje heeft gecheckt om zich ervan te vergewissen dat zij meerderjarig was. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank houdt verder bij de strafoplegging rekening met overschrijding van de redelijke termijn die in deze zaak in aanzienlijke mate is overschreden.
Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt de rechtbank dat het zogeheten taakstrafverbod geldt. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht brengt met zich mee dat voor onderhavig strafbare feit niet alleen een taakstraf kan worden opgelegd. De rechtbank acht dat, in dit geval, echter een onbevredigende uitkomst. Het strafrecht is steeds maatwerk, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Een straf dient in de juiste verhouding te staan tot het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. In dit geval was verdachte niet op zoek naar een minderjarige prostituee. Daar komt bij dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank dient het opleggen van een kortdurende onvoorwaardelijke gevangenisstraf (bijvoorbeeld één dag) gelet op de persoon van verdachte, de omstandigheden van het geval en de overschrijding van de redelijke termijn geen enkel redelijk doel. Het draagt bijvoorbeeld niet bij aan het beveiligen van de maatschappij. De rechtbank acht een deels of kortdurende onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak gelet op alle omstandigheden van het geval een te zware strafmodaliteit en komt daarom tot een andere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 210 uren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 765,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen naar € 500,00 gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegekend.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij is door het handelen van verdachte op ‘andere wijze in de persoon aangetast’ ex artikel 6:106 sub b BW (Burgerlijk Wetboek). Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , een minderjarige prostituee. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen van de normschending voor [slachtoffer] zo voor de hand liggen dat wordt aangenomen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 700,00 vaststellen. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 20 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 210 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 105 dagen;
  • veroordeelt verdacht tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 700,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 700,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 14 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems en mr. S. Benbouazza, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2024.
mr. Y. van Wezel en mr. S. Benbouazza zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (ON), opgemaakte proces-verbaal, dossier Onderzoek Valeriaan / ONRCC21013, gesloten op 29 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 27 januari 2022, p. 689-692.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2022, p. 58-60.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2021, p. 41-42.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2022, p. 60.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 27 januari 2022, p. 692-693.