ECLI:NL:RBGEL:2024:7796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
218638-23 en 140440-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak mensenhandel en veroordeling voor diefstallen in vereniging met gevangenisstraf

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 05/218638-23 en 05/140440-24. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van mensenhandel, maar veroordeeld voor twee diefstallen in vereniging. De eerste zaak betreft een diefstal uit een hotel in Wolfheze, waar de verdachte samen met een medeverdachte meerdere goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van diefstal, aangezien de verdachte en zijn partner samenhandelden en de goederen zonder betaling hebben meegenomen.

In de tweede zaak, diefstal in vereniging, heeft de verdachte zijn minderjarige nichtje betrokken bij een winkeldiefstal in een Albert Heijn in Ede. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn nichtje, waarbij de verdachte ter afleiding een fles liet vallen om de aandacht van het personeel af te leiden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de diefstal, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van mensenhandel, omdat niet kon worden bewezen dat hij de minderjarige had geworven of vervoerd met het oogmerk van uitbuiting.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de eerder opgelegde strafbeschikking vernietigd, omdat de verdachte niet had betaald en de zaak door het Openbaar Ministerie was voorgelegd aan de strafrechter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/218638-23 en 05/140440-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 11 november 2024
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] (Frankrijk),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
28 oktober 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05/218638-23, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 tot en met 24 januari 2023 te Wolfheze, gemeente Renkum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- meerdere knuffels en/of
- een beker en/of
- een doeboek en/of
- meerdere (kids) strandlakens en/of
- meerdere toilettassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [hotel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 januari 2023 te Wolfheze, gemeente Renkum
- meerdere knuffels en/of
- een beker en/of
- een doeboek en/of
- meerdere (kids) strandlakens en/of
- meerdere toilettassen
voorhanden heft gehad terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig was/waren.
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05/140440-24ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 22 juli 2023 te Ede, een ander, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting (plegen van strafbare activiteiten ex lid 2), immers heeft verdachte
- die [slachtoffer] gebracht en/of medegenomen en/of begeleid naar en/of in de Albert Heijn, gevestigd aan de Stadspoort 1 te Ede en/of
- (terwijl hij, verdachte, ter afleiding een fles liet vallen) (in gezamenlijkheid met) die [slachtoffer] een of meerdere goed(eren), waaronder één of meerdere klapkrat(ten) en/of één of meerdere soort(en) vlees en/of vleeswaren en/of worst en/of één of meerdere soort(en) vis en/of één of meerdere soort(en) (smeer)kaas en/of één of meerdere soort(en) kruid(en) en/of één of meerdere soort(en) garnalen en/of één of meerdere stuks fruit en/of één of meerdere soort(en) (wok)groenten, (ter waarde van ongeveer 230,84 euro in totaal), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die winkel toebehoorde(n) te (laten) stelen, door haar deze zonder betaling (in twee kratten) langs de zelfscankassa en/of uitgangspoortje(s) van die winkel te (laten) brengen;
terwijl die [slachtoffer] een persoon is die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (lid 3 sub 2);
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2023 te Ede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- één of meerdere klapkrat(ten) en/of
- één of meerdere soort(en) vlees en/of vleeswaren en/of worst en/of
- één of meerdere soort(en) vis en/of
- één of meerdere soort(en) (smeer)kaas en/of
- één of meerdere soort(en) kruiden en/of
- één of meerdere soort(en) garnalen en/of
- één of meerdere stuks fruit en/of
- één of meerdere soort(en) (wok)groenten,
(ter waarde van ongeveer 230,84 euro in totaal), in elk geval één of meerdere goederen, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, gevestigd op Stadspoort 1 te Ede, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Strafbeschikking 9132 5420 0525 6551
Ten aanzien van parketnummer 05/218638-23 is op 23 januari 2023 door de officier van justitie een strafbeschikking ten bedrage van € 509,- uitgevaardigd, waartegen door verdachte geen verzet is gedaan waardoor de strafbeschikking onherroepelijk is geworden. Vervolgens is daarin door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) middels aanschrijvingen van de verdachte getracht de geldboete te incasseren, waarop geen betaling is gevolgd. Het CJIB heeft daarop de zaak overgedragen aan het Openbaar Ministerie wegens “dwangmiddelen uitgeput”. Daarna heeft het Openbaar Ministerie de zaak door middel van een dagvaarding voorgelegd aan de strafrechter.
Wanneer de executie van een onherroepelijke strafbeschikking geheel of gedeeltelijk mislukt, bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald, kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden. Het Openbaar Ministerie heeft besloten verdachte te dagvaarden omdat de geldboete niet is betaald en niet kon worden verhaald. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de strafvervolging ten aanzien van het parketnummer 05/218638-23. De rechtbank zal de strafbeschikking vernietigen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/218638-23 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 1] heeft namens [hotel] in Wolfheze (gemeente Renkum) aangifte gedaan van diefstal tussen 23 januari 2023 en 24 januari 2023. Aangever heeft verklaard dat een vrouw met twee kinderen op 23 januari 2023 meerdere goederen uit een display van het hotel heeft meegenomen. Uit de display waren drie knuffels, een beker, twee doeboeken, drie (kids)strandlakens en twee toilettassen weggenomen. Er sliep die nacht maar één gezin in hotel, dus het hotelpersoneel wist bij welk gezin de vrouw hoorde. Op 24 januari 2023 heeft aangever verdachte en [medeverdachte] uit dat gezin aangesproken. Verdachte en [medeverdachte] gaven aan dat zij de spullen uit de display hadden meegenomen en dat zij een pinpas uit de hotelkamer zouden pakken om de spullen te betalen. Zij zijn vervolgens naar de kamer gelopen. Zij kwamen echter niet terug om te betalen. Aangever zag op de camerabeelden dat de man op 24 januari 2023 naar een auto liep en spullen in de achterklep van de auto deed. Aangever zag vervolgens dat de man in de auto stapte en naar de nooduitgang reed die in de dode hoek van de camera ligt. Op de hotelkamer is één doeboek teruggevonden. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn partner [medeverdachte] op 24 januari 2023 zijn aangesproken door hotelpersoneel en dat zij met het hotelpersoneel hadden afgesproken om de spullen te komen betalen, maar dat ze dat niet gedaan hebben omdat hij geen geld had om de spullen te betalen. Hij is vervolgens met het hele gezin met de auto weggereden. [3]
[medeverdachte] heeft verklaard dat het hotelpersoneel op 24 januari 2023 met haar en verdachte had afgesproken dat ze naar de balie moesten komen om de spullen te betalen. De reden dat ze er zonder te betalen vandoor zijn gegaan is omdat ze geen geld hadden om te betalen. Verdachte heeft haar en de kinderen bij de nooduitgang opgepikt. [4]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van het medeplegen van diefstal. Zij overweegt hierover als volgt.
Op 24 januari 2023 werden verdachte en zijn partner aangesproken door hotelpersoneel dat zij nog moesten betalen voor de door de partner meegenomen goederen. Hen werd op dat moment duidelijk gemaakt dat de goederen uit de display niet gratis meegenomen konden worden. Zij zijn toen samen naar de hotelkamer gegaan, constateerden daar dat zij niet genoeg geld hadden om de goederen te betalen en hebben het hotel gezamenlijk, met de goederen, verlaten zonder te betalen. Hieruit volgt dat sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Bij het wegnemen van de goederen heeft verdachte blijkens de uit de voornoemde bewijsmiddelen naar voren komende gang van zaken nauw en bewust samengewerkt met zijn partner.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Ten aanzien van parketnummer 05/140440-24 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven, overgebracht en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [aangever 2] heeft namens de Albert Heijn op de Stadspoort 1 in Ede aangifte gedaan van winkeldiefstal op 22 juli 2023. Aangever heeft verklaard dat een mevrouw twee producten bij de zelfscan scande, maar in totaal 62 producten heeft meegenomen, namelijk twee klapkratten, meerdere soorten vlees, vleeswaren en worst, meerdere soorten vis, meerdere soorten (smeer)kaas, meerdere soorten garnalen, meerdere stuks fruit en meerdere soorten (wok)groenten. De weggenomen producten hadden een waarde van in totaal € 230,84. [6]
De camerabeelden van de Albert Heijn zijn door een verbalisant bekeken. Op de beelden werden twee personen waargenomen, een mannelijke verdachte en een vrouwelijke verdachte. De mannelijke verdachte is door twee verbalisanten herkend als [verdachte] (verdachte) en de vrouwelijke verdachte bleek [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) (medeverdachte) te zijn. [7] Op de camerabeelden is het volgende waargenomen. De medeverdachte komt de supermarkt binnenlopen zonder winkelkar. Verdachte komt de winkel 26 seconden later binnenlopen, verlaat de supermarkt en komt een minuut later met een winkelkar weer naar binnen. Verdachte en de medeverdachte lopen elkaar in de supermarkt tegemoet en de medeverdachte pakt de winkelkar die verdachte in het gangpad laat staan. Verdachte loopt weg en komt met twee kratjes terug. In de tussentijd loopt medeverdachte met de kar door de winkel en kijkt zij naar producten in de schappen. Vervolgens leggen zowel de medeverdachte als verdachte winkelproducten in dezelfde winkelkar en zij lopen afwisselend met de winkelkar door de supermarkt. Ook staan verdachte en medeverdachte een aantal keer samen bij de kar en lopen zij samen door de winkel. De medeverdachte loopt uiteindelijk met de winkelkar naar de zelfscankassa’s en pakt een winkelproduct uit de winkelkar. Op dat zelfde moment laat verdachte bij de zelfscankassa’s, vlakbij de uitgangspoortjes, een glazen fles op de grond kapot vallen. De medeverdachte besteedt hier geen aandacht aan. Verdachte spreekt een medewerker aan die bij de uitgang staat. De medeverdachte loopt met de winkelkar en winkelproducten door de uitgangspoortjes. [8]
Feit 2 (winkeldiefstal in vereniging)
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de voormelde bewijsmiddelen bewezen worden dat de medeverdachte, door met de niet gescande artikelen de winkel te verlaten, zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal. Ten aanzien van de vraag of verdachte als medepleger van deze winkeldiefstal kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm, zoals blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en de medeverdachte hebben gebruik gemaakt van één winkelkar en hebben beiden producten in die winkelkar gedaan. Vervolgens worden slechts twee artikelen gescand en loopt de medeverdachte met de winkelkar door de poortjes. Verdachte heeft kennelijk ter afleiding van het winkelpersoneel een glazen fles laten vallen om de aandacht op zichzelf te vestigen en zo de aandacht van de medeverdachte af te houden, ook op het moment dat de medeverdachte door de poortjes liep. Met deze handelingen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de winkeldiefstal. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de ten laste gelegde winkeldiefstal in vereniging heeft begaan. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat ook kruiden zijn weggenomen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 1 (mensenhandel)
Bij het onder feit 1 ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van mensen. Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr stelt uitbuiting van minderjarigen afzonderlijk strafbaar. Het artikel ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is, waaronder het uitbuiten door het (laten) plegen van strafbare feiten. Het gebruik van dwangmiddelen, zoals beschreven in het eerste lid, sub 1 en sub 4, is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is. Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr dient aldus te zijn voldaan aan een drietal elementen. Ten eerste moet worden vastgesteld dat er sprake is van feitelijke handelingen, in dit geval het werven, vervoeren of overbrengen van een ander, ten tweede moet worden vastgesteld of verdachte hierbij het oogmerk van uitbuiting had en ten derde moet sprake zijn van minderjarigheid van de ander (welk element is geobjectiveerd).
Naar het oordeel van de rechtbank kan geen van de voornoemde feitelijke handelingen in dit geval bewezen worden. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet wat feitelijk aan het plegen van de winkeldiefstal vooraf is gegaan en welke feitelijke handelingen door verdachte zouden zijn verricht om de winkeldiefstal in vereniging mogelijk te maken.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en [slachtoffer] , zijn nichtje, kort na elkaar de winkel in gaan. Niet is te zien op welke wijze verdachte en [slachtoffer] bij de supermarkt zijn gekomen noch is dit uit het verhoor van [slachtoffer] dan wel op andere wijze uit enig bewijsmiddel af te leiden. Anders dan de officier van justitie meent, volstaat een redenering, inhoudende dat het niet anders kan dan dat het vervoeren en overbrengen hebben plaatsgevonden, voor het bewijs van deze handelingen niet. Evenmin maakt de omstandigheid dat vooraf gesproken zal zijn over de wijze van handelen in de winkel (wat ook de rechtbank wil aannemen), dat daarmee zonder meer ook sprake is van werven (teneinde de ander in een uitbuitingssituatie te brengen).
Nu niet voldaan is aan dit element, behoeft het oogmerk van uitbuiting geen bespreking meer.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 1.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/218638-23 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/140440-24 onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/218638-23
primair
Hij
opin of omstreeks de periode van 23 tot en met24 januari 2023 te Wolfheze, gemeente Renkum tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
- meerdere knuffels en
/of
- een beker en
/of
- een doeboek en
/of
- meerdere (kids) strandlakens en
/of
- meerdere toilettassen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [hotel] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 05/140440-24
2.
hij op
of omstreeks22 juli 2023 te Ede tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,-
één ofmeerdere klapkrat
(ten
)en
/of-
één ofmeerdere soort
(en
)vlees en
/ofvleeswaren en
/ofworst en
/of-
één ofmeerdere soort
(en
)vis en
/of-
één ofmeerdere soort
(en
)(smeer)kaas en
/of-
één of meerdere soort(en) kruiden en/of-
één ofmeerdere soort
(en
)garnalen en
/of-
één ofmeerdere stuks fruit en
/of-
één ofmeerdere soort
(en
)(wok)groenten,
(ter waarde van ongeveer 230,84 euro in totaal),
in elk geval één of meerdere goederen, dat/die
geheel of ten deleaan Albert Heijn, gevestigd op Stadspoort 1 te Ede, i
n elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/218638-23, primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van parketnummer 05/140440-24, feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen in vereniging. Daarnaast heeft hij zijn minderjarige nichtje betrokken bij één van deze diefstallen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk, omdat zijn nichtje hierdoor al vanaf jonge leeftijd crimineel gedrag wordt aangeleerd. Oudere familieleden dienen kinderen juist bij te brengen dat het plegen van winkeldiefstallen niet mag. In plaats daarvan heeft verdachte zijn nichtje juist betrokken bij zijn criminele activiteiten en is hij voorbij gegaan aan haar belangen. Bovendien zijn (winkel)diefstallen vervelende feiten die schade, overlast en hinder veroorzaken. Het brengt kosten met zich die uiteindelijk aan de burger worden doorberekend. Met zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van anderen en hij heeft zich niet laten weerhouden door de overlast en schade die dit veroorzaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 1 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van diefstallen, waaronder woninginbraken en winkeldiefstallen. De daarbij opgelegde taakstraffen hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Gelet hierop, en gezien de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking in de strafzaak met parketnummer 05/218638-23;
 spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder parketnummer 05/140440-24 feit 1 ten laste is gelegd;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3
(drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. P.M. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2024.
mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023039834, gesloten op 23 maart 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-7.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 26.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023493335, gesloten op 24 april 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 18 met bijlage
7.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 12; proces-verbaal van bevindingen, p. 59-60; proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 67-68.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-26.