In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Alliander N.V. tegen een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Alliander verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsverhouding en een combinatie van deze gronden. De werknemer, die sinds 1 januari 2017 in dienst was, had zich schuldig gemaakt aan het niet registreren van verlofuren, wat volgens Alliander leidde tot frauduleus handelen. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen redelijke grond was voor ontbinding. De werknemer had niet geweten dat verlof vooraf moest worden aangevraagd en had in het verleden verlof achteraf geregistreerd, wat door haar leidinggevende was goedgekeurd. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet verwijtbaar had gehandeld en dat de arbeidsrelatie niet duurzaam verstoord was. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen, en Alliander werd veroordeeld om de werknemer toe te laten tot haar werkzaamheden, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden aan Alliander opgelegd, omdat deze overwegend ongelijk kreeg.