ECLI:NL:RBGEL:2024:7776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11297845
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verstoorde arbeidsverhouding tussen Alliander N.V. en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van Alliander N.V. tegen een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Alliander verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsverhouding en een combinatie van deze gronden. De werknemer, die sinds 1 januari 2017 in dienst was, had zich schuldig gemaakt aan het niet registreren van verlofuren, wat volgens Alliander leidde tot frauduleus handelen. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen redelijke grond was voor ontbinding. De werknemer had niet geweten dat verlof vooraf moest worden aangevraagd en had in het verleden verlof achteraf geregistreerd, wat door haar leidinggevende was goedgekeurd. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet verwijtbaar had gehandeld en dat de arbeidsrelatie niet duurzaam verstoord was. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen, en Alliander werd veroordeeld om de werknemer toe te laten tot haar werkzaamheden, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden aan Alliander opgelegd, omdat deze overwegend ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer / rekestnummer: 11297845 \ HA VERZ 24-39
Beschikking van 1 november 2024
in de zaak van
ALLIANDER N.V.,
te Arnhem,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Alliander,
gemachtigde: mr. T.B. Vandeginste,
tegen
[verweerster],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. M.D.P. Mollema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een tegenverzoek
- de brief van mr. Vandeginste namens Alliander van 8 oktober 2024 met daarbij de producties 27 tot en met 30
- de brief van mr. Vandeginste namens Alliander van 10 oktober 2024 met daarbij productie 31
- de e-mail van mr. Mollema namens [verweerster] van 10 oktober 2024 met daarbij de producties 6 tot en met 11
- de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024, ter gelegenheid waarvan
de gemachtigden spreekaantekeningen hebben voorgedragen en waarvan voor het overige aantekeningen zijn gemaakt door de griffier.
1.2.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren op [datum] 1979, is sinds 1 januari 2017 in dienst bij Alliander. De functie van [verweerster] is Informatie Analist met een brutoloon van € 7.010,31 per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en een Individueel Keuze Budget (hierna: IKB) van 12,8%.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is vakgroepleider Informatieanalyse en direct leidinggevende van [verweerster] .
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst zijn de bedrijfs-cao Alliander en de cao Netwerkbedrijven (hierna: cao NWb)van toepassing.
2.3.
In de bedrijfs-cao is – voor zover in dit geding van belang – het volgende bepaald:

Hoofdstuk 4: Individueel Keuze Budget
Naast het reguliere maandsalaris betaalt Alliander een zogenaamd Individueel Keuze Budget (IKB). In de cao NWb wordt dit IKB aangeduid als Persoonlijk Budget. (…) Met het IKB kun je zelf het arbeidsvoorwaardenpakket samenstellen dat past bij je persoonlijke situatie.
(…)
De uitvoeringsregels van het IKB zijn op bedrijfsniveau vastgesteld.
2.4.
In de cao NWb is – voor zover in dit geding van belang – het volgende bepaald:

4.6 Persoonlijk Budget
1. Je ontvangt maandelijks naast je salaris een Persoonlijk Budget ter hoogte van 18% van je schaalsalaris, indien van toepassing vermeerderd met vaste persoonlijke toelag(en) en ploegendiensttoeslag. (…)
2. Je Persoonlijk Budget is opgebouwd uit de volgende onderdelen²:
Vakantie-uitkering 8%
ADV 5,2%
Overig budget 4,8%
Totaal 18,0%
(…)
5. Je kunt je Persoonlijk Budget naar keuze besteden aan een aantal arbeidsvoorwaarden, bijvoorbeeld extra verlof kopen, reserveren voor een uitbetaling ineens later in het jaar, of maandelijks laten uitbetalen.
(…)
7. Op basis van een fulltime dienstverband kun je met je Persoonlijk Budget per kalenderjaar maximaal 284 uur verlof lopen (inclusief ADV). Voor parttime dienstverbanden geldt dit aantal naar rato.
(…)
² Heb je een arbeidsovereenkomst zonder ADV of is de ADV in je (ploegendienst)rooster verwerkt, dan ontvang je in je Persoonlijk Budget alleen de onderdelen vakantie-uitkering en overig budget en bedraagt je Persoonlijk Budget dus 12,8% (…)
2.5.
[verweerster] heeft per jaar recht op 151,58 uur wettelijk verlof en 34,11 uur spaarverlof. Daarnaast kan [verweerster] met haar IKB budget van 12,8%, extra verlofuren kopen.
2.6.
Alliander gebruikt voor de aanvraag en registratie van verlof een systeem met de naam ‘Workday’.
2.7.
Vanaf eind augustus 2023 is [verweerster] in verband met de ziekte en het overlijden van haar moeder een tijd niet op het werk verschenen. Alliander heeft haar ziek gemeld.
2.8.
Vanaf januari 2024 hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen partijen. Tijden die gesprekken is gereflecteerd op de afgelopen periode.
In het gespreksverslag van het gesprek van 25 april 2024 is onder meer het volgende te lezen:

(…)
[naam 1](kantonrechter: [naam 1] )
zou het boek van het verleden graag sluiten en het vizier op de toekomst willen richten. [verweerster](kantonrechter: [verweerster] )
kan het boek nog niet sluiten.
[naam 1] geeft aan: ik zou graag willen levellen, maar daar heb ik hulp bij nodig. Ik zou geen patstelling meer willen en misschien ook niet meer teveel willen terugkijken.
(…)
2.9.
Eind mei 2024 heeft Alliander een onderzoek ingesteld naar de verlofregistratie van [verweerster] . Het onderzoek is uitgevoerd door de heer [naam 2] (senior onderzoeker fraude en integriteit bij Alliander, hierna: [naam 2] ).
2.10.
Op 19 en 24 juni 2024 heeft [naam 1] met [verweerster] gesproken over de resultaten van het onderzoek naar de verlofregistratie van [verweerster] . Op 19 juni 2024 heeft Alliander [verweerster] geschorst.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Alliander verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen. Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding en als de ontbinding op die grond ook niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op grond van een combinatie van deze gronden.
3.2.
Alliander heeft aan het primaire verzoek ten grondslag gelegd - kort weergegeven - dat [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleus handelen. [verweerster] heeft Alliander opzettelijk misleid door 307 verlofuren niet te registeren terwijl zij op die dagen niet heeft gewerkt. Daarbij komt dat [verweerster] wel haar IKB budget (dat zij had moeten inzetten om de verlofuren te kopen) heeft laten uitbetalen. [verweerster] heeft hierdoor onrechtmatig voordeel genoten en verwijtbaar gehandeld.
Aan het subsidiaire verzoek heeft Alliander ten grondslag gelegd dat de arbeidsrelatie tussen [verweerster] en haar leidinggevenden onherstelbaar is verstoord. [verweerster] heeft ook zelf gesteld dat zij geen vertrouwen meer heeft in haar leidinggevenden. Zelfs de aangeboden mogelijkheid om door middel van mediation het vertrouwen te herstellen, heeft [verweerster] niet aanvaard. Ten slotte is [verweerster] niet bereid mee te werken aan hulp en verbetertrajecten om de verstoorde arbeidsverhouding te keren.
Aan het meer subsidiaire verzoek legt Alliander ten grondslag dat een combinatie van voorgaande omstandigheden meebrengt dat van Alliander niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
3.3.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt primair dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen en dat Alliander moet worden veroordeeld om [verweerster] toe te laten tot haar werkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een billijke vergoeding en tot betaling van de transitievergoeding (plus de verhoging bij ontbinding op de i-grond). [verweerster] verzoekt bij het vaststellen van de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, de tijd van de procedure niet in mindering te brengen op de wettelijke opzegtermijn.
[verweerster] vordert zowel primair als subsidiair een verklaring voor recht dat Alliander per datum uitspraak niet meer van haar heeft te vorderen dan € 1.684,90 bruto, met veroordeling van Alliander in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat er geen redelijke grond is voor ontbinding. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Alliander stelt dat [verweerster] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. Zij heeft zich volgens Alliander schuldig gemaakt aan frauduleus handelen door Alliander (opzettelijk) te misleiden en hier onrechtmatig voordeel uit te verkrijgen, te weten het genot van 307 verlofuren die nooit zijn opgenomen.
Alliander heeft daarvoor aangevoerd dat haar werknemers vooraf verlof moeten aanvragen in Workday, waarna de leidinggevende de verlofaanvraag beoordeelt. Uit het door [naam 2] verrichte onderzoek is volgens Alliander gebleken dat [verweerster] in het jaar 2022 144 uur, in het jaar 2023 136 uur en in het jaar 2024 27 uur verlof heeft genoten zonder dit verlof (vooraf of achteraf) te registreren. [verweerster] heeft in 2022 en 2023 daarnaast verzocht om een tussentijdse betaling van een deel van het IKB-budget en het restant van het budget is in december van 2022 en 2023 aan haar betaald. De niet geregistreerde maar wel genoten verlofuren hadden volgens Alliander van dit IKB-budget moeten worden aangekocht. Omdat [verweerster] dat niet heeft gedaan, heeft [verweerster] er volgens Alliander opzettelijk voor gezorgd dat Alliander haar te veel IKB heeft betaald.
4.5.
De kantonrechter stelt het volgende voorop.
[verweerster] heeft aangevoerd dat zij er tot mei 2024 niet mee bekend was dat zij haar verlof vooraf moest aanvragen. Zij deed dat nooit en daar werd door Alliander nooit een punt van gemaakt. Het kan zo zijn dat Alliander in Workday heeft opgenomen dat het verlof voorafgaand aan het verlof moet worden aangevraagd, maar zij heeft op de naleving hiervan nooit eerder toegezien, laat staan dat zij [verweerster] hierop heeft aangesproken. Uit de door [verweerster] overgelegde verklaring van haar vorige leidinggevende volgt dat hij achteraf vakantie goedkeurde en dat er een feitelijke tijd-voor-tijd regeling bestond. Alliander heeft dit niet gemotiveerd weersproken. [verweerster] wist dus niet beter dan dat zij ook achteraf verlof mocht registreren en dagen kon ruilen in een feitelijke tijd-voor-tijd regeling, zodat hier in rechte vanuit zal worden gegaan. Van dit handelen kan haar daarom niet nu met succes een verwijt worden gemaakt.
4.6.
[verweerster] heeft ten aanzien van een deel van de verlofuren erkend dat zij deze niet heeft geregistreerd.
[verweerster] heeft voor 2022 aangevoerd dat zij meent het verlof te hebben aangevraagd, maar dat het om een voor haar onbekende reden niet in Workday is geregistreerd.
De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
Dat [verweerster] meent de 144 uur verlof voor 2022 wel te hebben aangevraagd, maar dat - zoals zij stelt - haar vorige leidinggevende is vergeten het verlof goed te keuren, is door Alliander gemotiveerd weersproken. Als de aanvraag van [verweerster] niet zou zijn goedgekeurd zou de aanvraag nog steeds in het systeem moeten zijn te zien, maar dat is volgens Alliander niet het geval. De kantonrechter zal er dan ook van uit moeten gaan dat [verweerster] voor 2022 geen aanvraag heeft gedaan voor 144 vakantie-uren, waarvan [verweerster] heeft erkend die wel te hebben genoten. Alliander heeft aangevoerd dat [verweerster] in 2022 slechts 54 uur verlof heeft geregistreerd. In totaal heeft [verweerster] dus 198 uur verlof genoten. Met een opbouw van de (151,58 + 34,11)185,69 wettelijke verlofuren per jaar, komt dat neer op 12,3 uren verlof die [verweerster] meer heeft genoten in 2022 dan dat zij dat jaar heeft opgebouwd. Alliander heeft echter niet betwist dat [verweerster] over 2021 nog een tegoed van 26,38 uren had. Daaruit volgt dat [verweerster] in 2022 geen verlof heeft genoten zonder daarvoor (door middel van haar IKB) te betalen.
4.7.
Voor 2023 heeft [verweerster] aangevoerd dat de onjuiste registratie in Workday heeft te maken met de situatie rondom haar moeder, waardoor zij er niet aan heeft kunnen denken om haar verlof goed te boeken. Hiertegen heeft Alliander aangevoerd dat het verlof van 2023 al genoten was voordat de situatie met de moeder van [verweerster] zich voordeed, zodat [verweerster] dat verlof al aangevraagd had moeten hebben en deze situatie dus geen rechtvaardiging kan opleveren voor het niet registreren. Met betrekking tot 2024 stelt [verweerster] dat zij gebruik heeft gemaakt van eerdergenoemde informele tijd-voor-tijd regeling, die tot voor kort door Alliander werd toegestaan.
Zoals hiervoor al is overwogen, wist [verweerster] niet beter dan dat zij ook achteraf verlof mocht registreren en dagen kon ruilen in een feitelijke tijd-voor-tijd regeling en kan haar van dit handelen niet met succes een verwijt worden gemaakt.
4.8.
Er kan met dit alles niet worden vastgesteld dat sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerster] , zodanig dat van Alliander niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Hieruit volgt dat de arbeidsovereenkomst niet op de primaire grond zal worden ontbonden.
4.9.
Alliander heeft voor dat geval aangevoerd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Er is volgens Alliander sprake van een geschonden vertrouwensband. De relatie tussen [verweerster] en haar leidinggevenden is onherstelbaar verstoord, als gevolg van de opstelling van [verweerster] gedurende de periode van ziekte en overlijden van de moeder van [verweerster] . Daarnaast is [verweerster] niet bereid en in staat om te reflecteren op haar handelen en legt zij de schuld van de situatie telkens bij anderen. Ook [verweerster] heeft zich volgens Alliander op het standpunt gesteld dat de arbeidsrelatie is verstoord. [verweerster] is daarom ook niet ingegaan op de geboden mogelijkheid om door middel van mediation te komen tot een herstel van de arbeidsverhoudingen.
4.10.
Voor een ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, moet er sprake zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde verhouding. Aan Alliander kan worden toegegeven dat de manier waarop [verweerster] zich gedurende de periode van ziekte en overlijden van haar moeder tegenover Alliander heeft opgesteld, niet heeft bijdragen aan een goede verstandhouding. Ook in periodes waarin het voor een werknemer privé moeilijk is, heeft een werknemer tegenover de werkgever immers verplichtingen. Met de enkele mededeling geen behoefte te hebben aan contact en te zullen melden wanneer het werk zal worden hervat, heeft [verweerster] niet aan die verplichtingen voldaan. Feit is echter dat [verweerster] zonder noemenswaardige problemen weer aan het werk is gegaan, aanvankelijk in het kader van re-integratie. Partijen hebben weliswaar vanaf november 2023 op regelmatige basis gesprekken gevoerd over wat is voorgevallen tussen partijen in de voorafgaande periode, maar uit het feit dat de leidinggevende van [verweerster] in april 2024 heeft aangevoerd dat hij niet meer teveel wil terugkijken en het vizier op de toekomst wil richten, moet worden geconcludeerd dat de arbeidsverhouding in elk geval toen nog niet duurzaam was verstoord. Weliswaar is [verweerster] in juni 2024 geschorst, maar dit had te maken met de door Alliander geconstateerde onregelmatigheden in de verlofregistratie. Zoals hiervoor overwogen, heeft [verweerster] op dit punt niet verwijtbaar gehandeld en kan dit handelen daarmee ook niet bijdragen aan het oordeel dat nu sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
4.11.
Dat brengt mee dat de arbeidsovereenkomst ook op de subsidiaire grond niet zal worden ontbonden.
4.12.
Alliander heeft haar verzoek ten slotte op de i-grond gebaseerd.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de e-grond en de g- grond, niet voldragen zijn. Alliander heeft niet gemotiveerd toegelicht om welke reden de combinatie van de onvoldragen gronden de ontbinding toch rechtvaardigt. Het is - anders dan Alliander heeft gedaan - niet voldoende om dezelfde feiten en gedragingen te herhalen die ook aan de andere gronden ten grondslag zijn gelegd en te stellen dat dit wel voldoende is voor een ontbinding op basis van de i-grond.
4.13.
Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook op de i-grond niet toewijsbaar is.
4.14.
De gevorderde verklaring voor recht dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld zal gelet op het voorgaande eveneens worden afgewezen.
4.15.
[verweerster] heeft voor het geval het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen, gevorderd dat de kantonrechter [verweerster] toe zal laten tot haar gebruikelijke werkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom. Deze vordering zal worden toegewezen.
4.16.
[verweerster] heeft gevorderd voor recht te verklaren dat [verweerster] per datum van deze uitspraak niet meer van haar heeft te vorderen dan € 1.684,90. Deze vordering zal worden afgewezen, omdat [verweerster] dit bedrag heeft gebaseerd op de gehele opbouw aan vakantie-uren over 2024, terwijl daarvan op het moment van deze uitspraak geen sprake is.
4.17.
De proceskosten komen voor rekening van Alliander, omdat Alliander overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verweerster] worden vastgesteld en begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
5.2.
veroordeelt Alliander om [verweerster] toe te laten haar gebruikelijke werkzaamheden te hervatten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,00 per dag met een maximum van € 25.000,00;
5.3.
veroordeelt Alliander in de proceskosten van € 949,00 en tot betaling van de kosten van betekening voor het geval de beschikking wordt betekend;
5.4.
verklaart de beschikking ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op
1 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).