In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en zijn voormalig advocaat, mr. Suleyman Demirtas. De eiser vorderde de afgifte van zijn volledige dossier in twee rechtszaken waarin hij door mr. Demirtas was bijgestaan. De eiser stelde dat er stukken ontbraken in het dossier dat hij had ontvangen, en vorderde dat mr. Demirtas deze stukken binnen drie dagen zou afgeven, op straffe van een dwangsom.
De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. Demirtas op 5 oktober 2023 de dossiers aan de advocaat van de eiser heeft verstuurd. De eiser betwistte echter dat deze dossiers volledig waren en voerde aan dat er documenten ontbraken die in de urenspecificaties stonden vermeld. Mr. Demirtas voerde verweer en stelde dat hij geen andere stukken meer in zijn bezit had dan die al aan de eiser waren verstrekt.
De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat mr. Demirtas de stukken bewust achterhield. De rechtbank concludeerde dat het aannemelijk was dat er mogelijk meer stukken in de dossiers hadden gezeten, maar dat de eiser niet had aangetoond dat mr. Demirtas deze stukken nog in zijn bezit had. Daarom werd de vordering van de eiser afgewezen. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die op € 1.720,00 werden vastgesteld.