In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de schade aan een huurwoning en de afrekening van energiekosten. De huurovereenkomst tussen de partijen was op 30 november 2010 tot stand gekomen en eindigde op 30 juni 2024. Na de beëindiging van de huurovereenkomst heeft de verhuurder geconstateerd dat de woning niet in de oorspronkelijke staat was opgeleverd en dat er aanzienlijke schade was aangericht. De verhuurder heeft de huurder aangesproken voor de kosten van herstel en de openstaande energiekosten, die samen een aanzienlijk bedrag vormden.
De verhuurder vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de huurder aansprakelijk was voor de schade aan de woning ter hoogte van € 11.790,69 en de betaling van de eindafrekening van € 7.156,75. De huurder heeft verweer gevoerd en de vorderingen betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder de woning niet in de oorspronkelijke staat had opgeleverd en dat de verhuurder recht had op schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele niet onderbouwde vorderingen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder aansprakelijk is voor de schade aan de woning en heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de herstelkosten en de energiekosten. Daarnaast is de huurder veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder direct aanspraak kan maken op de betaling van de toegewezen bedragen, ook al kan de huurder in hoger beroep gaan.