Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
- aan [eiser sub 1] uitstel van betaling werd verleend voor de aanslagen vennootschapsbelasting over 2016 van € 31.100,00, over 2017 van € 305.927,00 en over 2018 van € 73.052,00 (plus € 17,00 kosten);
- voor het jaar 2016 een aangifte is ontvangen op 13 juli 2018;
- voor het jaar 2017 een aangifte is ontvangen op 26 maart 2021;
- nadien geen nieuwe aangiften voor de vennootschapsbelasting zijn ingediend;
- het uitstel wordt ingetrokken;
- de belastingschuld met rente en kosten binnen veertien dagen moet worden betaald (de op de aanslagbiljetten gestelde termijn was in alle gevallen al verstreken).
U heeft meerdere malen aangegeven dat u deze oude lopende zaken (ambtshalve aanslagen/aangiften vpb 2016 t/m 2018) netjes met de Belastingdienst voor [eiser sub 1] af ging handelen.
Ik zal morgenochtend de vennootschapsbelasting aan jullie doen toekomen.”
dat op dit moment de Vpb-aangiften over 2016 tot en met 2018 de meeste prioriteit [hebben]: een uiterste inspanning moet gedaan worden om te voorkomen dat de aanslagen definitief worden. Wat er van u gevergd wordt in dit verband is duidelijk. Dat [eiser sub 1] de schade op u kan verhalen doet hieraan niet af.”
De suppleties zijn pas geleden ingediend over de verschillende jaren. Deze zal ik nog doen toekomen.”
De suppletie zijn inmiddels ingediend en ik zal u daarvan een exemplaar doen toekomen.”
2017 en 2018 hebben wij per post verzonden naar de belastingdienst destijds.”
Helaas is deze suppletie nooit ingediend(…).” Desgevraagd heeft de Belastingdienst dezelfde dag per e-mail bevestigd dat de termijn voor het indienen van een suppletie-aangifte vijf jaar bedraagt.
4.Het geschil
In de bijlage heb ik de suppletie aangifte bijgevoegd en deze dient [u] te ondertekenen en te versturen aan de belastingdienst. Vervolgens krijgt u automatisch bericht van de belastingdienst.” Volgens [gedaagde] was dit haar standaardwerkwijze. Dat zij in 2022 op verzoek van [bedrijf 1] alsnog suppletie-aangiften voor [eiser sub 1] heeft ingediend, was omdat zij zich door [bedrijf 1] onder druk gezet voelde, aldus [gedaagde] . [eisende partijen] heeft dit onvoldoende weersproken. Gelet hierop kan de te late indiening van de suppletie-aangiften niet aan [gedaagde] worden verweten. [eiser sub 1] had deze aangiften zelf moeten indienen. Op dit punt is dan ook geen sprake van tekortschieten van [gedaagde] . De vordering onder II, die strekt tot vergoeding van de schade die [eisende partijen] stelt te hebben geleden als gevolg van tekortschieten van [gedaagde] bij het doen van aangifte voor de omzetbelasting, is daarom niet toewijsbaar.