ECLI:NL:RBGEL:2024:773

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
05.208711.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 31-jarige man voor seksueel misbruik van zijn jongere broer onder toepassing van jeugdstrafrecht

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 31-jarige man veroordeeld voor het seksueel misbruik van zijn jongere broer. De rechtbank oordeelde dat, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten, het jeugdstrafrecht van toepassing is. De man werd schuldig bevonden aan het plegen van seksuele handelingen met zijn broer, die op dat moment minderjarig was. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op van vier maanden, naast een taakstraf van 150 uren.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de broer, die verklaarde dat hij tussen 2004 en 2011 seksueel misbruikt was door de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangever als de verdachte in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de seksuele handelingen plaatsvonden in zowel Nederland als Tunesië. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd, ondanks de verdediging die stelde dat de handelingen vrijwillig waren en niet als ethisch onaanvaardbaar konden worden beschouwd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer, en de rehabilitatie van de verdachte, die een behandeling heeft gevolgd. De rechtbank besloot af te wijken van de eis van de officier van justitie voor een onvoorwaardelijke jeugddetentie, en legde in plaats daarvan een voorwaardelijke straf op, met als doel de verdachte de kans te geven om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/208711-21; 05/264817-21
Datum uitspraak : 6 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats]
Raadslieden: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Putten, en mr. M. Bakhuis, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting. De behandeling van parketnummer 05-208711-21 heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren. De behandeling van het parketnummer 05/264817-21 vond gelijktijdig plaats.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlasteleggingen, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/208711-21
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2004 tot en met
28 maart 2007
te Den Haag en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of
te Lille en/of één of meer (andere) plaatsen in Frankrijk en/of
te/in één of meer plaatsen in België en/of Duitsland en/of Oostenrijk en/of Tunesië,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1995 ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
het betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
het brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of
het brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vinger(s) en/of tong in de
anus van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de van periode 29 maart 2007 tot en
met 29 juli 2010
te Den Haag en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of
te Lille en/of één of meer (andere) plaatsen in Frankrijk en/of
te/in één of meer plaatsen in België en/of Duitsland en/of Oostenrijk en/of Tunesië,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1995 ,
die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
te weten
het betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
het brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of
het brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vinger(s) en/of tong in de
anus van die [slachtoffer] ;
Parketnummer 05/264817-21
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2010 tot en met
28 maart 2011
te Den Haag en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of
te Lille en/of één of meer (andere) plaatsen in Frankrijk en/of
te/in één of meer plaatsen in België en/of Duitsland en/of Oostenrijk en/of Tunesië,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1995 ,
die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
te weten
het betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
het brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of
het brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vinger(s) en/of tong in de
anus van die [slachtoffer] .
2. De beslissing over het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder het parketnummer 05/208711-21 heeft de officier van justitie tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Hierbij is door de officier van justitie naar voren gebracht dat alleen de ten laste gelegde pleegplaatsen Den Haag, Nederland en Tunesië kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 is naar voren gebracht dat de ten laste gelegde pleegperiode dient te worden ingekort tot de periode van 29 maart 2007 tot en met 30 juli 2008 en dat alleen de pleegplaatsen in Nederland bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder het parketnummer 05/264817-21 heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 onder het parketnummer 05/208711-21 heeft de verdediging zich op de volgende standpunten gesteld. Met betrekking tot feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het bestanddeel ‘ontuchtig’ niet kan worden bewezen. Hiertoe is aangevoerd dat hetgeen zich heeft afgespeeld tussen verdachte en zijn broertje niet kan worden bestempeld als ethisch-onaanvaardbaar. Zowel aan de zijde van verdachte als van zijn broertje was namelijk sprake van vrijwilligheid. Zij dachten beiden – mede gelet op hun geïsoleerde leefomgeving – dat het normaal was om seks met elkaar te hebben. Subsidiair is naar voren gebracht dat de ten laste gelegde periode dient te worden verkort. De verdediging heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken voor de periode van 1 augustus 2007 tot en met 29 juli 2010. Vanaf 1 augustus 2007 had verdachte verkering en daarmee eindigden de seksuele handelingen met zijn broertje. Bovendien is er geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangever dat de seksuele handelingen langer zijn doorgegaan. Met betrekking tot de ten laste gelegde seksuele gedragingen heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder het parketnummer 05/264817-21 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Niet bewezen kan worden dat verdachte vanaf zijn achttiende jaar seksuele handelingen met zijn broertje heeft verricht.
De beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/208711-21
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangever van [aangever] , p. 21 – 26 en 28 – 29 (zaaksdossier);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 3 – 6 en 8 (losbladig);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit 1 daar waarbij de seksuele gedragingen tussen verdachte en aangever hebben plaatsgevonden in Tunesië en Nederland. De rechtbank zal verdachte vrijspreken ter zake de overige ten laste gelegde pleegplaatsen om de reden zoals op dit punt overwogen bij feit 2.
Feit 2
[slachtoffer] is geboren op [geboortedag 3] 1995 . Hij heeft op 13 december 2019 aangifte gedaan tegen zijn broer [verdachte] . Aangever heeft verklaard dat hij in zijn jeugd seksueel is misbruikt door verdachte. De seksuele handelingen tussen hen zijn begonnen in Tunesië en vonden ook plaats na de verhuizing van het gezin naar Den Haag in 2005. Ook gebeurde dit als de broers logeerden bij hun grootouders in Doorwerth en tijdens buitenlands verblijf van het gezin of van de broers samen. Aangever heeft verklaard dat hij onder instructies van verdachte seksuele handelingen bij hem verrichtte en dat verdachte dit ook bij hem deed. Deze handelingen bestonden uit pijpen en anale penetratie met zowel vingers, tong als penis. [2]
Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen tussen hem en zijn broertje zijn begonnen in Tunesië. De seksuele handelingen bestonden uit het over en weer betasten, aftrekken en pijpen. Anale penetratie vond later plaats, toen het gezin in Den Haag woonde. Dit gebeurde op voorstel van verdachte. Anale penetratie – met penis, vingers en tong – vond daarna nog een paar keer plaats. Toen verdachte vijftien jaar oud was kreeg hij een vriendin. De seksuele handelingen tussen hem en zijn broertje zijn daarna gestopt, het doofde uit. [3]
Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs in zedenzaken vaak dun is. Bij de beoordeling van het bewijs doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geeft regels voor de beoordeling van getuigenbewijs. Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Dit laatste betekent ook dat als de rechter de verklaringen van een getuige geloofwaardig acht, daarmee nog niet is voldaan aan het bewijsminimum. Het gaat dan immers nog steeds om één bewijsmiddel.
Verdere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van aangever en verdachte vast dat er seksuele handelingen tussen de broers hebben plaatsgevonden. Dit gebeurde onder meer in de periode nadat het gezin naar Den Haag was verhuisd (2005). Verdachte heeft verklaard dat de gedragingen tussen hem en zijn broertje zijn gestopt nadat hij op zijn vijftiende jaar een vriendin kreeg. Volgens aangever gingen de seksuele gedragingen tussen hen door nadat verdachte een vriendin kreeg. Ook heeft aangever verklaard dat deze gedragingen ook tijdens verblijf in het buitenland plaatsvonden. De rechtbank stelt vast dat daarmee de verklaringen van aangever en verdachte ten aanzien van de periode en de plaatsen waar(binnen) de gedragingen plaatsvonden uiteen lopen.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen (direct) steunbewijs biedt voor de langere periode en op andere plaatsen zoals door aangever naar voren is gebracht. Met andere woorden: er is geen andere bron dan aangever, die bevestigt dat het misbruik aanzienlijk langer is doorgegaan en op andere plaatsen is gebeurd dan dat verdachte toegeeft. Bij deze stand van zaken moet de rechtbank, bij gebrek aan andere bewijsmiddelen die de lezing van aangever ten aanzien van de pleegperiode en pleegplaatsen ondersteunen, uitgaan van de lezing van verdachte. Hiermee komt de rechtbank tot een bewezen verklaarde periode die loopt tot 30 juli 2008 (de dag dat verdachte 16 jaar oud werd en dus ook na zijn 15e verjaardag). De rechtbank kan, afgaande op de verklaring van verdachte, ook niet vaststellen dat de seksuele handelingen in andere landen dan Nederland en Tunesië hebben plaatsgevonden.
Ontuchtig karakter van de seksuele handelingen
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de voornoemde seksuele handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Volgens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Volgens vaste jurisprudentie kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken. Als relevante omstandigheid in dat verband kan gelden de vaststelling dat die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen (en) die een affectieve relatie met elkaar hebben. Normale consensuele seksuele contacten tussen jongeren zijn als zodanig aan te merken en vallen derhalve buiten de strafwetgeving. De maatstaf hierbij is of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Bij het oordeel over het al dan niet ontuchtige karakter van bepaalde handelingen komt het in belangrijke mate neer op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
In onderhavige zaak is sprake geweest van (vergaande) seksuele handelingen tussen verdachte en zijn broertje. Seksuele handelingen met een minderjarige binnen het gezin, zoals hier begaan door verdachte met zijn broertje, zijn naar het oordeel van de rechtbank per definitie in strijd met de sociaal-ethische norm. Hetgeen de verdediging hierover heeft aangevoerd – dat verdachte en zijn broertje niet wisten wat normaal was – maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat in Tunesië de luifel of het luik in de kamer naar beneden werd gedaan om het raam of de deur af te schermen. En verdachte en aangever beëindigden hun seksuele handelingen in het huis van hun grootouders toen zij hun ouders of grootouders naar boven hoorden komen. Hieruit volgt dat zij wisten dat zij met iets bezig waren wat hun (groot)ouders niet goed zouden vinden. Ook het door de verdediging aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan niet afdoen aan het oordeel van de rechtbank. Dit arrest ziet namelijk in ieder geval niet op seksuele handelingen begaan tussen twee gezinsleden, zodat er geen sprake is van een vergelijkbare situatie. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen tussen verdachte en zijn broertje als ontuchtig zijn aan te merken in de zin van artikel 245 Sr.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde, met inachtneming van wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de pleegperiode en de pleegplaatsen.
Vrijspraak parketnummer 05/264817-21
Zoals de rechtbank heeft overwogen bij het ten laste gelegde feit 2 onder het parketnummer 05/208711-21 vindt de rechtbank bewezen dat de seksuele handelingen tussen verdachte en aangever zijn gestopt voordat verdachte 16 jaar oud was. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de seksuele gedragingen tussen verdachte en aangever daarna – toen verdachte de volwassen leeftijd had bereikt – ook hebben plaatsgevonden. Om die reden dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het bovenstaande betekent dat de rechtbank komt tot een vrijspraak van het onder het parketnummer 05/264817-21 ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig bewijs.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 onder het parketnummer 05/208711-21 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 30 juli 2004 tot en met 28 maart 2007 te Den Haag en
/of één of meer (andere
)plaatsen in Nederland en
/of te Lille en/of één of meer (andere) plaatsen in Frankrijk en/of te/in één of meer plaatsen in België en/of Duitsland en/of Oostenrijk en/ofTunesië, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1995 , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het betasten en
/ofaftrekken van de penis van die [slachtoffer] en
/ofhet laten betasten en
/ofaftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en
/ofhet brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
/ofhet brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en
/ofhet brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vinger(s) en
/oftong in de anus van die [slachtoffer] ;
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde van periode 29 maart 2007 tot en
met 30 juli 2008 te Den Haag en
/of één of meer (andere
)plaatsen in Nederland
en/of
te Lille en/of één of meer (andere) plaatsen in Frankrijk en/of te/in één of meer plaatsen in België en/of Duitsland en/of Oostenrijk en/of Tunesië, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1995 , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het betasten en
/ofaftrekken van de penis van die [slachtoffer] en
/ofhet laten betasten en
/ofaftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en
/ofhet brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
/ofhet brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en
/ofhet brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vinger(s) en
/oftong in de anus van die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 4 maanden op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat de feiten meer dan 13 jaar geleden hebben plaatsgevonden, dat verdachte en zijn broertje geïsoleerd leefden en een vertekend beeld hadden van hetgeen wel en niet gebruikelijk is, dat verdachte in een vrijwillig kader een behandeling bij De Waag heeft gevolgd en dat hij een blanco strafblad documentatie heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 december 2023;
- het reclasseringsadvies van 21 december 2023.
Verdachte heeft zich gedurende ruim vier jaar schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn jongere broertje. De seksuele handelingen begonnen toen het slachtoffer nog een klein kind was en verdachte zelf ook minderjarig was. Deze handelingen gingen veel verder dan het enkel aanraken of ontdekken van elkaar en hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verdachte was voor het slachtoffer, als een oudere broer, een vertrouwd persoon. De handelingen vonden vaak thuis plaats, wat voor het slachtoffer een vertrouwde en veilige plek had moeten zijn. Dat vertrouwen heeft verdachte beschaamd. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat het misbruik een grote impact op het leven van het slachtoffer had en nog steeds heeft.
Over de persoon van verdachte is op 21 december 2023 een reclasseringsrapportage opgesteld. Uit deze rapportage volgt dat verdachte, na het uitkomen van de aangifte, in een vrijwillig kader een ambulante behandeling bij de Waag heeft gevolgd van 2021 tot 2023. Verdachte heeft verteld dat hij is opgegroeid in een gezin waarin iedereen zich van zijn beste kant moest laten zien. Het gezin verhuisde vaak en de broers groeiden op in een geïsoleerd milieu. Binnen het gezin was er weinig ruimte voor het uiten van gevoelens. Daarnaast werd verwacht dat er zowel binnen als buiten het gezin altijd werd gedaan of alles in orde was. Er werd niet over problemen gepraat. Tijdens zijn behandeling heeft verdachte geleerd zijn emoties beter te uiten. Verdachte heeft erkend dat hij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Er zijn geen aanknopingspunten voor behandeling nu verdachte zijn behandeling in 2023 heeft afgerond. Voor reclasseringstoezicht ziet de reclassering evenmin aanknopingspunten. Er is sprake van een laag recidiverisico, verdachte heeft geen hulpvraag en hij heeft zijn leven op orde. Hij wil graag toewerken naar een mogelijkheid tot bemiddeling met zijn broertje als hij daarvoor open staat. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij worstelt met wat hij in het verleden heeft gedaan en de gevolgen die dat voor zijn broertje had en nog steeds heeft. Verder is gebleken dat hij geen strafblad heeft.
Verdachte in inmiddels 31 jaar oud. Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten was hij minderjarig, waardoor er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank moet bij de beoordeling van de vraag of een straf of maatregel opgelegd moet worden en zo ja, welke, uitgaan van een jongen die toen de bewezen verklaarde feiten plaatsvonden, 12 tot en met 15 jaar oud was. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor jeugdigen voor de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht gaan uit van een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van de op te leggen straf overweegt de rechtbank het volgende. Enerzijds betreft het ernstige feiten waarbij verdachte het slachtoffer enkele jaren frequent seksueel heeft misbruikt. Verdachte was bijna drie jaar ouder en het slachtoffer durfde geen “nee” te zeggen tegen zijn oudere broer, ook omdat hij dacht dat de handelingen tussen hen normaal waren. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte vrijwillig in therapie is gegaan en dat hij dit traject heeft afgerond. Hij heeft in juni 2023 een uitgebreide verklaring bij de politie afgelegd over wat er tussen hem en zijn broertje is gebeurd. Ter terechtzitting heeft verdachte ook voor zover mogelijk openheid van zaken gegeven. Hij heeft daarnaast aangegeven dat hij hoopt dat zijn familie weer nader tot elkaar kan komen, wellicht via een mediationtraject. Tot slot heeft de rechtbank oog voor het tijdsverloop van 16 jaren, waarin verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Hoewel als gezegd de feiten – gelet op de oriëntatiepunten – oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel rechtvaardigen, ziet de rechtbank gelet op het voorgaande aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden opleggen met een proeftijd van twee jaren. Aan deze voorwaardelijke straf worden – conform het advies van de reclassering – geen bijzondere voorwaarden verbonden. Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie. De rechtbank vindt de combinatie van voornoemde straffen passend en geboden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:1:1 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering maakt de rechtbank ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gebruik van haar adviseringsbevoegdheid. Nu verdachte reeds ruim meerderjarig is adviseert de rechtbank – in het geval van een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf – dat deze jeugddetentie zal worden ten uitvoer gelegd in een penitentiaire inrichting voor volwassenen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit onder het parketnummer 05/264817-21;
 verklaart ten aanzien van het parketnummer 05/208711-21 bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
4 maanden;
 bepaalt dat een
deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte tot
een taakstraf,
te weten een werkstraf, voor de duur van 150 uren;
 beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (kinderrechter als voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. A. Bril, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2024.

Mrs. Cremers, Bril en Disberg zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020378762, gesloten op 30 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 13 (zaaksdossier); het proces-verbaal van verhoor [aangever] , p. 21 – 26 en 28 – 29 (zaaksdossier).
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024.