ECLI:NL:RBGEL:2024:7693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
237025-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling met een machete en overtreding van de Wet Wapens en Munitie

Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 15 september 2023 in [woonplaats] een andere man met een machete heeft verwond. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling en het dragen van een wapen van categorie IV, zoals gedefinieerd in de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer, wat resulteerde in een open fractuur van de ellepijp en zenuwletsel aan de onderarm. De rechtbank achtte het letsel als zwaar lichamelijk letsel, omdat er medisch ingrijpen noodzakelijk was en er een permanent litteken zou ontstaan. De verdachte had verklaard dat hij de machete per ongeluk had gebruikt tijdens een conflict, maar de rechtbank concludeerde dat zijn handelen opzettelijk was en gericht op het toebrengen van letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 225 euro. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële schade en smartengeld, in totaal 8.073,75 euro. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht en geen sprake was van een onmiddellijke dreiging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/237025-23
Datum uitspraak : 6 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [woonplaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een open fractuur van de ellepijp, zenuwletsel aan de onderarm (nervus ulnaris), een snijwond (van ongeveer 10 centimeter welke is gesloten met hechtingen) en/of blijvend(e) litteken(s) aan de arm/elleboog, heeft toegebracht door meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een machete/kapmes, althans een scherp voorwerp, in de arm en/of
elleboog te snijden en/of te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een machete/kapmes, althans een scherp
voorwerp, in de arm en/of elleboog heeft gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een machete/kapmes, althans een scherp voorwerp, in de arm en/of elleboog te snijden en/of te steken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een open fractuur van de ellepijp, zenuwletsel aan de onderarm (nervus ulnaris), een snijwond (van ongeveer 10 centimeter welke is gesloten met hechtingen) en/of blijvend(e) litteken(s) aan de arm/elleboog ten gevolge heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 15 september 2023 te [woonplaats] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een machete en/of kapmes, waarvan gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om te dreigen, letsel toe te brengen aan personen, heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van feit 1. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat het letsel van de aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde merkt de raadsman op dat het gebruik van het mes met de bedoeling om aangever bang te maken en weg te sturen, een middel tot een geoorloofd doel was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de categorie die na de vordering wijziging tenlastelegging ten laste is gelegd, niet bedoeld is voor de onderhavige situatie.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 15 september 2023 omstreeks 11:00 uur haar balkon op liep en dat zij hoorde dat er geruzied werd tussen twee mannen. Dit was te zien aan haar linkerkant, op het pleintje tussen twee flats in, beide op de [straat 1] in [woonplaats] . Ze zag dat de twee mannen aan het vechten waren. De getuige omschrijft de twee mannen als volgt:
- Man 1: een blanke man van ongeveer 20 jaar oud;
- Man 2: een man met een Marokkaans uiterlijk;
De getuige herkende man 1 als verdachte. Zij zag dat de andere man klappen kreeg van verdachte. Verdachte liep terug in de richting van de flat. De andere man kwam achter verdachte aan. Verdachte liep bij de centrale toegangsdeur de flat binnen. De andere man bleef achter verdachte aan lopen. Beide mannen liepen de flat binnen. De andere man liep na één minuut naar buiten. De andere man bleef buiten op straat staan. Hij stond stil op straat. Het leek alsof hij aan het wachten was. Na ongeveer twee minuten kwam verdachte weer naar buiten lopen. Verdachte had een voorwerp vast, dat de getuige omschreef als een voorwerp van ongeveer 50 centimeter, metaalkleurig en zwart, dat in het Portugees een catana wordt genoemd. Verdachte liep in de richting van de andere man. Verdachte liep daarna naar de centrale toegangsdeur en de flat binnen. De andere man liep achter verdachte aan. Ze verdwenen op dat moment allebei uit het zicht. Na ongeveer vijf minuten zag getuige [getuige] dat de andere man weer naar buiten kwam lopen. Hij had een verwonding aan zijn onderarm en bloedde. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 15 september 2024 bij de kruising van de [straat 2] en de [straat 1] te [woonplaats] was. Verdachte kwam aan lopen. Er ontstond een conflict. Aangever liep achter verdachte aan tot aan de benedendeur van de flat. Na ongeveer twee minuten kwam verdachte weer naar beneden. Verdachte had een soort kapmes in zijn hand vast. Verdachte haalde uit in de richting van aangever. Hij maakte een zwaaiende beweging in de richting van aangever. Het mes kwam in de richting van zijn linkerschouder. Aangever wilde zich verdedigen door zijn armen op te trekken voor zijn gezicht. Aangever voelde dat verdachte hem raakte met het mes onder zijn linkerelleboog, in zijn onderarm. Verdachte heeft aangever in totaal één keer geraakt. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn flat een machete heeft gepakt en in zijn rechterhand heeft gehouden. [4] Volgens verdachte waren hij en aangever elkaar over en weer aan het duwen, waarbij hij aangever per ongeluk met de machete heeft geraakt.
Blijkens de GGD-rapportage bestond het door aangever opgelopen letsel uit een open factuur van de elleboogpunt. Aan de achterzijde/strekzijde van de linkerelleboog was in de dwarse richting van de arm een gebogen lijnvormig huidletsel zichtbaar van ongeveer 10 cm lengte die is gesloten met hechtingen. Er was een fractuur van de ellepijp zichtbaar ter plaatse van de elleboogpunt. Er was sprake van een scherprandige huidklieving. Er was daarnaast sprake van letsel van de nervus ulnaris met neurologische afwijkingen (zenuwletsel). Blijkens de rapportage zal er een litteken ontstaan dat als permanent is te beschouwen. Op 15 september 2023 werd een operatie uitgevoerd waarbij de factuur werd gezet en gefixeerd met metaalwerk. De forensisch arts gaf in de rapportage aan dat in het algemeen kan worden aangegeven dat naar verwachting een ‘duw’ met een opgezet scherprandig voorwerp gelijk het mes niet snel zal leiden tot een volledige klieving van een elleboogpunt, nog minder als de bewuste arm niet gefixeerd is. [5]
feit 1
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever heeft geraakt met het kapmes/de machete. Hierdoor heeft de aangever letsel opgelopen.
Beoordeeld dient eerst te worden of het geconstateerde letsel kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Voor de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Aangever is op de dag van het feit direct geopereerd. De ontstane fractuur is tijdens de operatie gezet en gefixeerd met metaalwerk. Daarnaast is er sprake van een litteken dat als permanent is te beschouwen. Nu medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest en er sprake is van een permanent litteken concludeert de rechtbank dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte met zijn handelen ook opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft verklaard dat hij in conflict was met aangever, waarbij verdachte en aangever elkaar over en weer duwden. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens dit duwen de machete in zijn rechterhand had. Door het duwen zou de machete per ongeluk tegen de onderarm van aangever gekomen zijn, waardoor de aangever gewond raakte.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel, te weten een open fractuur van de ellepijp, naar zijn aard past bij de verklaring van aangever, die verklaarde dat verdachte een zwaaiende beweging maakte met het kapmes naar aangever en toen de onderarm van aangever raakte. Gezien dit letsel kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte met het kapmes
met krachteen zwaaiende beweging naar aangever heeft gemaakt en daarbij aangever heeft geraakt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de forensisch arts heeft opgemerkt dat in het algemeen naar verwachting een 'duw' met een opgezet scherprandig voorwerp gelijk 'het mes' niet snel zal leiden tot een volledige klieving van een elleboogpunt, nog minder als de bewuste arm niet gefixeerd is. In dit geval was de arm van aangever niet gefixeerd. De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake is geweest van letsel dat per ongeluk is ontstaan.
De gedraging van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel dat uit deze gedraging zelf kan worden afgeleid dat verdachte met zijn handelen het gevolg heeft beoogd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde onder feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
De woning van verdachte werd binnengetreden. In de woning is een machete in beslag genomen. [6] Verdachte heeft verklaard dat het de machete betrof die hij heeft gepakt en in de hand had. [7] Het inbeslaggenomen voorwerp betrof een kapmes. Gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder dit kapmes werd gebruikt, is de verbalisant van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit mes voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen daarmee. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [8]
Op basis van de verklaring van de aangever en getuige [getuige] acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 15 september 2023 een machete of kapmes op een openbare plaats bij zich heeft gehad en dus heeft gedragen. Uit de omstandigheden waarin verdachte de machete/het kapmes heeft gedragen en gebruikt, blijkt dat het kapmes was bedoeld om letsel toe te brengen en kon worden gebruikt om daarmee te dreigen.
Het dragen van een dergelijk voorwerp is strafbaar gelet op het bepaalde in artikel 27 Wet Wapens en Munitie. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 (primair)
hij op
of omstreeks15 september 2023 te [woonplaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een open fractuur van de ellepijp, zenuwletsel aan de onderarm (nervus ulnaris), een snijwond (van ongeveer 10 centimeter welke is gesloten met hechtingen) en
/ofeenblijvend
(e)litteken
(s)aan de arm/elleboog, heeft toegebracht door
meerdere malen, althanseenmaal
(met kracht
)met een machete/kapmes,
althans een scherp voorwerp,in de arm en
/of
elleboog
te snijden en/ofte steken;
feit 2
hij op
of omstreeks15 september 2023 te [woonplaats] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een
blank wapen, namelijkeen machete en/of kapmes, waarvan gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het bestemd was om te dreigen, letsel toe te brengen aan personen, heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
zware mishandeling
feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

Standpunten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces). De verdediging heeft gesteld dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding. Verdachte wilde zichzelf verdedigen en gebruikte daartoe het kapmes, met de bedoeling om aangever angst aan te jagen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer(exces) toekomt. De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie nu verdachte de machete ging halen uit de woning, en ook zelf de confrontatie met aangever opzocht.
Beoordeling
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, oftewel: of er sprake was van een noodweersituatie. Onder een ogenblikkelijke aanranding valt ook een onmiddellijk dreigend reëel gevaar. De enkele vrees voor zo’n aanranding is niet voldoende.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte in de kern bezien als aanvallend moet worden aangemerkt. Verdachte is zijn woning binnen gegaan en vervolgens weer naar buiten gekomen met het kapmes in de hand. Op dat moment stond aangever volgens de verklaring van de getuige [getuige] ongeveer twee minuten buiten op straat te wachten. Met het kapmes in de hand is verdachte op aangever afgelopen. Daarmee is verdachte degene geweest die aldaar een onveilige situatie heeft gecreëerd. Verdachte liep terug naar de centrale toegangsdeur en aangever liep achter hem aan. Daarna haalde verdachte uit met het kapmes, waardoor aangever werd geraakt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat geen sprake was van een noodweersituatie voor verdachte, nu niet is gebleken dat sprake was van een situatie waarin voor verdachte de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Noodweerexces
Resteert de vraag of verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt. Voor een beroep op noodweerexces is eveneens vereist dat sprake is van een noodweersituatie. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat geen sprake was van een noodweersituatie. Reeds gelet daarop komt verdachte ook geen beroep op noodweerexces toe.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 (primair) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, dient van deze straf te worden afgetrokken. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van 225 euro, bij gebreke aan betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft erop gewezen dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij een veroordeling de straf gematigd dient te worden gelet op de aanzienlijke rol die aangever heeft gespeeld bij het feit. De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat op dit moment goed met verdachte. Verdachte heeft een baan en is bezig met zijn schulden af te betalen. De raadsman heeft opgemerkt dat verdachte open staat voor begeleiding door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat van een drugsgerelateerd incident sprake was. Aangever heeft verklaard dat het conflict op straat ontstond omdat hij een wikkeltje drugs van verdachte wilde kopen, maar het daarvoor benodigde geld niet bij zich had. Door een verbalisant is opgetekend dat hij aangever en verdachte kent als ambtshalve bekende harddrugsgebruikers en overlastplegers. Verdachte heeft zich in dit conflict schuldig gemaakt aan zware mishandeling door aangever met een kapmes met kracht in zijn onderarm te steken. Als gevolg hiervan raakte de aangever ernstig gewond aan zijn onderarm. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van aangever in ernstige mate geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten niet alleen lijden onder de pijn en schrik van het moment van het delict, maar vaak ook nog lange tijd daarna last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het dragen van een kapmes op klaarlichte dag op de openbare weg. Dergelijke wapens kunnen gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen bij de mensen die ermee worden geconfronteerd, maar ook in de samenleving als geheel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 2 oktober 2024. Verdachte heeft sinds een paar jaar een vaste baan en inkomen. Er is sprake van een schuldenlast, maar hij heeft met de schuldeisers afbetalingsregelingen getroffen. Sinds jonge leeftijd is verdachte bekend met hulpverlenende instanties en hij heeft daartegen weerstand opgebouwd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De reclassering ziet geen redenen of mogelijkheden om een plan van aanpak op te stellen om verdachte te begeleiden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank neemt dit advies over. Tevens is artikel 63 Sr van toepassing.
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Om die reden komt zij ten aanzien van feit 1 tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank een geldboete opleggen van 225 euro, bij gebreke aan betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.328,- aan materiële schade en € 30.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft bepleit dat er sprake is van eigen schuld van de benadeelde. De verdediging heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat aansluiting dient te worden gezocht bij hetgeen is opgemerkt over het letsel in de GGD-rapportage. De verdediging heeft gesteld dat bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade, in aanmerking dient te worden genomen dat complicaties naar aanleiding van het letsel meer liggen in het risicovolle handelen van de benadeelde dan in het bewezenverklaarde. Dit dient dan ook voor rekening van de benadeelde te komen. De raadsman heeft bepleit dat dit maakt dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij dient om die reden niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten die zien op de aanschaf van littekencrème (€ 150,-) en het vervangen van kleding (€ 300,-) komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking. Deze posten zijn onvoldoende gemotiveerd betwist door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank staat de schade in voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit en is geen sprake van een onredelijk of onbillijk bedrag.
Aan reiskosten heeft de benadeelde partij een bedrag van € 150,- gevorderd. Dit bedrag is niet gemotiveerd betwist door de verdachte. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 123,75. Dit betreft het deel van de vordering waarvoor naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwing is gegeven. Voor het meerdere zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Indien de benadeelde partij meent meer schade te hebben geleden, kan hij die vordering alsnog bij de burgerlijke rechter instellen.
Voor de toegewezen posten is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 573,75 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost die ziet op het eigen risico niet-ontvankelijk verklaren. Gesteld is dat er eigen risico is betaald, maar een begin van onderbouwing daarvoor is uitgebleven. Ter zitting is bovendien toegelicht dat verdachte niet verzekerd was. In dat verband kan niet komen vast te staan dat aan de benadeelde partij een bedrag aan eigen risico in rekening is gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij evenmin heeft voldaan aan zijn stelplicht voor wat de kosten van huishoudelijke hulp betreft. Immers is niet gesteld tot welke huishoudelijke taken hij na het bewezenverklaarde feit (tijdelijk) niet meer in staat was. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de schadepost ‘onvoorziene post toekomstige kosten’ niet met zekerheid kan worden gesteld dat de benadeelde partij daadwerkelijk deze kosten zal gaan maken. De vordering zal daarom voor wat de toekomstige materiële schade, ingeschat tot een bedrag van € 1.000,00, niet-ontvankelijk worden verklaard.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Uit het bewezenverklaarde feit volgt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen met blijvende gevolgen. Hij moet bovendien nog een operatie ondergaan omdat de schroef die tijdens de operatie in zijn arm geplaatst is, los zit. Dit levert hem veel pijn op, aldus de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat er een grondslag is voor het toekennen voor vergoeding van immateriële schade wegens het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen. Voor het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade neemt de rechtbank in aanmerking dat de benadeelde blijkens de stukken die zijn ingediend ter onderbouwing van de vordering, twee keer voor een operatie was aangemeld, maar niet is komen opdagen. De verdediging heeft er terecht op gewezen dat de benadeelde partij zodoende niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. De rechtbank zal met deze omstandigheden rekening houden en stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 7.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de benadeelde partij stelt op andere wijze in de persoon te zijn aangetast, maar dit is onvoldoende onderbouwd.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd:
  • per 15 september 2023 ten aanzien van de materiële schade, voor zover deze ziet op de schadepost kleding, en ten aanzien van de immateriële schade;
  • per 1 februari 2024 ten aanzien van de materiële schade, voor zover deze ziet op de schadeposten reiskosten en littekencrème.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 62, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 (primair) tot
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt ten aanzien van feit 2
een geldboete van € 225,-op, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 1 tot
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 8.073,75 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade ten aanzien van de schadepost kleding en over de immateriële schade vanaf 15 september 2023 en over de materiële schade ten aanzien van de schadeposten littekencrème en reiskosten vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 75 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. P.M. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2024.
Mr. R.P.W. van de Meerakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023426299, gesloten op 29 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 15-16; proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 oktober 2024.
5.GGD-rapportage Forensisch Medisch Onderzoek, p. 85-101.
6.Verslag van binnentreden woning ex artikel 10 Algemene wet op het binnentreden, p. 45.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 oktober 2024.
8.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 74.