ECLI:NL:RBGEL:2024:769

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
05.304571.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en voorwaardelijke PIJ-maatregel voor brandstichting met levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 november 2022 in Groesbeek brand heeft gesticht in een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking, is als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gevorderd, terwijl de verdediging een voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft bepleit. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een gevangenisstraf van 364 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling in een zorginstelling en contact met de reclassering. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en benadrukt dat de verdachte de kans moet krijgen om zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/304571-22
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] .
Raadsman: mr. R.A. Bruinsma, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 november 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal
opzettelijk
brand heeft gesticht gesticht in/aan (een kamer(s) op de begane grond van een)
woning/pand aan de [adres] (in gebouw 4 genaamd [naam]
behorende aan Pluryn) door een aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met een knuffel(beer), althans met één of meerdere brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan een bank en/of een jas en/of een of meerdere meubel(s) en/of het interieur en/of de inboedel en/of overige in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s),
medewerker(s) en/of aanwezige(n) in/nabij de aangrenzende/omliggende kamers en/of panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was en/of
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ),
p. 49-52;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks21 november 2022 te Groesbeek, gemeente Berg en Dal
opzettelijk
brand heeft gesticht in
/aan (een kamer
(s)op de begane grond van een
)
woning
/pandaan de [adres]
(in gebouw 4 genaamd [naam]
behorende aan Pluryn
)door een aansteker
, althans open vuurin
aanraking te brengen met een knuffel
(beer
),
althans met één of meerdere brandbare stof(fen)
ten gevolge waarvan een bank en
/ofeen jas en
/of een ofmeerdere meubel
(s
)en
/of
het interieur en
/ofde inboedel en
/ofoverige in het pand aanwezige goederen en
/of
het pand zelf geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand
, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan
- levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letselvoor
(mede
)bewoner
(s
),
medewerker
(s
)en
/ofaanwezige
(n
)in/nabij de aangrenzende/omliggende kamers
en
/ofpanden/percelen
, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was en
/of
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en
/ofhet pand zelf en
/of
de aangrenzende/omliggende panden/percelen
, in elk geval gemeen gevaar voor
goederente duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit:
meerdaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. Hij heeft, blijkens de ter terechtzitting overgelegde vordering, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De officier van justitie beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Hij heeft hiertoe – kortgezegd – aangevoerd dat hij er onvoldoende vertrouwen in heeft dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met een proeftijd van twee jaren, voldoende zal zijn om verdachte op een verantwoorde manier te laten terugkeren in de maatschappij. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel daarentegen kent deze tijdslimiet niet en kan verdachte langer dan twee jaar begeleiding bieden om haar op een goede manier terug te laten keren in de maatschappij.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast en dat verdachte dient te worden beschouwd als verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Hij heeft hiertoe – kortgezegd – aangevoerd dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een te zware maatregel is en verzocht om de adviezen in de PJ-rapportages om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen te volgen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- de reclasseringsadviezen van 15 september 2023, 17 oktober 2023 en 9 januari 2024;
- een triple Pro Justitia rapport, opgemaakt op 3 april 2023 door [deskundige] forensisch milieu onderzoeker, drs. [specialist] , GZ-psycholoog, en drs. [specialist] , psychiater;
- een aanvullend psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt op 10 september 2023 door
drs. [specialist] , psychiater, en psychologisch Pro Justitia rapport van 8 september 2023, opgemaakt door drs. [specialist] , GZ-psycholoog.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting door in haar woonruimte bij Pluryn haar knuffelbeer in brand te steken. Daardoor is een forse brand ontstaan, waarbij de gehele woonruimte van verdachte is aangetast door rookontwikkeling, de bank geheel verbrand is en meerdere goederen door de brand zijn aangetast. Door de verbrande kunststof materialen is er veel rookontwikkeling geweest, die zich in het gehele woongebouw heeft kunnen verspreiden. Er zijn 13 personen medisch onderzocht, van wie er één ter observatie naar het ziekenhuis is overgebracht vanwege de hoeveelheid rook die hij had binnengekregen. Verdachte heeft een gevaarlijke situatie veroorzaakt in een woonvoorziening, met daarbij grote materiële schade en levensgevaar voor personen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij door haar handelen onaanvaardbaar grote risico’s voor anderen (en zichzelf) in het leven heeft geroepen, alsmede gevaar voor goederen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Er zijn meerdere rapportages opgemaakt met betrekking tot de persoon van verdachte, waar uiteenlopende conclusies uit volgen. De rechtbank overweegt als volgt.
Jeugdstrafrecht
In het rapport van aanvullend psychiatrisch onderzoek van 10 september 2023 wordt de toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd. Dit, gezien verdachtes cognitief functioneren en haar ontwikkelingsachterstand, de behoefte aan verdere ontwikkeling van vaardigheden en een opleiding en gezien de gebleken mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding te midden van leeftijdgenoten. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Stoornis en toerekeningsvatbaarheid
Uit de triple PJ-rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, PTSS en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is haar hechting verstoord verlopen, wat een rol heeft gespeeld in het ontwikkelen van haar problematiek en de manier waarop zij met gevoelens en emoties omgaat. In de aanloopfase naar de brandstichting heeft zij een spanning opgebouwd. Zij voelde zich onveilig op de afdeling door uitspraken van een groepsgenoot en voelde zich hierin niet serieus genomen door de groepsleiding. Hierdoor is haar spanningsniveau toegenomen. De gevoelens van spanning en boosheid, die zij ervoer, heeft zij weggestopt en zij heeft ogenschijnlijk gedaan alsof er niks aan de hand was. Het negeren en maskeren van negatieve gevoelens is een inadequate manier om met emoties en spanning om te gaan en past ook bij haar onveilige hechting en de borderline persoonlijkheidsstoornis. Ook vanuit haar verstandelijke beperking heeft zij onvoldoende manieren om met negatieve gevoelens te kunnen omgaan. Het niet snel hulp vragen aan anderen en geneigd zijn dingen zelf op te lossen, is passend bij de hechtingsproblematiek en hierdoor hebben anderen dus ook niet kunnen signaleren dat de spanning zich aan het opbouwen was. Het berichtje, wat zij voorafgaand aan de brandstichting ontving van een jongen van de afdeling (die haar zei niet verliefd op haar te zijn), heeft haar waarschijnlijk weer een gevoel van afwijzing gegeven en de spanning tot het hoogtepunt opgebouwd. Daarnaast heeft het haar onveiligheid nog verder versterkt, omdat de groepsleiding hier niet goed mee is omgegaan in haar ogen. Zij heeft geprobeerd de spanning te reguleren door te gaan douchen, maar het spanningsniveau was op dat moment al te hoog, waardoor zij uiteindelijk brand heeft gesticht om haar spanning te kunnen reguleren. Zij is onvoldoende in staat de spanningsopbouw tijdig te signaleren. Gezien de doorwerking van haar problematiek (borderline, PTSS, hechting en in enige mate ook de verstandelijke beperking), wordt geadviseerd haar het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in het advies en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Recidiverisico
Uit zowel de triple rapportage als het rapport van aanvullend psychiatrisch onderzoek van 10 september 2023 volgt dat het recidiverisico op een nieuw geweldsdelict als hoog wordt ingeschat bij het ontbreken van enige vorm van behandeling. Het recidiverisico op brandstichting wordt op de korte termijn op matig geschat en op de lange termijn als hoog, indien er geen adequate behandeling/hulp wordt ingezet.
BehandelkaderNaar aanleiding van de ontwikkeling, die verdachte sinds haar aanhouding, en sinds het opstellen van de triple rapportage, heeft laten zien, heeft de officier van justitie door de psychiater en psycholoog een aanvullend rapport laten opstellen. In die aanvullende rapportage wordt, naast toepassing van het jeugdstrafrecht, geadviseerd een behandeling op te leggen vanuit het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte reageerde goed op de geboden structuur die geboden werd binnen de RJJI. Zij functioneerde hier relatief probleemloos dankzij geboden regelmaat, overzicht en duidelijkheid. Gezien haar licht verstandelijke beperking en door de belastende voorgeschiedenis ontstane persoonlijkheidsproblematiek, vindt zij het nog lastig om zelf haar leven in te richten en zijn voor langere tijd bescherming en steun van buitenaf nodig. Verdachte is gemotiveerd om te leren en zij beschikt over een aantal (sociale en sportieve) kwaliteiten, maar zij leert (zeer) langzaam door de combinatie van een licht verstandelijke beperking, traumatisering en persoonlijkheidsproblematiek. Binnen de RJJI werd gezien dat zij zich langzaam toch ontwikkelde door de geboden behandeling en de pedagogische aanpak die men bood. De verwachting is dat deze positieve ontwikkeling zich in een stijgende lijn zal voortzetten, wanneer er verder wordt ingestoken op haar kwaliteiten en op scholing, dagbesteding en behandeling voor de onderliggende problematiek. Het is voor verdachte uitermate belangrijk dat zij zich in een behandelrelatie veilig en vertrouwd voelt. Zij zal niet snel mensen vertrouwen en zij is erg gevoelig voor afwijzing, voortkomend uit haar traumatische verleden. Het opbouwen van een begeleidingsrelatie/behandelrelatie en het bieden van perspectief voor de langere termijn, wordt gezien als de beste basis voor het opstarten van een behandeling. Traumabehandeling is op termijn zeker aangewezen, maar eerst zal de basis stabiel moeten zijn en haar veerkracht versterkt en verdachte moet zich voldoende veilig en vertrouwd voelen om zich volledig te kunnen openstellen in een behandeling. Als geschikte plek om bovenomschreven behandeling te kunnen bieden, wordt De Catamaran in Eindhoven gezien. Het opbouwen van vrijheden moet niet te snel en zeer stapsgewijs plaatsvinden, aansluitend bij haar mogelijkheden en tempo. Bovendien heeft verdachte geen veilige thuisbasis.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de adviezen van de reclassering, die op de zittingen uitvoerig zijn besproken en toegelicht. Uit de adviezen van 15 september 2023 en 17 oktober 2023 volgt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte functioneerde goed binnen RJJI De Hunnerberg. Het traject van een voorwaardelijke PIJ-maatregel is volgens de reclassering te onvoorspelbaar. Het is onduidelijk hoe verdachte in deze setting reageert en of ze daar past. Indien dit niet het geval is, dan is het gevaar op herhaling zeer hoog. Daarnaast achtte de reclassering de duur van een voorwaardelijke PIJ-maatregel in combinatie met de wachtlijst bij De Catamaran te kort. Er heeft op 28 september 2023 een intake plaatsgevonden met de Catamaran en verdachte. De Catamaran zag mogelijkheden om verdachte op te nemen en haar te behandelen, maar dit leek pas te kunnen na een wachttijd, die nog ongewis was, maar in elk geval 6 maanden zou duren.
Op 20 november 2023 heeft rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst, nadat bekend werd dat zij veel eerder dan verwacht geplaatst kon worden in De Catamaran. Hoewel de reclassering ziet dat het sinds haar verblijf met verdachte goed gaat in De Catamaran, volgt uit het advies van 9 januari 2024 van de reclassering dat zij onvoldoende in kunnen schatten welk kader van de PIJ-maatregel passender is; het voorwaardelijk of het onvoorwaardelijk kader. Het is namelijk de vraag hoe verdachte zich houdt als de behandeling van start gaat en er meer spanning bij komt. Daarnaast is nog steeds onduidelijk of de duur van de voorwaardelijke PIJ-maatregel lang genoeg is om verdachte verantwoord terug te laten keren in de maatschappij. In het geval een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, adviseert de reclassering om daaraan als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke omvang, dagbesteding en openheid sociaal netwerk te koppelen.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht staan. Allereerst moet bij verdachte sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis. De gedragsdeskundigen hebben vastgesteld dat verdachte lijdt aan een aantal stoornissen en dat deze stoornissen ten tijde van de gepleegde feiten aanwezig waren. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan. Daarnaast moet de maximum op te leggen gevangenisstraf (voor volwassenen) voor de door verdachte gepleegde feiten hoger zijn dan vier jaar. Op het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
staat een gevangenisstraf van 15 jaar. Dat betekent dat ook aan de tweede voorwaarde is voldaan. De derde voorwaarde is dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen. De rechtbank vindt dat ook daarvan sprake is gelet op de in de rapportage beschreven ernstige psychische problematiek, de kwetsbaarheid van verdachte en het hoge risico op herhaling. De gedragsdeskundigen geven aan dat een PIJ-maatregel de meest passende afdoening is om haar zo de langdurige zorg te bieden die zij nodig heeft. Hiermee is ook voldaan aan de vierde voorwaarde, namelijk dat de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de minderjarige verdachte.
De rechtbank acht het, gelet op de problematiek van verdachte en de adviezen van alle deskundigen, van groot belang dat verdachte op één plek met voldoende tijd en structuur behandeld wordt en dat die behandeling op korte termijn kan beginnen. De vraag is hoe dit het best ingevuld kan worden.
In het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel was aanvankelijk onduidelijk wanneer de behandeling kon starten en of deze op tijd kan worden afgerond. Er was namelijk sprake van onzekere en lange wachttijden, terwijl de proeftijd van twee jaren al in zou gaan gedurende deze wachttijd. Mocht de behandeling niet op tijd zijn afgerond en verdachte zou terugvallen, dan zou dit weer een tegenslag betekenen in het moeilijke leven dat verdachte heeft.
Er is echter eerder dan verwacht een plek vrijgekomen bij De Catamaran. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte zich sinds het feit in relatief zeer korte tijd heeft ontwikkeld. Zij verblijft nu ongeveer anderhalve maand in De Catamaran. De behandelingen zijn weliswaar nog in de opstartfase, maar verdachte heeft aangegeven zeer gemotiveerd te zijn om hiermee aan de slag te gaan. De rechtbank acht het van belang dat de, mede in aanmerking genomen de ernst van het bewezen verklaarde feit, minst vergaande maatregel om verdachte terug te laten keren in de samenleving, wordt opgelegd. Dit dient te gebeuren op de meest geschikte plek. Daarnaast is van belang dat de motivatie van verdachte hoog blijft, zodat de kans van slagen zo groot mogelijk is. De wens van verdachte om in De Catamaran behandeld te worden weegt daarbij mee. Nu zij zich dusdanig constructief manifesteert en er meer tijd is voor haar behandeling dan eerder voorspeld, heeft de rechtbank er, mede gelet op het advies van de psycholoog en psychiater, vertrouwen in dat het voorwaardelijke kader van de PIJ-maatregel en de daarbij passende periode van twee jaar voldoende zal zijn om verdachte verantwoord terug te laten keren in de samenleving. Zij wil verdachte die kans bieden. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
Voor de voorwaardelijke PIJ-maatregel geldt een proeftijd van twee jaar. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de ernst van het feit zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, ook bij een jeugdige. In dit geval heeft verdachte een jaar in voorlopige hechtenis gezeten, mede door onderzoeken naar haar persoon. De rechtbank acht het van belang dat verdachte snel kan starten met haar behandelingen. Een langere gevangenisstraf dan het voorarrest zou dit proces doorkruisen. Dit acht de rechtbank onwenselijk, nu voor verdachte een geschikte plek is gevonden, waar zij al verblijft. Zij zal bij aanvang in een gesloten setting worden behandeld in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform het voorarrest, te weten 364 dagen, passend en geboden is.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77s, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 364 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaren;
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- wordt verplicht contact te onderhouden met de Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering die gegeven kunnen worden om haar te ondersteunen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden;
- zich laat zich opnemen en behandelen in FPK De Catamaran of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De opname is gestart op 20 november 2023. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na het afronden van haar traject bij De Catamaran, indien dit nodig wordt geacht door haar behandelaars en de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- na afloop van haar opname bij FPK De Catamaran verblijft in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- openheid geeft over haar sociale netwerk, met name en/of zij contact heeft met haar familieleden en/of zij contact met haar zoeken, voor zover en zolang de reclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. M. Wevers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 20244.
Mr. L.C.P. Goossens en mr. L.M. Vogel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022543561, gesloten op 19 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.