I. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] door [verweerder] niet rechtsgeldig is beëindigd, dan wel opgezegd c.q. het door [verweerder] gegeven ontslag niet rechtsgeldig is;
II. [verweerder] te veroordelen om binnen vijf dagen na deze beschikking aan [verzoeker] te betalen/verstrekken:
- een billijke vergoeding van € 60.000,00 bruto;
- een transitievergoeding van € 39.290,08 bruto;
- een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 17.309,32 bruto;
- een bedrag van € 6.491,00 bruto aan achterstallig loon over mei 2024 inclusief de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- een eindafrekening bestaande uit de tot 1 oktober 2024 opgebouwde vakantietoeslag en het saldo van de opgebouwde, doch niet genoten vakantieuren vermeerderd met de vakantietoeslag over die uren, de jubileumuitkering bij een 25-jarig dienstverband en een winstuitkering;
- het toegezegde eigen risico van de zorgverzekering van € 850,00;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.370,39;
- primair de volledige proceskosten van € 6.000,00 die door nacalculatie hoger kunnen uitvallen en die aan [verzoeker] worden gefactureerd, te vermeerderen met het griffierecht;
- subsidiair de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde, nakosten en het griffierecht daaronder begrepen;
- althans door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
- de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid van de onderscheidene bedragen tot de betaling;
- een deugdelijke berekening en bruto/netto specificaties;
III. [verweerder] te verplichten om [verzoeker] binnen één maand na deze beschikking een positief geformuleerd getuigschrift en desgevraagd referenties in dezelfde bewoordingen te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 per dag voor elke dag dat zij hiermee in gebreke blijft;
IV. voor recht te verklaren dat het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst nietig is, dat [verweerder] daaraan geen rechten kan ontlenen, dan wel dit beding ex artikel 7:653 lid 3 BW te vernietigen, dan wel de werking en boete te matigen tot nihil en [verzoeker] een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW toe te kennen waarbij de vergoeding met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid wordt vastgesteld.