1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) tegen diens gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt (waardoor/waarbij die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- ( vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of
- meerdere malen (met kracht) knietjes tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft gegeven terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een afgebroken (stuk) tand,
- een scheur in het ooglid en/of
heeft toegebracht door die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) tegen diens gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan/stompen (waardoor/waarbij die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- ( vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- meerdere malen (met kracht) knietjes tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te geven;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1]
- ( met kracht)tegen diens gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt (waardoor/waarbij die [slachtoffer 1] ten val kwam is gekomen) en/of
-(vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of
- meerdere malen (met kracht) knietjes tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) tegen diens gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen (waardoor/waarbij die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- ( vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- meerdere malen (met kracht) knietjes tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te geven;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 2] , inspecteur bij de Politie Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aanhouding van verdachte
en/of het overbrengen van verdachte naar het politiebureau, door
- zich (met kracht) te rukken en/of te trekken in een richting tegenovergesteld als voornoemde [slachtoffer 2] hem trachtte te bewegen,
- zich los te rukken en/of
- te proberen die [slachtoffer 2] een kopstoot te geven, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een schaafwond op het hoofd bij die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Nijmegen opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 2] , inspecteur bij de Politie Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ''Vieze kankerlijer!'' en/of ''Vieze kanker mongool'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 2 en feit 3. De officier van justitie komt niet tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kan worden vastgesteld of de door verdachte toegepaste geweldshandelingen allemaal raak waren, met welke kracht dit gebeurde en op welk deel van het lichaam deze terechtkwamen. Bovendien waren er geen bijkomende omstandigheden die de aanvalskracht verder hebben kunnen verhogen, zoals het gebruik van een voorwerp, een wapen of het trappen met geschoeide voet.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, nu verdachte geen opzet had – ook niet in voorwaardelijke zin – op de dood van [slachtoffer 1] . De raadsman meent dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. Volgens de raadsman is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] in de betekenis die de Hoge Raad hieraan geeft. Medisch ingrijpen was niet noodzakelijk en er lijkt (vooralsnog) geen sprake van blijvend letsel. Van belang daarbij is dat uit het medisch advies van 2 oktober 2024 (zoals gevoegd bij de vordering tot schadevergoeding) volgt dat de verwachting is dat er nog (natuurlijk) herstel van de hersenkneuzing zal optreden binnen twee jaar. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 1 januari 2024 samen met zijn vriendin [adres 2] was in Nijmegen en dat zij een conflict hadden.Verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer 1] arriveerden omstreeks 02:54 uur op dit adres, naar aanleiding van een melding van een ruzie tussen een man en een vrouw. Zij hadden die nacht surveillancedienst in het horecagebied in het centrum van Nijmegen.
De politie heeft de camerabeelden van de [bedrijf] van 1 januari 2024 bekeken en beschreven (vanaf 02:52:11 uur). Daarop was het volgende te zien.
Verbalisant zag dat de politieagent
(de rechtbank begrijpt dat dit [slachtoffer 1] betreft)getuige [getuige 1] vastpakte bij haar nek en haar wegtrok bij verdachte [verdachte] . Zij zag dat verdachte een stap naar voren zette in de richting van de politieagent. Verdachte legde zijn rechterhand op de schouder van de politieagent. Zij zag dat verdachte vervolgens zijn rechterarm naar achteren haalde en met de vuist, met kracht tegen het gezicht van de politieagent sloeg. Als gevolg van deze klap, viel de politieagent direct achterover op de grond. Zij zag dat verdachte vervolgens bovenop de politieagent dook. Zij zag dat verdachte zijn rechterarm omhoog bracht en met kracht sloeg, vermoedelijk op de politieagent. In totaal sloeg verdachte negen keer met kracht, vermoedelijk op de politieagent. Zij zag dat agent [verbalisant 1] verdachte van [slachtoffer 1] probeerde af te trekken, maar dat verdachte bleef doorslaan, vermoedelijk op [slachtoffer 1] . Zij zag dat verdachte kans zag om nog steeds met kracht te slaan op [slachtoffer 1] . Verdachte tilde vervolgens zijn rechterbeen op en gaf met kracht een knietje, vermoedelijk op [slachtoffer 1] . Zij zag dat er een beveiliger bij kwam om politieagent [verbalisant 1] te helpen om [slachtoffer 1] te ontzetten. Deze beveiliger pakte verdachte ook vast. Zij zag dat verdachte nog steeds kans zag om zijn rechterbeen op te tillen en met kracht een knietje te plaatsen, vermoedelijk op [slachtoffer 1] . De verbalisant kon zien dat dit met kracht ging, doordat verdachte zijn been hoog optilde en vervolgens met snelheid naar beneden bracht. Zij zag dat het niet mogelijk was om eerste hulp te verlenen aan [slachtoffer 1] , doordat verdachte bovenop hem lag. Zij zag dat de politieagent
(de rechtbank begrijpt dat dit [verbalisant 1] betreft)drie keer sloeg tegen de rechterzijde van verdachte en dat hij vervolgens het rechterbeen van verdachte optilde en met kracht opzij gooide, van [slachtoffer 1] af. Zij zag dat verdachte vervolgens zijn been weer terugplaatste bovenop [slachtoffer 1] . Vervolgens was te zien dat er verschillende politiecollega’s ter plaatse kwamen. Om 02:54:23 uur lukte het de politiecollega’s om met toepassing van geweld verdachte onder controle te krijgen, waardoor politieagent [slachtoffer 1] kon worden weggesleept.
Getuige [getuige 2] ', werkzaam als beveiliger bij het [café] in de [adres 2] in Nijmegen, heeft verklaard dat hij zag dat de politieagent op de grond lag en niet meer reageerde, dat hij out was. Op het moment dat getuige de verdachte in een nekklem hield, gaf de verdachte twee knietjes aan de bewusteloze agent die op de grond lag.
Verdachte heeft verklaard dat hij de eerste klap uitdeelde aan [slachtoffer 1] , waardoor ze met z’n allen op de grond raakten.
Uit de rapportage Forensisch-medisch onderzoek van GGD Gelderland-Zuid van 10 april 2024 volgt dat [slachtoffer 1] naar aanleiding van het incident op 1 januari 2024 letsel heeft opgelopen, bestaande uit een kneuzing van het hersenweefsel links frontaal (hierna: hersenkneuzing), een botbreuk van de linker jukboog, meerdere onderhuidse bloeduitstortingen (op het hoofd, in het gelaat, op de linkerschouder, op de rechterbovenarm en op het rechterbovenbeen), een streepvormige huidbeschadiging op het rechterooglid, oppervlakkige schaafwonden en een afgebroken tand. Ten aanzien van de hersenkneuzing wordt beschreven dat volledig herstel maanden kan duren en dat dit niet in alle gevallen plaatsvindt. Wanneer (een deel van) de klachten langer dan drie maanden aanhoudt, dan wordt gesproken van een ‘post-contusioneel syndroom’. In sommige gevallen blijven de klachten levenslang aanwezig. Dit gaat met name om klachten van vermoeidheid, verminderde concentratie en verminderde tolerantie voor prikkels. Naar verwachting zal van de gehechte huidbeschadiging op het rechterooglid een litteken zichtbaar blijven.
Uit het medisch advies van drs. F. van Wingaarden (arts-medisch adviseur) van 2 oktober 2024, dat door [slachtoffer 1] is overgelegd in het kader van de vordering tot schadevergoeding, volgt dat het hersenletsel aanleiding heeft gegeven tot een post-contusioneel syndroom, met als belangrijkste uitingen vermoeidheid en daaraan gerelateerde klachten van geheugen en aandacht. Verder herstel van het genoemde syndroom mag worden verwacht in de eerste twee jaren na het voorval, waarbij het de vraag is of volledig herstel zal worden bereikt. [slachtoffer 1] is tot op heden arbeidsongeschikt.
Het toegepaste geweld
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] , waarbij [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen. Uit de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van verdachte en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 1] met kracht, met de vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en buiten bewustzijn is geraakt. Verdachte is blijkens de beelden direct daarna bovenop [slachtoffer 1] gesprongen en heeft nog meerdere keren geslagen. Ook heeft verdachte twee knietjes gegeven. Kijkend naar het letsel dat bij [slachtoffer 1] is geconstateerd, is het door verdachte toegepaste geweld in ieder geval deels op het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] terechtgekomen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe dit handelen van verdachte juridisch moet worden geduid.
Poging tot doodslag (vrijspraak)
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te komen, moet kunnen worden bewezen dat verdachte het opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 1] . Uit het dossier blijkt niet dat verdachte als doel had om [slachtoffer 1] te doden. Vol opzet kan daarom niet bewezen worden.
Onder omstandigheden kan het slaan of stompen tegen iemands hoofd een aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg van dit geweld komt te overlijden. Indien uit het handelen van verdachte blijkt dat hij deze aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard, is sprake van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt hierover het
volgende.
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart dat verdachte [slachtoffer 1] ‘probeerde’ te raken, toen zij eenmaal op de grond lagen. In hoeverre verdachte daarin is geslaagd, wordt uit die verklaring echter niet duidelijk. Dit is ook uit de getuigenverklaring van [getuige 2] niet goed af te leiden.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte eerst een harde klap uitdeelt als gevolg waarvan [slachtoffer 1] meteen achterover valt, en vervolgens op de grond, liggend boven op [slachtoffer 1] , vuistslagen en knietjes uitdeelt. Uit het geconstateerde letsel leidt de rechtbank af dat het gezicht van [slachtoffer 1] en/of (de rest van) het hoofd van [slachtoffer 1] meerdere malen is geraakt. Echter, op basis van de beelden valt niet vast te stellen welke van de vuistslagen dan wel knietjes raak waren en ook niet welke daarvan het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] hebben geraakt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen hoe vaak [slachtoffer 1] door verdachte op het hoofd is geraakt en hoe hard. Dat is rechtstreeks van invloed op de beoordeling van de vraag of er een aanmerkelijke kans op overlijden was. De rechtbank overweegt daarbij dat het hoofd van [slachtoffer 1]
– ten minste gedeeltelijk – werd beschermd door de fietshelm die hij droeg en dat verdachte in zijn bewegingen werd beperkt door verbalisant [verbalisant 1] en getuige [getuige 2] .
Uit de Rapportage Forensisch-medisch onderzoek van de GGD Gelderland-Zuid van 10 april 2024 volgt dat [slachtoffer 1] aan het toegebrachte letsel niet had kunnen overlijden, ook niet als er niet tijdig medisch was ingegrepen. Hieruit valt (ook) niet af te leiden dat het slaan en/of het geven van knietjes door verdachte dusdanig hard was, dat [slachtoffer 1] hieraan had kunnen overlijden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank – evenals de officier van justitie en de verdediging – tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] als gevolg van het handelen van verdachte.
Opzet op de dood van [slachtoffer 1] kan dus niet worden bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm, en verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Zware mishandeling
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van [slachtoffer 1] wel bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] meermaals met de vuist geslagen op (onder meer) het gezicht/hoofd, een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. [slachtoffer 1] viel door de eerste vuistslag direct achterover op de grond. [slachtoffer 1] raakte door deze vuistslag buiten bewustzijn, waardoor hij op dat moment weerloos op de harde ondergrond lag. Verdachte bleef desondanks doorgaan met slaan, ook toen meerdere politieagenten en de beveiliger hem van [slachtoffer 1] af probeerden te trekken. Daarbij heeft hij meerdere knietjes gegeven. Deze gedragingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat zij vol opzet daartoe aanwezig acht.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer 1] als gevolg van het door verdachte gepleegde geweld heeft opgelopen als zwaar kan worden aangemerkt. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in elk geval als algemene gezichtspunten worden aangemerkt: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Deze beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Uit de hierboven beschreven medische informatie volgt dat [slachtoffer 1] lijdt aan een post-contusioneel syndroom ten gevolge van de hersenkneuzing. Er is daardoor – ruim tien maanden na het incident – nog altijd sprake van vermoeidheid en daaraan gerelateerde klachten van geheugen en aandacht. Op dit moment is onduidelijk of [slachtoffer 1] volledig zal herstellen en of hij zijn werkzaamheden als politieagent zal kunnen hervatten. Dat zal in het komende jaar moeten blijken. Daarnaast is de verwachting dat [slachtoffer 1] een zichtbaar en ontsierend litteken in het gezicht blijft houden. Dit letsel kan gezien de aard en omvang ervan naar het oordeel van de rechtbank zonder meer als zwaar worden aangemerkt.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Verbalisant [slachtoffer 2] , inspecteur bij de Eenheid Oost-Nederland, heeft het volgende beschreven.
Op 1 januari 2024 was hij belast met het toezicht op de handhaving van de openbare orde. Omstreeks 03:12 uur kwam [slachtoffer 2] , samen met collega [getuige 3] , ter plaatse aan de [adres 2] in Nijmegen, naar aanleiding van een melding van een opstootje. [slachtoffer 2] zag dat er een man op de grond lag ter hoogte van de [bedrijf] . Dit bleek later verdachte [verdachte] te zijn. Omstreeks 03:14 uur hield [slachtoffer 2] verdachte aan ter zake van zware mishandeling van een politieambtenaar en wederspannigheid met letsel tot gevolg. Direct daarop werd [slachtoffer 2] door de verdachte in het openbaar mondeling beledigd. [slachtoffer 2] hoorde dat verdachte kennelijk opzettelijk en in zijn richting de woorden ‘vieze kankerlijer!’ en ‘vieze kankermongool’ zei, waardoor hij zich beledigd voelde. Ten tijde van de belediging stonden meerdere omstanders rondom het incident, die allen de beledigingen konden horen en dit ook hebben gefilmd.
Omstreeks 03:15 uur wilde [slachtoffer 2] de verdachte overbrengen naar een politiebus voor transport naar het hoofdbureau. Toen hij de verdachte optilde, pleegde de verdachte verzet. [slachtoffer 2] zag en voelde dat de verdachte zich trachtte te verzetten. Hij zag en voelde dat de verdachte rukte en in een richting trok, tegenovergesteld aan die waarin [slachtoffer 2] hem trachtte te brengen. Hij zag en voelde dat de verdachte zich los rukte en hem vervolgens een kopstoot probeerde te geven. Daarop maakte [slachtoffer 2] een verdedigende beweging naar achteren, waarop hij, samen met de verdachte, achterover op een aantal fietsen viel. Hierbij liep [slachtoffer 2] letsel op aan zijn hoofd, boven zijn rechteroor. Dit betrof een oppervlakkige schaafwond van twee tot drie centimeter.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde onder feit 2 en feit 3 uit van de feitelijke toedracht zoals deze door verbalisant [slachtoffer 2] is beschreven in het voorgaande op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van aanhouding.
Gelet op de door [slachtoffer 2] beschreven context kan het niet anders dan dat de door verdachte gebruikte woorden ‘vieze kankerlijer!’ en ‘vieze kankermongool’ gericht waren tegen [slachtoffer 2] en dat het ook de bedoeling was dat [slachtoffer 2] deze woorden zou horen. Deze woorden zijn onmiskenbaar beledigend van karakter, zodat de rechtbank de onder feit 3 ten laste gelegde belediging van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit het bovengenoemde proces-verbaal blijkt verder dat verdachte zich meermaals actief heeft verzet op het moment dat [slachtoffer 2] hem na aanhouding wilde overbrengen naar de politiebus voor transport naar het politiebureau. [slachtoffer 2] heeft daarbij letsel opgelopen in de vorm van een schaafwond op het hoofd. Ook het onder feit 2 tenlastegelegde kan hiermee wettig en overtuigend worden bewezen.