ECLI:NL:RBGEL:2024:7613

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
05/108148-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De zaak vond plaats in Zutphen, onder parketnummer 05/108148-24. De verdachte, geboren in 1970, werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer op 28 maart 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere keren met kracht op het gezicht en lichaam van het slachtoffer had geslagen en hem had getrapt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De verdachte had verklaard dat hij handelde uit een gevoel van bedreiging door het slachtoffer, die hem en zijn kind al langere tijd zou hebben bedreigd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer, maar dat er wel sprake was van voorbedachten rade bij de mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Tevens werd schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de mishandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het onaanvaardbare van eigenrichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/108148-24
Datum uitspraak : 7 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1970 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. G.B. van de Bunt, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats], althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven
voornoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- bij zijn haren heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) naar de grond heeft toegetrokken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn
vuist) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) (wetende dat die [slachtoffer] teelbalkanker heeft gehad) op/tegen/in het kruis/de
balzak heeft getrapt en/of geschopt
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) op/tegen/in de borstkas en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of
het lichaam heeft getrapt en/of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats], althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans één, gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken
neus
heeft toegebracht door
voornoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- bij zijn haren te pakken en/of
- ( vervolgens) naar de grond toe te trekken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn
vuist) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) (wetende dat die [slachtoffer] teelbalkanker heeft gehad) op/tegen/in het kruis/de
balzak te trappen/schoppen
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) op/tegen/in de borstkas en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of
het lichaam te trappen/schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats], althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
voornoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- bij zijn haren heeft gepakt en/of
- ( vervolgens) naar de grond heeft toegetrokken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn
vuist) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) (wetende dat die [slachtoffer] teelbalkanker heeft gehad) op/tegen/in het kruis/de
balzak heeft getrapt en/of geschopt
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) op/tegen/in de borstkas en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of
het lichaam heeft getrapt en/of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats], althans in Nederland,
met voorbedachten rade
[slachtoffer]
heeft mishandeld door
voornoemde [slachtoffer]
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- bij zijn haren te pakken en/of
- ( vervolgens) naar de grond toe te trekken en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn
vuist) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) (wetende dat die [slachtoffer] teelbalkanker heeft gehad) op/tegen/in het kruis/de
balzak te trappen/schoppen
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met
geschoeide voet) op/tegen/in de borstkas en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of
het lichaam te trappen/schoppen
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans één, gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken neus ten gevolge heeft gehad;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat opzet op de dood van aangever ontbreekt. Verdachte dient ook vrij te worden gesproken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de meer en meest subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 28 maart 2024 werd door verdachte telefonisch bij het Operationeel Centrum Oost Nederland gemeld dat hij en zijn kind al maandenlang worden bedreigd en dat de politie nog 5 minuten de tijd heeft om een persoon te redden aan de [adres] in [plaats]. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op de bank zat op het moment dat iemand zijn kamer binnenkwam. De man begon meteen op hem in te slaan. Aangever heeft 8 à 12 klappen bewust meegekregen. Hij voelde meerdere klappen op zijn oren, hoofd en nek. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 maart 2024 vanuit Rotterdam naar de woning van aangever [slachtoffer] in [plaats] is gereden en de woning is binnengegaan. Hij heeft verklaard dat hij al langere tijd door [slachtoffer] wordt bedreigd en dat hij die ochtend de zoveelste tweet van [slachtoffer] toegestuurd kreeg met daarin een bedreiging richting zijn zoon. Dit was voor verdachte de druppel. Verdachte heeft verklaard dat hij het idee kreeg om naar de woning toe te rijden en om [slachtoffer] goed in elkaar te slaan zodat hij voorlopig niet meer kon typen. Verdachte heeft verklaard dat hij de politie heeft gebeld, dat hij daarna de kamer van aangever binnen is gegaan en dat hij [slachtoffer] met gebalde vuist en met kracht meerdere keren heeft geslagen tegen zijn ogen. Hij heeft verklaard dat je mensen die gedronken hebben en cocaïne gebruiken hard moet slaan voor ze wat voelen. Daarna heeft hij [slachtoffer] aan zijn haren op de grond getrokken en nog meer klappen gegeven. Hij heeft acht tot twaalf keer geslagen. Ook heeft hij [slachtoffer] meerdere trappen in de balstreek, op de borstkas en op het gezicht gegeven. Hij heeft verklaard dat hij met zijn voet naar beneden tegen de neus heeft getrapt. Verdachte heeft verklaard dat hij bewust in de balstreek trapte, omdat hij weet dat [slachtoffer] in het verleden teelbalkanker heeft gehad en omdat hij aanneemt dat dat pijnlijk is. Verdachte heeft verklaard dat hij hard sloeg en dat de trappen minder hard waren dan de klappen. Hij droeg schoenen met zachte bekleding en zachte zolen. Verdachte heeft verklaard dat hij de klappen en trappen bewust heeft gericht op de ogen en de neus en dat hij is gestopt op het moment dat [slachtoffer] buiten bewustzijn raakte. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat ze zag dat [slachtoffer] op de grond lag en dat verdachte meerdere keren in het kruis en tegen het hoofd van [slachtoffer] trapte. [5]
Bij [slachtoffer] is sprake van een fractuur aan beide oogkassen en een verdenking van een neusfractuur. Daarnaast had [slachtoffer] meerdere bloeduitstortingen en een kleine verwonding boven het linkeroog en bij de borstkas. [6]
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen met kracht en met gebalde vuist in het gezicht en tegen het hoofd heeft geslagen, dat hij hem aan zijn haren naar de grond heeft getrokken en hem vervolgens meermalen met meer dan geringe kracht en met geschoeide voet heeft getrapt in het kruis, de balzak, op de borstkas, het gezicht en het hoofd.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van verdachte op 28 maart 2024 gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag (primair), een zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade (subsidiair), een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade (meer subsidiair) of een mishandeling met voorbedachten rade, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft (meest subsidiair).
Poging tot doodslag
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] te doden. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat de geweldshandelingen van verdachte van dusdanige kracht waren en onder zodanige omstandigheden plaatsvonden dat een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte weliswaar het hoofd van aangever meerdere malen heeft geraakt, maar de klappen en trappen van verdachte waren gericht tegen de neus en de ogen. Niet elk geweld tegen het gezicht levert een aanmerkelijke kans op de dood op. In het dossier ontbreekt een letselinterpretatie of een ander (medisch) stuk waaruit blijkt dat het bij aangever geconstateerde letsel en/of de gedragingen van verdachte tegen aangever potentieel dodelijk is/zijn geweest. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat voorwaardelijk opzet op de dood niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Zware mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het subsidiaire feit is vereist dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselrapportage van 29 maart 2024 blijkt dat bij [slachtoffer] sprake is van een fractuur aan beide oogkassen en een verdenking van een neusfractuur. Daarnaast had [slachtoffer] meerdere bloeduitstortingen en een kleine verwonding boven het linkeroog en bij de borstkas. De ernst van het letsel wordt ingeschat als matig-ernstig en er is sprake van een abbreviated injury scale score tussen de 2 en 3. Uit de geneeskundige verklaring van 29 maart 2024 volgt dat de genezingsduur van het letsel wordt geschat op 6 tot 12 weken. Uit de stukken van het Gelre Ziekenhuis die bij de vordering van de benadeelde partij gevoegd zijn, is gebleken dat de neus was gebroken.
De rechtbank leidt uit de medische informatie af dat er geen letsel is toegebracht aan vitale organen of ledematen waarbij sprake zal zijn van een blijvende invaliditeit. De genezingsduur van het letsel is geschat op 6 tot 12 weken en dat operatief ingrijpen niet noodzakelijk is geweest.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande en in het licht van eerdergenoemde algemene gezichtspunten, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het door verdachte toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Poging tot zware mishandeling
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot zware mishandeling moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht c.q. het hoofd een (zeer) kwetsbaar lichaamsdeel is. Door met geschoeide voet en met kracht meermalen te trappen tegen dit kwetsbare lichaamsdeel wordt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. Nu het voorgaande een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De hiervoor beschreven geweldshandelingen van verdachte moeten naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Voorbedachten rade
Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij sprake van voorbedachten rade. Verdachte is van Rotterdam naar [plaats] gereden met het idee om [slachtoffer] flink in elkaar te slaan, zodat hij voorlopig niet meer kon typen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij dit van tevoren heeft bedacht wat ook blijkt uit het gegeven dat hij een tas met kleren en toiletartikelen in zijn auto naar [plaats] heeft meegenomen. Hij heeft na aankomst bij de woning van [slachtoffer] de politie gebeld en aan de meldkamer doorgegeven dat zij 5 minuten de tijd hadden om een persoon te redden op het eerdergenoemde adres. Daarna is hij de kamer van [slachtoffer] binnen gelopen en heeft hem daar geslagen en getrapt. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt dit van een weloverwogen plan om [slachtoffer] in elkaar te slaan en is geen sprake van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die in de weg staan aan het aannemen van voorbedachte raad.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiaire ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 maart 2024 te [plaats],
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer]
-
één ofmeermalen
(met meer dan geringe kracht
) (met zijn gebalde vuist
)in het gezicht en
/of
op/tegen het hoofd
en/of lichaamheeft geslagen en
/of
- bij zijn haren heeft gepakt en
/of
-
(vervolgens
)naar de grond heeft toegetrokken en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag
) één ofmeermalen
(met meer dan geringe kracht
) (met zijn
vuist
)in het gezicht en
/of op/tegen het hoofd
en/of lichaamheeft geslagen en
/of
-
(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag
) één ofmeermalen
(met meer dan geringe kracht
) (met
geschoeide voet
) (wetende dat die [slachtoffer] teelbalkanker heeft gehad
) op/tegen/in het kruis/de
balzak heeft getrapt
en/of geschopt
-
(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag
) één ofmeermalen
(met meer dan geringe kracht
) (met
geschoeide voet
)op
/tegen/inde borstkas en
/ofhet gezicht en
/ofhet hoofd
en/of de buik en/of
het lichaamheeft getrapt
en/of geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zijn straf in het kader van het voorarrest al ruim heeft uitgezeten. Indien de rechtbank een aanvullende straf wil opleggen, dan meent de verdediging dat een geheel voorwaardelijke taakstraf het meest passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade op 28 maart 2024. Verdachte heeft [slachtoffer] doelbewust opgezocht in zijn woning en heeft hem fors mishandeld. Dit is een ernstig feit en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De rechtbank gaat daarbij niet voorbij aan het feit dat gebleken is dat verdachte langere tijd door [slachtoffer] is bestookt met dreigende berichten, maar de wijze waarop verdachte het recht in eigen hand heeft genomen en tevens meende daarbij ook te handelen namens anderen is volstrekt onaanvaardbaar. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte een bewuste keuze voor eigenrichting heeft gemaakt. Eigenrichting kan niet worden getolereerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 september 2024. Het risico op recidive wordt in algemene zin ingeschat als laag, maar de reclassering schat in dat het – vanwege de aanhoudende dreiging die verdachte ervaart vanuit [slachtoffer] en vanwege een gebrek aan vertrouwen en steun vanuit overheidsinstanties – mogelijk is dat verdachte opnieuw het heft in eigen hand zal nemen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod.
Gelet op de ernst en de aard van het feit ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als waarschuwing. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden om de kans op recidive te verminderen.
Gelet op de op te leggen straf wijst de rechtbank het door de verdediging ter terechtzitting gedane verzoek om de voorlopige hechtenis per direct op te heffen af. De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 792,16 aan materiële schade en € 3.500 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade van de broek en de schoenen dient te worden afgewezen, vanwege een gebrek aan rechtstreeks verband met het strafbare feit. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de schadevergoedingsplicht te verminderen met 75% vanwege artikel 6:101 BW.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadeposten van het eigen risico van de zorgverzekering, het bebloede T-shirt en de ziekenhuis daggeldvergoeding niet zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft voornoemde schadeposten tot een hoogte van in totaal € 632,26 kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde schade van de kapotte broek en de bebloede schoenen overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een causaal verband tussen het feit en de gevorderde schade. Op de foto’s in het dossier is immers niet te zien dat de broek die de benadeelde partij ten tijde van het feit droeg kapot was ter hoogte van de knie. Ook is op de foto’s te zien dat de benadeelde partij geen schoenen droeg. De rechtbank zal om die reden benadeelde voor deze delen van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van immateriële schade in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dit letsel is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Door de verdediging is een beroep gedaan op de verlaging van de schadevergoedingsverplichting ex artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek nu de benadeelde partij met zijn uitlatingen op social media aanleiding is geweest van de confrontatie. Verdachte heeft zo disproportioneel gereageerd op de gedragingen van de benadeelde partij dat de rechtbank geen grond ziet om, bij het vaststellen van de schadevergoedingsplicht van verdachte, met dat handelen van benadeelde partij rekening te houden. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 3.000 vaststellen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 28 maart 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder het meer subsidiaire ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
o
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich - indien dit tijdens het reclasseringstraject nodig wordt geacht - behandelen voor problemen in de emotieregulatie, door een nog nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
o
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de heer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1975, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
o
Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet in [plaats], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 632,26 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 632,26 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 47 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024141551, gesloten op 16 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 116-117.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 138.
6.Letselrapportage van 29 maart 2024, p 126-132.