ECLI:NL:RBGEL:2024:7606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
410329
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis in civiele zaak tussen BAM Bouw en Techniek B.V. en Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen BAM Bouw en Techniek B.V. (hierna: BAM) en Stichting Paleis Het Loo, Nationaal Museum (hierna: PHL). BAM heeft verzocht om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een tussenvonnis van 3 juli 2024, waarin beslissingen zijn genomen over de toerekening van gebreken aan de lateien en scheurvorming in de vloeren en wanden van de Ondergrondse Uitbreiding. BAM stelt dat de uitkomst van het hoger beroep invloed kan hebben op de bewijsopdracht die in het tussenvonnis is gegeven en op eventuele latere bewijsopdrachten. PHL heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek, stellende dat het toestaan van tussentijds hoger beroep zou leiden tot een onevenredige vertraging van de procedure.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat, hoewel het openstellen van tussentijds hoger beroep kan leiden tot vertraging, de belangen van proceseconomie en de noodzaak om een beslissing te krijgen over belangrijke geschilpunten zwaarder wegen. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek van BAM toe te staan, zodat hoger beroep kan worden ingesteld tegen het tussenvonnis van 3 juli 2024 voordat het eindvonnis is gewezen. De zaak is in afwachting van de procedure in hoger beroep naar de parkeerrol van 2 april 2025 verwezen, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/410329 / HZ ZA 22-312
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
BAM BOUW EN TECHNIEK B.V.,
te Bunnik,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BAM,
advocaat: mr. J.A.M. Smeekens en mr. F. Sanders, te Breda,
tegen
STICHTING PALEIS HET LOO, NATIONAAL MUSEUM,
te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: PHL,
advocaat: mr. B.M.H.C. le Haen-de Croon en mr. E.P.H.S. Verdult te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024
- het bij e-mailbericht van 20 augustus 2024 van de zijde van BAM ingekomen verzoek om hoger beroep in te stellen tegen het tussenvonnis van 3 juli 2024
- de op 10 september 2024 ingekomen schriftelijke reactie van PHL op het verzoek van BAM,
- conclusie uitlating deskundigenbericht van PHL
- conclusie na tussenvonnis – uitlaten deskundige(nbericht) van BAM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
Het verzoek van BAM strekt ertoe om een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van een tussenvonnis slechts is toegestaan tegelijk met hoger beroep tegen het eindvonnis.
2.2.
BAM voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat zij zich niet kan verenigen met de beslissingen van de rechtbank in het tussenvonnis met betrekking tot de toerekening van het gebrek aan de lateien en van de scheurvorming in de vloeren en wanden van de Ondergrondse Uitbreiding. De uitkomst van het in te stellen hoger beroep tegen deze beslissingen van de rechtbank kan van invloed zijn op de bewijsopdracht die in het tussenvonnis van 3 juli 2024 is gegeven en op eventuele latere bewijsopdrachten. Om te voorkomen dat nodeloos tijd en kosten worden gemaakt is het van belang dat tussentijds hoger beroep wordt toegestaan, aldus BAM. PHL maakt hiertegen bezwaar. Volgens PHL leidt dit tot een onevenredige vertraging van de procedure.
2.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep tegen het vonnis van 3 juli 2024 toestaan. Het openstellen van tussentijds hoger beroep leidt weliswaar tot een vertraging van de procedure, maar in deze zaak weegt zwaarder dat in het tussenvonnis is beslist over een belangrijk deel van het geschil dat zijn weerslag heeft op het vervolg van de procedure. Anders dan PHL in haar reactie betoogt, zal in de beoordeling van de vertraging op het kritieke pad naast de lateienproblematiek en de scheurvorming ook (onder meer) het aanleveren van de Uitvoeringsontwerpen moeten worden betrokken. Voor de beoordeling van de vraag of een tekortkoming heeft geleid tot een zekere vertraging op het kritieke pad bestaat belang bij een beslissing in hoger beroep, mede ter voorkoming van onnodige, niet doelmatige bewijsopdracht(en) in deze procedure.
2.4.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank tussentijds hoger beroep toestaan.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat van het tussenvonnis van 3 juli 2024 hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
3.2.
verwijst de zaak in afwachting van de procedure in hoger beroep naar de parkeerrol van 2 april 2025,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. K.H.A. Heenk en
mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.
sa