ECLI:NL:RBGEL:2024:7597

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
05/262521-24; 05/166279-23; 05/165797-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake openlijk geweld, mishandeling en belediging van een ambtenaar met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder openlijk geweld, mishandeling van zijn levensgezel, belediging van een ambtenaar, wederspannigheid en vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 augustus 2024 zijn levensgezel heeft mishandeld door haar te slaan en te duwen, wat resulteerde in letsel. Daarnaast heeft hij op 7 juni 2023 openlijk geweld gepleegd tegen meerdere personen en een ambtenaar beledigd. Op 19 mei 2024 heeft de verdachte zich verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren en een ruit van een politieauto vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van noodweer, zoals door de verdediging werd aangevoerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rol van de verdachte in eerdere geweldsincidenten en zijn alcoholgebruik, wat bijdroeg aan de beslissing om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de Politie Oost-Nederland, tot schadevergoeding toegewezen voor de vernielde ruit van € 655,90, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/262521-24; 05/166279-23; 05/165797-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 8 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. C.T. Pittau, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/262521-24
hij
op of omstreeks 15 augustus 2024
te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
zijn (ex-)partner en/of levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam
te stompen en/of te slaan en/of door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen/aan het
(boven)lichaam te stoten en/of te duwen en/of te trekken en/of door die [slachtoffer 1] (met
kracht) bij de/een arm(en) vast te pakken en/of vast te houden;
ten aanzien van parketnummer 05/166279-23
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2]
openlijk, te weten, op/aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een of meerdere personen, te weten
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4]
en/of tegen een of meer goederen, toebehorend aan [wooncoöperatie] , te weten
- een of meerdere ruiten,
- een deur en/of
- de gevel van de woning op/aan de [adres 2] ,
door
- een of meerdere stoelen en/of banken, althans enig terrasmeubilair te gooien
tegen en/of naar genoemde goederen,
- een of meerdere stoelen en/of banken, althans enig terrasmeubilair te gooien
tegen en/of naar die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en/of
- een of meer slaande en/of duwende bewegingen naar die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] te maken;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Politie
Eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer" en/of "kankerhond",
althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te [plaats 2]
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [brigadier] (werkzaam als brigadier bij de
Politie Eenheid Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd medewerking te verlenen aan een onderzoek van uitgeademde lucht,
hieraan geen gevolg te geven;
ten aanzien van parketnummer 05/165797-24
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Doorwerth, gemeente Renkum,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, te weten [hoofdagent]
(Hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [agent] (Agent bij de Eenheid
Oost-Nederland) en/of [aspirant] (Aspirant bij de Eenheid Oost-Nederland),
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter
aanhouding van de verdachte, door;
- zijn armen uit de greep van de verbalisanten los te trekken en/of te rukken en/of
- meermaals met zijn hoofd, althans het lichaam, tegen de dienstauto van de
verbalisanten te slaan en/of te stompen en/of
- zijn hoofd, althans het lichaam, achterover te slaan en/of te gooien waardoor zijn
hoofd, althans het lichaam, tegen het hoofd, althans het lichaam, van verbalisant
[aspirant] terechtkwam;
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Doorwerth, gemeente Renkum
opzettelijk en wederrechtelijk een voorruit van een dienstauto, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan Nationale Politie, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
3.
hij op of omstreeks 19 mei 2024 te Arnhem
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig
wettelijk voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij
geweldplegers en/of artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent] (Hoofdagent
bij de Eenheid Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had
gevorderd om mee te werken aan de ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/262521-24 [1]
Ten aanzien van het feit
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat het wettig bewijs ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] beschrijven dat zij op 15 augustus 2024 verzocht werden om naar de [adres 1] in [plaats 1] te gaan. Daar was een vrouw mishandeld door haar man. Toen de verbalisanten ter plaatse kwamen sprak [verbalisant 3] met [slachtoffer 1] . Zij gaf aan dat zij in haar gezicht was geslagen door haar partner [verdachte] . [verbalisant 3] heeft beschreven dat hij zag dat [slachtoffer 1] zichtbaar overstuur en erg emotioneel was. [verbalisant 3] zag dat [slachtoffer 1] letsel had onder haar rechteroog, op haar beide armen en in haar hals. Onder haar oog had zij een verdikking, die rood van kleur was. Ook had [slachtoffer 1] een bloeduitstorting op haar beide onderarmen. De verbalisanten zagen dat het letsel onder het oog vrij recent was, omdat het letsel rood van kleur was en erg opgezwollen. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn partner [slachtoffer 1] hard heeft vastgepakt en naar binnen heeft getrokken. Er is door hem geduwd en getrokken en hij heeft haar armen vastgepakt. Het letsel kan ontstaan zijn door het duwen en trekken. [3]
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Zij overweegt hiertoe het volgende.
[slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de verbalisanten verklaard dat zij in haar gezicht is geslagen door verdachte. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Deze verklaring wordt voorts ondersteund door het letsel dat de verbalisanten bij haar aantroffen, namelijk de verdikking onder haar oog, die rood van kleur was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] stevig heeft vastgepakt bij haar armen. Ook dit wordt ondersteund door letsel dat bij haar is aangetroffen, namelijk de bloeduitstortingen op haar beide onderarmen. Ook is door verdachte geduwd en getrokken.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld. Daarmee acht zij het feit wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05/166279-23 [4]
Ten aanzien van feit 1
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 32-33;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet vast is komen te staan dat slaande en/of duwende bewegingen naar [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zijn gemaakt en zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Evenmin kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat het geweld zich naast [slachtoffer 2] ook richtte tegen de andere genoemde personen, zodat verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 101;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
Ten aanzien van feit 3
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 57;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
Parketnummer 05/165797-24 [5]
Ten aanzien van feit 1
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 35;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
Ten aanzien van feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] (namens Nationale Politie), p. 15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
Ten aanzien van feit 3
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 36;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/262521-24
hij
op
of omstreeks15 augustus 2024
te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
zijn
(ex-)partner en/of levensgezel,
althans een persoon,te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
een of meerdere malen (met kracht
)tegen het hoofd
en/of het (boven)lichaam
te stompen en/ofte slaan en
/of door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen/aan het
(boven)lichaam te stoten en/ofte duwen en
/ofte trekken en
/ofdoor die [slachtoffer 1]
(met
kracht
)bij de
/eenarm
(en
)vast te pakken en
/ofvast te houden;
ten aanzien van parketnummer 05/166279-23
1.
hij op
of omstreeks7 juni 2023 te [plaats 2]
openlijk, te weten,
op/aan de [adres 2]
, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een
of meerdereperso
on
en, te weten
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4]
en
/oftegen
een of meergoederen, toebehorend aan [wooncoöperatie] , te weten
-
een ofmeerdere ruiten,
- een deur en/of
- de gevel van de woning
op/aan de [adres 2] ,
door
-
een of meerderestoelen
en/of banken, althans enig terrasmeubilairte gooien
tegen
en/of naargenoemd
egoederen,
-
een of meerderestoelen
en/of banken, althans enig terrasmeubilairte gooien
tegen en/ofnaar die [slachtoffer 2]
, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , en/of
- een of meer slaande en/of duwende bewegingen naar die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] te maken;
2.
hij op
of omstreeks7 juni 2023 te [plaats 2] ,
althans in Nederland,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Politie
Eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening,
in zijn
/haartegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem
/haarde woorden toe te voegen: "kankerhoer" en
/of"kankerhond"
,
althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te [plaats 2]
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel
of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [brigadier] (werkzaam als brigadier bij de
Politie Eenheid Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en
/of
belast met en
/ofbevoegd verklaard tot het opsporen en
/ofonderzoeken van
strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen
of van hem
had gevorderdmedewerking te verlenen aan een onderzoek van uitgeademde lucht,
hieraan geen gevolg te geven;
ten aanzien van parketnummer 05/165797-24
1.
hij op
of omstreeks19 mei 2024 te Doorwerth, gemeente Renkum,
zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen
een of meerdereambtenaren, te weten [hoofdagent]
(Hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en
/of[agent] (Agent bij de Eenheid
Oost-Nederland) en
/of[aspirant] (Aspirant bij de Eenheid Oost-Nederland),
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter
aanhouding van de verdachte, door;
- zijn armen uit de greep van de verbalisanten los te trekken en
/ofte rukken en
/of
- meermaals met zijn hoofd
, althans het lichaam,tegen de dienstauto van de
verbalisanten te slaan
en/of te stompenen
/of
- zijn hoofd
, althans het lichaam,achterover te slaan
en/of te gooienwaardoor zijn
hoofd
, althans het lichaam,tegen het hoofd
, althans het lichaam,van verbalisant
[aspirant] terechtkwam;
2.
hij op
of omstreeks19 mei 2024 te Doorwerth, gemeente Renkum
,
opzettelijk en wederrechtelijk een voorruit van een dienstauto,
in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan Nationale Politie
, in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
3.
hij op
of omstreeks19 mei 2024 te Arnhem
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel
of een vordering, krachtens enig
wettelijk voorschrift, te weten op grond van de Wet middelenonderzoek bij
geweldplegers en/of artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent] (Hoofdagent
bij de Eenheid Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en
/of
belast met en
/ofbevoegd verklaard tot het opsporen en
/ofonderzoeken van
strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen
of van hem had
gevorderdom mee te werken aan de ademanalyse, hieraan geen gevolg te geven;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/262521-24 feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Ten aanzien van parketnummer 05/166279-23 feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Ten aanzien van parketnummer 05/166279-23 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Ten aanzien van parketnummer 05/166279-23 feit 3 en parketnummer 05/165797-24 feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast
Ten aanzien van parketnummer 05/165797-24 feit 1:
wederspannigheid, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 05/165797-24 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van 05/166279-23 feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte meende zichzelf te moeten verdedigen tegen een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 3] en [kleinzoon] .
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweer, nu geen sprake is van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uit de camerabeelden blijkt van enige afstand tot de andere betrokkenen. Verdachte kon samen met de medeverdachten naar de auto lopen en vertrekken, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt het volgende. Noodweer betekent een rechtvaardiging van het gebruik van geweld, iets dat normaliter verboden is. Daar worden dan ook eisen aan gesteld. De basiseis is dat er sprake is van een aanval of minst genomen een dreigende aanval op iemand, waartegen betrokkene zich moet verdedigen (waarbij ook de aanval tegen een ander aanleiding kan zijn voor zelfverdediging).
De vermeende handelingen van [slachtoffer 2] en [kleinzoon] (de kleinzoon van [slachtoffer 2] ) leveren niet een dergelijke (dreigende) aanval op tegen iemand in de groep van verdachten. Zo heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat [slachtoffer 2] een mes bij zich droeg, dan wel dat hij op (één van) de verdachten afkwam (hiermee).
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden vast dat medeverdachte [medeverdachte] op enig moment een mes in zijn handen heeft gehad. Door de verdediging is aangevoerd dat [medeverdachte] dit mes heeft afgepakt van [kleinzoon] . Op de camerabeelden is onvoldoende duidelijk te zien voor de rechtbank of dat dit inderdaad het geval is. Te zien is dat [medeverdachte] in de buurt van een jonge jongen staat, dat er een beweging plaatsvindt, maar niet duidelijk is dat [medeverdachte] op dat moment inderdaad een mes afpakt. Maar zelfs als de lezing van de verdediging wordt gevolgd, dan heeft te gelden dat uit de camerabeelden op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de handelingen van [kleinzoon] zodanig waren, dat verdachte en/of de medeverdachten zich hiertegen moesten verweren.
Verder kan het handelen van de verdachten op grond van de uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend, namelijk gericht op een confrontatie. Zo is verdachte, samen met de medeverdachten, naar de [adres 2] in [plaats 2] gegaan en hebben zij daar de confrontatie gezocht. Vervolgens lopen zij tijdens de confrontatie, hoewel ze daar alle ruimte voor hebben, ook niet weg richting hun auto, maar blijven ze zich keer op keer (dreigend) richting de woning bewegen.
Er was dus geen sprake van een noodweersituatie waardoor verdachten genoopt en gerechtvaardigd waren geweld te gebruiken. Het feit is derhalve strafbaar.
Ten aanzien van de overige feiten
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast verzoekt zij om aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole te worden gekoppeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden te matigen en de hulpverlening door middel van bijzondere voorwaarden binnen die straf vorm te geven. Speciale preventie is hier van belang en verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan hulpverlening.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] en een woning. Hij is samen met de medeverdachten naar diens woning gegaan om de confrontatie te zoeken. Daarbij zijn tuinstoelen gegooid richting [slachtoffer 2] en de woning. Hierbij zijn meerdere ruiten vernield. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden in een woonwijk en buurtgenoten zijn daar getuige van geweest. Dergelijke geweldplegingen zijn bedreigend voor degenen tegen wie het is gericht en roepen ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn en in het algemeen in de samenleving gevoelens van onveiligheid op. De rechtbank houdt echter ook rekening met de rol van [slachtoffer 2] en zijn familie in dit conflict. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een al langer spelend conflict, waar ook zij zich niet onbetuigd hebben gelaten en er over en weer aangiftes zijn gedaan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, vernieling van de ruit van een politieauto, wederspannigheid, belediging van een ambtenaar en het niet voldoen aan een vordering om een alcoholtest te doen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich meerdere malen gewelddadig heeft gedragen, onder meer tegenover zijn eigen partner die zich bij hem juist veilig zou moeten voelen en acht het zorgelijk dat deze feiten alle hebben plaatsgevonden in een kort tijdsbestek van iets meer dan een jaar. Het geweld tegen de agenten getuigt niet alleen van onbeheerst gedrag, maar vooral ook van een gebrek aan respect voor personen die met hun werk bijdragen aan de veiligheid en leefbaarheid van de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich in de afgelopen vijf jaar eerder schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid en belediging van een ambtenaar. De rechtbank meent daarom dat sprake is van relevante recidive en zal dit in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 januari 2024. Hieruit volgt dat de reclassering verdachte zijn alcoholgebruik, zijn psychosociaal functioneren, zijn relaties en sociale netwerk ziet als delictgerelateerde factoren. Alcohol heeft bij de openlijke geweldpleging vermoedelijk een emotieverhogende en ontremmende werking gehad. De kans op agressie lijkt toe te nemen bij het gebruik van alcohol. Daarnaast neemt de reclassering beperkte probleemoplossende vaardigheden en signalen van inadequate coping waar bij verdachte. Dit maakt dat alcoholgebruik en zijn psychosociale functioneren als grootste risicofactoren worden gezien voor de kans op gewelddadige recidive. Verdachte zou gestopt zijn met het drinken van alcohol, maar de reclassering maakt zich wel zorgen of verdachte dit in de toekomst zal volhouden. De reclassering schat de kans op letselschade in als hoog. Gelet hierop adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, locatieverbod en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank vindt het positief dat verdachte zich ter zitting gemotiveerd heeft getoond om aan zijn problemen te werken. Gelet op de ernst en de hoeveelheid feiten is de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, echter wel van oordeel dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Dit is, als zogenoemde ‘stok achter de deur’, van belang om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Zij acht de geadviseerde bijzondere voorwaarden passend om de kans op recidive in te perken. De rechtbank vindt ook een taakstraf in dit geval passend. Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank de voorwaarden zoals hiervoor benoemd. Daarnaast zal zij aan verdachte een taakstraf opleggen van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Parketnummer 05/165797-24
De benadeelde partij Politie Oost-Nederland heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 655,90 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Zij acht het niet noodzakelijk om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te vorderen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank constateert dat de schadepost niet inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering van € 655,90 voor de vernielde ruit geheel kan worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van de gevorderde bedragen aan de Staat, zoals door de benadeelde is verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel, zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom niet passend.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141, 180, 184, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
o zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/165797-24 feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Politie Oost-Nederland van € 655,90 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. J. F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. J. F. van Halderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024380390, gesloten op 19 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023255150, gesloten op 9 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024228730, gesloten op 25 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.