ECLI:NL:RBGEL:2024:7595

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
05/195219-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweldpleging in vereniging met vernieling en mishandeling

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweldplegen in vereniging, mishandeling, belediging van een ambtenaar, niet voldoen aan ambtelijk bevel, wederspannigheid en vernieling. De zaak vond plaats op 7 juni 2023 in [plaats], waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en de woning van [wooncoöperatie]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk naar de woning zijn gegaan en daar tuinstoelen hebben gegooid, wat resulteerde in vernieling van ruiten en andere schade aan de woning. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangevers beoordeeld, maar kon niet vaststellen wat er precies is gebeurd. De rechtbank heeft zich daarom voornamelijk gebaseerd op objectieve bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden. De verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft ook een geldboete van 600 euro opgelegd, te vervangen door 12 dagen hechtenis, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweldplegen in vereniging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/195219-23
Datum uitspraak : 8 oktober 2024
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Raadsman: mr. Y. ten Tuijnte, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats]
openlijk, te weten, op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een of meerdere personen, te weten
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3]
en/of tegen een of meer goederen, toebehorend aan [wooncoöperatie] , te weten
- een of meerdere ruiten,
- een deur en/of
- de gevel van de woning op/aan de [adres] ,
door
- een of meerdere stoelen en/of banken, althans enig terrasmeubilair te gooien
tegen en/of naar genoemde goederen,
- een of meerdere stoelen en/of banken, althans enig terrasmeubilair te gooien
tegen en/of naar die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of
- een of meer slaande en/of duwende bewegingen naar die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] te maken;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van het feit
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de slaande en/of duwende bewegingen naar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het geweld tegen personen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de lezingen van de verdachten en de aangevers over het incident uiteenlopen. Door beide kampen zijn verklaringen afgelegd en ieder heeft daarbij zijn of haar eigen belang. De rechtbank heeft niet op basis van deze verklaringen kunnen vaststellen wat zich precies heeft afgespeeld op 7 juni 2023 aan de [adres] in [plaats] . Daarom spitst de (beoordeling door de) rechtbank zich voornamelijk toe op de objectieve bewijsmiddelen.
Door verbalisant [verbalisant 1] zijn camerabeelden bekeken, die afkomstig waren van een getuige. Hij zag een persoon geheel in het licht gekleed met donkere schoenen met een witte zool. Uit het proces-verbaal van bevindingen van collega [verbalisant 2] ( [nummer] ) komt naar voren dat dit “de Franse” [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -1995 te
[geboorteplaats] moet zijn, die verder dader 1 wordt genoemd. [2]
Daarnaast zag [verbalisant 1] een persoon met een licht overhemd en een blauwe spijkerbroek. Uit het proces-verbaal van bevindingen van collega [verbalisant 2] komt naar voren dat dit de Nederlandse [dader 2] (
de rechtbank begrijpt [dader 2] )[dader 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1993 te [plaats] moet zijn, die verder dader 2 wordt genoemd. [3]
Ook beschrijft [verbalisant 1] een persoon in het donker gekleed. Uit het proces-verbaal van bevindingen van collega [verbalisant 2] komt naar voren dat dit [dader 3] , geboren op [geboortedatum 3] -2003 te [plaats] moet zijn. Verder te noemen dader 3. [4]
[verbalisant 1] ziet op de beelden dat dader 1 (
de rechtbank: verdachte) als eerste achteruit loopt. Vervolgens loopt de man met een kleine boog naar het tuinmeubilair en pakt met zijn rechterhand een tuinstoel beet (00:27 seconden). Dan is het beeld een aantal seconden zwart, waardoor er niet zichtbaar is wat er met de stoel gebeurt. Als het beeld weer duidelijk is, ziet [verbalisant 1] dat dader 1 een stoel aangeeft aan dader 2. Na ongeveer één minuut en 38 seconden is te zien dat de drie daders teruglopen naar een voertuig. Na één minuut en 55 seconden stapt dader 1 in het voertuig aan de passagierszijde voorin. Vervolgens rijdt het voertuig weg. [5]
Daarnaast ziet [verbalisant 1] op de beelden dat dader 2 achteruit loopt en direct met beide handen tuinmeubilair beetpakt. Na 25 seconden is te zien dat hij met zijn rechterhand de tuinstoel naar achteren beweegt en kennelijk met veel kracht in de richting van de woning gooit. Dan pakt dader 2 de gegooide stoel weer op met zijn linkerhand, neemt deze over in zijn rechterhand en wijst in de richting van de woning. Dan is het beeld een aantal seconden zwart en dan ziet hij dat dader 2 met zijn rechterhand de stoel naar achteren beweegt en kennelijk met veel kracht wederom in de richting van de woning gooit (00:49 seconden). Na één minuut en 37 seconden is te zien dat dader 2 naar het voertuig loopt en gevolgd wordt door twee vrouwen. Dader 2 stapt in het voertuig aan de bestuurderszijde en rijdt met open portier weg. [6]
Ook ziet [verbalisant 1] op de beelden dat dader 3 achteruitloopt, waarbij hij wordt vastgehouden
aan zijn rechterhand door de persoon met ontbloot bovenlichaam. Even later ziet [verbalisant 1] dat dader 3 met zijn linkerhand een tuinstoel beetpakt. Dan is het beeld en aantal seconden zwart waardoor er niet zichtbaar is wat er dan met die stoel gebeurt. Na één minuut en drie seconden is te zien dat dader 3 met zijn linkerhand een tuinstoel beet heeft en kennelijk met veel kracht deze in de richting van de woning gooit. Dader 3 loopt dan al gedeeltelijk in de richting van het voertuig. Even later opent hij het bestuurdersportier, loopt via de achterzijde van het voertuig naar de passagierszijde en stapt achterin het voertuig. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] zag, toen hij aankwam bij de woning aan het [adres] (
de rechtbank begrijpt [adres]) te [plaats] , dat van de woning meerdere ruiten waren ingegooid. [8] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de woning een huurwoning is van woningcorporatie [wooncoöperatie] . [9]
Medeverdachte [dader 3] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 7 juni 2023 samen met zijn broer en zwager ( [dader 2] en [verdachte] ) naar het huis van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) in [plaats] is gegaan. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] daar bij de voordeur stond. [dader 2] ( [dader 2] ) pakte een stoel en gooide die richting [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]). [10]
Openlijke geweldpleging
Van het "in vereniging" plegen van openlijk geweld is sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Er zal ook moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen personen of goederen.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen is opgetrokken met de medeverdachten. Zij zijn samen naar de woning aan de [adres] in [plaats] gegaan, waar [slachtoffer 1] zich op dat moment bevond. Daar hebben zij gezamenlijk geweld gepleegd. Verdachte heeft een tuinstoel gepakt. Daarnaast heeft hij een stoel aangegeven aan [dader 3] , die laatstgenoemde vervolgens tweemaal richting de woning heeft gegooid. Ook [dader 2] gooide op dat moment met een tuinstoel richting de woning en [slachtoffer 1] . Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en de medeverdachten gezamenlijk zijn vertrokken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waar verdachte ook een significante en wezenlijke bijdrage aan geleverd. Verder stelt de rechtbank op grond van het bewijs vast dat het geweld heeft plaatsgevonden aan de openbare weg en zichtbaar was voor andere personen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er openlijk en in vereniging geweld is gepleegd door het gooien van stoelen in de richting van de woning en van [slachtoffer 1] , die zich in de deuropening bevond. De gevel, de deur en de ruiten maken onderdeel uit van de woning, er zijn stoelen in die richting gegooid waarbij er ook een aantal ruiten is vernield. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het geweld zich ook richtte tegen de andere genoemde personen.
Verder is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet vast is komen te staan dat slaande en/of duwende bewegingen naar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zijn gemaakt.
Gelet op voorgaande overwegingen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, als na te melden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 juni 2023 te [plaats]
openlijk, te weten,
op/aan de [adres]
, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een
of meerdereperso
on
en, te weten
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3]
en
/oftegen
een of meergoederen, toebehorend aan [wooncoöperatie] , te weten
-
een ofmeerdere ruiten,
- een deur en/of
- de gevel van de woning
op/aan de [adres] ,
door
-
een of meerderestoelen
en/of banken, althans enig terrasmeubilairte gooien
tegen
en/of naargenoemd
egoederen,
-
een of meerderestoelen
en/of banken, althans enig terrasmeubilairte gooien
tegen en/ofnaar die [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , en/of
- een of meer slaande en/of duwende bewegingen naar die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] te maken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte meende zichzelf te moeten verdedigen tegen een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] en [kleinzoon slachtoffer 1] .
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweer, nu geen sprake is van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uit de camerabeelden blijkt van enige afstand tot de andere betrokkenen. Verdachte kon samen met de medeverdachten naar de auto lopen en vertrekken, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt het volgende. Noodweer betekent een rechtvaardiging van het gebruik van geweld, iets dat normaliter verboden is. Daar worden dan ook eisen aan gesteld. De basiseis is dat er sprake is van een aanval of minst genomen een dreigende aanval op iemand, waartegen betrokkene zich moet verdedigen (waarbij ook de aanval tegen een ander aanleiding kan zijn voor zelfverdediging).
De vermeende handelingen van [slachtoffer 1] en [kleinzoon slachtoffer 1] (de kleinzoon van [slachtoffer 1] ) leveren niet een dergelijke (dreigende) aanval op tegen iemand in de groep van verdachten. Zo heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat [slachtoffer 1] een mes bij zich droeg, dan wel dat hij op (één van) de verdachten afkwam (hiermee).
De rechtbank stelt op grond van de camerabeelden vast dat medeverdachte [dader 3] op enig moment een mes in zijn handen heeft gehad. Door de verdediging is aangevoerd dat [dader 3] dit mes heeft afgepakt van [kleinzoon slachtoffer 1] . Op de camerabeelden is onvoldoende duidelijk te zien voor de rechtbank of dat dit inderdaad het geval is. Te zien is dat [dader 3] in de buurt van een jonge jongen staat, dat er een beweging plaatsvindt, maar niet duidelijk is dat [dader 3] op dat moment inderdaad een mes afpakt. Maar zelfs als de lezing van de verdediging wordt gevolgd, dan heeft te gelden dat uit de camerabeelden op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de handelingen van [kleinzoon slachtoffer 1] zodanig waren, dat verdachte en/of de medeverdachten zich hiertegen moesten verweren.
Verder kan het handelen van de verdachten op grond van de uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend, namelijk gericht op een confrontatie. Zo is verdachte, samen met de medeverdachten, naar de [adres] in [plaats] gegaan en hebben zij daar de confrontatie gezocht. Vervolgens lopen zij tijdens de confrontatie, hoewel ze daar alle ruimte voor hebben, ook niet weg richting hun auto, maar blijven ze zich keer op keer (dreigend) richting de woning bewegen.
Er was dus geen sprake van een noodweersituatie waardoor verdachten genoopt en gerechtvaardigd waren geweld te gebruiken. Het feit is derhalve strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast dient een geldboete van 600 euro, te vervangen door 12 dagen hechtenis te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring, de voorgestelde eis het meest passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en de woning. Hij is samen met de medeverdachten naar diens woning gegaan om de confrontatie te zoeken. Daarbij zijn tuinstoelen gegooid richting [slachtoffer 1] en de woning. Hierbij zijn meerdere ruiten vernield. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden in een woonwijk en buurtgenoten zijn daar getuige van geweest. Dergelijke geweldplegingen zijn bedreigend voor degenen tegen wie het is gericht en roepen ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn en in het algemeen in de samenleving gevoelens van onveiligheid op. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich gewelddadig heeft gedragen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Verder houdt de rechtbank rekening met de rol van [slachtoffer 1] en zijn familie in dit conflict. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een al langer spelend conflict, waar ook zij zich niet onbetuigd hebben gelaten en er over en weer aangiftes zijn gedaan.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Daarom zal zij aan verdachte opleggen een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast wordt een geldboete van 600 euro, te vervangen door 12 dagen hechtenis opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 600,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. J.F. van Halderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023255150, gesloten op 9 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 32-33.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
8.Het proces-verbaal van aanhouding van [dader 3] , p. 85.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 16.
10.De verklaring van medeverdachte [dader 3] afgelegd bij de rechter-commissaris op 8 februari 2024, p. 2.