ECLI:NL:RBGEL:2024:7569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
10751077
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak over ontvankelijkheid en incassomandaat met betrekking tot voorschotbijdragen

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen een Vereniging van Eigenaars (VvE) en een appartementseigenaar over de betaling van voorschotbijdragen. De VvE heeft de eigenaar, gedaagde partij, aangesproken op een achterstand in de betaling van deze bijdragen, die tot en met juli 2024 is opgelopen tot € 2.643,06. De VvE vordert betaling van een totaalbedrag van € 3.491,74, vermeerderd met wettelijke rente en toekomstige voorschotbijdragen. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en zich beroepen op opschorting van betaling, stellende dat het bestuur van de VvE onrechtmatig heeft gehandeld en dat er een tegenvordering bestaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE bevoegd was om de procedure te voeren op basis van een incassomandaat dat door de Algemene Ledenvergadering was verleend. De gedaagde partij is niet gevolgd in haar verweer en het beroep op opschorting is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij de verschuldigde voorschotbijdragen dient te betalen en heeft de vordering van de VvE toegewezen tot een bedrag van € 3.130,58, inclusief wettelijke rente en proceskosten. In reconventie heeft de gedaagde partij geen recht op schadevergoeding kunnen onderbouwen, waardoor haar vordering is afgewezen. De proceskosten in reconventie zijn eveneens voor rekening van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10751077 \ CV EXPL 23-3249
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv/verw in reconv] ,
gemachtigde: mr. S.J. Schultze,
tegen
[ged in conv/eis in reconv],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged in conv/eis in reconv] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 17 januari 2024 en de daarin genoemde processtukken,
- de (aanvullende) conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens akte houdende wijziging van eis,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens akte houdende wijziging van eis,
- de conclusie van dupliek in reconventie, teven akte overlegging producties en akte vermeerdering eis in conventie,
- de akte uitlaten vermeerdering van eis in conventie en akte uitlaten producties in reconventie,
- de brief van 27 augustus 2024 van mr. Schultze,
- de brief van 11 september 2024 van [ged in conv/eis in reconv] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van 26 oktober 1993 is het appartementencomplex gelegen aan [adres] in appartementsrechten gesplitst. Bij die gelegenheid is [eis in conv/verw in reconv] opgericht.
2.2.
[ged in conv/eis in reconv] is eigenaar van het appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente [nummer] .
2.3.
De door de appartementseigenaars te betalen maandelijkse (voorschot-)bijdragen in de kosten van beheer en onderhoud van het appartementencomplex (hierna: de voorschotbijdrage) is laatstelijk vastgesteld op € 180,58 per maand.
2.4.
Op de rechtsverhouding van partijen is het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van januari 1992 (hierna: het Modelreglement) van toepassing. Artikel 41 lid 4 van het Modelreglement luidt als volgt:
“Het bestuur behoeft de machtiging van de vergadering voor het instellen van en berusten in rechtsvorderingen en het aangaan van dadingen, alsmede voor het verrichten van rechtshandelingen en het geven van kwijtingen een belang van een nadere door de vergadering vast te stellen bedrag te boven gaand.
Het bestuur behoeft geen machtiging om in een geding verweer te voeren en voor het nemen van conservatoire maatregelen.”
2.5.
Op 16 november 2023 heeft een vergadering van [eis in conv/verw in reconv] plaatsgevonden. In de daarvan opgestelde notulen is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
11. Incassomandaat binnen [eis in conv/verw in reconv]
De Vergadering van Eigenaars machtigt het bestuur/de bestuurder om na verzending van twee vergeefse herinneringsbrieven vorderingen uit hoofde van niet-betaalde (voorschot)bijdragen en andere vorderingen ter incasso aan de incassoafdeling van een advocatenkantoor over te dragen en die buitengerechtelijke en gerechtelijke stappen (daaronder begrepen het eventueel instellen van hoger beroep) ter incasso van die vorderingen in te zetten, die het bestuur/de bestuurder naar zijn oordeel nodig acht, voorts om namens de Vereniging van Eigenaars in rechte te verschijnen en tenslotte datgene te doen, wat rechtens noodzakelijk is, waaronder het verstrekken van inlichtingen en het beproeven en het zo nodig tot stand brengen van een minnelijke regeling. Desgevraagd zijn er 39 stemmen voor en 1 stem tegen. Besluit: De ALV gaat akkoord met het incassomandaat.
(…)”
2.6.
[ged in conv/eis in reconv] heeft een achterstand laten ontstaan in de betaling van de voorschotbijdrage. Gerekend tot en met juli 2024 bedraagt deze achterstand € 2.643,06.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eis in conv/verw in reconv] vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zover de wet zulks toelaat, [ged in conv/eis in reconv] zal veroordelen:
1. tot betaling van een bedrag van € 3.491,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.017,84, vanaf de datum van de dagvaarding, alles tot aan de datum van volledige betaling,
2. tot betaling van de nog te vervallen (voorschot-)bijdragen ad € 180,58 per maand, vermeerderd met de eventuele door [eis in conv/verw in reconv] vast te stellen maandelijkse verhoging, met ingang van 1 augustus 2024,
alsmede [ged in conv/eis in reconv] zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in reconventie
3.2.
[ged in conv/eis in reconv] vordert, althans zo wordt haar vordering na de laatste wijziging van eis van 3 juli 2024 begrepen, dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eis in conv/verw in reconv] zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 1.531,80‬,
2. zal verklaren voor recht dat [eis in conv/verw in reconv] jegens [ged in conv/eis in reconv] onrechtmatig heeft gehandeld, met dien verstande dat het schadevergoedingsrecht wordt beperkt tot een bedrag van € 25.000,00,
alsmede [eis in conv/verw in reconv] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen hebben verweer gevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de onderscheiden vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de wederpartij in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[ged in conv/eis in reconv] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eis in conv/verw in reconv]
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] niet door de Vergadering van Eigenaars is gemachtigd om onderhavige vordering in te stellen.
4.1.1.
[eis in conv/verw in reconv] dient op grond van het bepaalde in artikel 41 lid 4 van het Modelreglement te beschikken over een machtiging van de Vergadering van Eigenaars om rechtsvorderingen in te stellen. Uit de door [eis in conv/verw in reconv] overgelegde notulen van 16 november 2023, waarvan [ged in conv/eis in reconv] de juistheid niet heeft betwist, blijkt dat de Vergadering van Eigenaars een incassomandaat heeft verstrekt aan het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] . Dit mandaat houdt volgens de notulen in dat het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] vorderingen uit hoofde van niet-betaalde (voorschot)bijdragen ter incasso aan de incassoafdeling van een advocatenkantoor mag overdragen die vervolgens buitengerechtelijke en gerechtelijke stappen ter incasso van die vordering kan inzetten. In onderhavige procedure is sprake van diverse onbetaald gelaten voorschotbijdragen. [eis in conv/verw in reconv] is derhalve op grond van het incassomandaat gemachtigd om onderhavige procedure te voeren.
4.1.2.
Volgens [ged in conv/eis in reconv] is sprake van een overschrijding van het incassomandaat.
Zij heeft in dit verband verwezen naar artikel 49 van het Huishoudelijk Reglement. Daarin is bepaald dat het bestuur tot een bedrag van € 5.000,00 (excl. btw) per jaar aan opdrachten mag plaatsen
zonder voorafgaand akkoord van de Ledenvergadering. De kantonrechter overweegt dat [eis in conv/verw in reconv] in onderhavig geval beschikt over een incassomandaat en daarmee over een voorafgaand akkoord van de Vergadering van Eigenaars. Voormeld artikel mist derhalve toepassing.
4.1.3.
[ged in conv/eis in reconv] meent dat het incassomandaat in strijd is met artikel 5:133 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omdat, zo stelt zij, sprake is van een tegenstijdig belang tussen de gezamenlijke appartementseigenaars en de bestuurder(s). [ged in conv/eis in reconv] wordt niet in dit standpunt gevolgd. In conventie staat de vraag centraal of [ged in conv/eis in reconv] de gevorderde voorschotbijdrage dient te betalen. Zowel het bestuur als de gezamenlijke appartementseigenaars hebben er belang bij dat deze vordering door [eis in conv/verw in reconv] wordt geïnd. Van een tegenstrijdig belang is dan ook geen sprake.
4.1.4.
[ged in conv/eis in reconv] heeft voorts nog aangevoerd dat [eis in conv/verw in reconv] buiten haar incassomandaat is getreden omdat zij verweer heeft gevoerd in het incident. De vraag of [eis in conv/verw in reconv] in het incident al dan niet bevoegd was verweer te voeren doet thans in de hoofdzaak echter niet ter zake. Aan de stellingen van [ged in conv/eis in reconv] op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan.
4.1.5.
De conclusie is dat [eis in conv/verw in reconv] bevoegd is om onderhavige procedure te voeren en dat zij ontvankelijk is in haar vordering.
4.2.
[eis in conv/verw in reconv] heeft haar eis vermeerderd, laatstelijk op de rol van 31 juli 2024. [ged in conv/eis in reconv] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op grond van artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het [eis in conv/verw in reconv] in elke stand van de procedure toegestaan haar eis te vermeerderen, tenzij dat in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Door [ged in conv/eis in reconv] is niet gesteld en evenmin is gebleken dat de eisvermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Omdat [ged in conv/eis in reconv] de gelegenheid heeft gekregen om te reageren op de eisvermeerdering valt zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de eisvermeerdering in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Dit betekent dat op de vermeerderde eis zal worden beslist.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of [ged in conv/eis in reconv] de door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde voorschotbijdrage dient te betalen. Vast staat dat [ged in conv/eis in reconv] gerekend tot en met juli 2024 een achterstand in de betaling van de voorschotbijdrage heeft laten ontstaan van € 2.643,06. [ged in conv/eis in reconv] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag op zichzelf niet betwist maar heeft zich (primair) beroepen op opschorting. Zij heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] de door de eigenaren betaalde voorschotbijdragen niet goed beheert en middelen heeft onttrokken aan de kas van [eis in conv/verw in reconv] . Onder deze omstandigheden is het gerechtvaardigd dat [ged in conv/eis in reconv] de voorschotbijdragen opschort tot het moment waarop tot de bodem is uitgezocht hoeveel geld is verdwenen en dit geld is terugbetaald, aldus [ged in conv/eis in reconv] .
4.4.
[ged in conv/eis in reconv] beroept zich kennelijk op het algemene opschortingsrecht van artikel 6:52 BW omdat de betaling van de voorschotbijdrage en de tegenvordering van [ged in conv/eis in reconv] op [eis in conv/verw in reconv] geen tegenover elkaar staande verbintenissen zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 6:52 BW is [ged in conv/eis in reconv] bevoegd de nakoming van haar verbintenis (in dit geval de betaling van de voorschotbijdrage) op te schorten tot voldoening van haar vordering plaatsvindt, indien zij een opeisbare vordering heeft op [eis in conv/verw in reconv] en tussen die vordering en de betaling van de voorschotbijdrage voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Aan deze vereisten is, anders dan [ged in conv/eis in reconv] meent, niet voldaan. In de eerste plaats is het bestaan van de gestelde tegenvordering, zoals hierna uit de beoordeling in reconventie zal blijken, niet komen vast te staan. Daarnaast bestaat tussen de vordering van [eis in conv/verw in reconv] en de tegenvordering van [ged in conv/eis in reconv] onvoldoende samenhang om opschorting te rechtvaardigen. De vordering van [eis in conv/verw in reconv] ziet immers op de betaling van de maandelijkse voorschotbijdrage op grond van de splitsingsakte van 26 oktober 1973 en de tegenvordering van [ged in conv/eis in reconv] ziet in de kern op vermeend onrechtmatig handelen door een bestuurslid/bestuursleden van [eis in conv/verw in reconv] . Het beroep op opschorting faalt derhalve.
4.5.
[ged in conv/eis in reconv] heeft zich subsidiair beroepen op verrekening met een door haar gestelde tegenvordering op [eis in conv/verw in reconv] . [ged in conv/eis in reconv] heeft naar eigen zeggen twintig jaar een te hoge voorschotbijdrage betaald. Er zal, zo stelt [ged in conv/eis in reconv] , onderzoek moeten plaatsvinden hoeveel middelen uit de kas van [eis in conv/verw in reconv] in totaal zijn opgegaan aan de persoonlijke verrijking van [betrokkene] (bestuurslid), zijn vrouw en de kring rondom hem van mede-bestuurders en enkele bewoners. Het breukdeel van [ged in conv/eis in reconv] dient te worden verrekend met de openstaande voorschotbijdrage, aldus [ged in conv/eis in reconv] . [eis in conv/verw in reconv] heeft op haar beurt het bestaan van de door [ged in conv/eis in reconv] gestelde tegenvordering gemotiveerd betwist. De gegrondheid van het verweer van [ged in conv/eis in reconv] kan derhalve niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld, zodat het beroep op verrekening op grond van artikel 6:136 BW zal worden gepasseerd.
4.6.
Omdat de gevorderde hoofdsom overigens voor toewijzing vatbaar is, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen. De niet betwiste wettelijke rente (tot 31 juli 2024 berekend op € 197,04) zal als op de wet gegrond eveneens worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.7.
[eis in conv/verw in reconv] vordert tevens betaling de nog te vervallen voorschotbijdragen (de toekomstige termijnen). Vast staat dat [ged in conv/eis in reconv] een aanzienlijke periode in gebreke is gebleken met de betaling van de voorschotbijdrage. Gelet hierop en de stellingen die [ged in conv/eis in reconv] in deze procedure naar voren heeft gebracht, is het niet waarschijnlijk dat zij uit eigen beweging zal overgaan tot de betaling van de (toekomstige) voorschotbijdrage. In het licht van deze omstandigheden heeft [eis in conv/verw in reconv] dan ook een gerechtvaardigd belang bij toewijzing van dit onderdeel van de vordering. De gevorderde betaling van de nog te vervallen voorschotbijdragen zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat dit onderdeel van de vordering voor wat betreft de duur zal worden beperkt tot maximaal één jaar, dus uiterlijk tot en met de maand juli 2025, op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.8.
[eis in conv/verw in reconv] maakt aanspraak op betaling van een bedrag van € 471,06 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eis in conv/verw in reconv] heeft onweersproken gesteld dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het tarief dat is weergegeven in het (niet rechtstreeks van toepassing zijnde) Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en dat geacht wordt redelijk te zijn. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn derhalve toewijsbaar.
4.9.
[eis in conv/verw in reconv] heeft in de akte van 31 juli 2024 onder nummer 81 bij de post
“● Nog te verrekenen ontvangsten”een bedrag van € 180,58 vermeld. Kennelijk heeft [eis in conv/verw in reconv] dit bedrag na het uitbrengen van de dagvaarding van [ged in conv/eis in reconv] ontvangen, dan wel moet dit bedrag nog met de hoofdsom worden verrekend. Op grond van artikel 6:44 BW strekt deze betaling eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 290,48 (€ 471,06 -/- € 180,58).
4.10.
De slotsom is dat de vordering van [eis in conv/verw in reconv] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.130,58 (€ 2.643,06 + € 197,04 + € 290,48). Het meerdere door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde zal worden afgewezen omdat voor toewijzing daarvan geen grondslag is gesteld of gebleken.
4.11.
Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft geen bespreking meer omdat dit gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet tot een andere uitkomst zal leiden .
4.12.
[ged in conv/eis in reconv] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten in conventie aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,77
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
264,00
(2 punten x € 132,00)
- nakosten
66,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
781,77
in reconventie
4.13.
[ged in conv/eis in reconv] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eis in conv/verw in reconv] niet-ontvankelijk is in haar verweer omdat het bestuur [eis in conv/verw in reconv] niet kan vertegenwoordigen zonder besluit daartoe van de Vergadering van Eigenaars. [ged in conv/eis in reconv] wordt hierin niet gevolgd. Nog daargelaten dat [eis in conv/verw in reconv] in reconventie de verwerende partij is en reeds hierom geen sprake kan zijn van niet-ontvankelijkheid aan haar zijde, behoeft het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] op grond van het bepaalde in artikel 41 lid 4 van het Modelreglement geen machtiging van de Vergadering van Eigenaars om in een geding verweer te voeren. [ged in conv/eis in reconv] heeft zich op het standpunt gesteld dat voormeld artikel buiten toepassing moet worden gelaten op grond van artikel 2:8 BW. Niet gesteld of gebleken is echter dat toepassing van artikel 41 lid 4 van het Modelreglement naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Zoals reeds in de beoordeling in conventie is overwogen is van een overschrijding van het incassomandaat, anders dan [ged in conv/eis in reconv] heeft betoogd, evenmin sprake. Uitgangspunt is dan ook dat [eis in conv/verw in reconv] bevoegd is om verweer te voeren in onderhavige procedure in reconventie.
4.14.
[eis in conv/verw in reconv] heeft in de conclusie van antwoord in reconventie als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de vordering van [ged in conv/eis in reconv] onder de absolute competentie van de civiele kamer van de rechtbank valt, zodat volgens [eis in conv/verw in reconv] [ged in conv/eis in reconv] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat de procedure moet worden doorverwezen naar de civiele kamer van de rechtbank. [ged in conv/eis in reconv] heeft vervolgens op de rol van 3 juli 2024 haar eis verminderd en haar vordering beperkt tot € 25.000,00. Op grond van het bepaalde in artikel 93 aanhef en sub a Rv is de kantonrechter bevoegd om van deze gewijzigde vordering in reconventie kennis te nemen.
4.15.
[ged in conv/eis in reconv] heeft gesteld dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig jegens haar handelt in de zin van artikel 6:162 BW. Zij heeft daartoe diverse verwijten en gedragingen van het bestuur van [eis in conv/verw in reconv] naar voren gebracht op grond waarvan zij van oordeel is dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig heeft gehandeld. Door [ged in conv/eis in reconv] is echter onvoldoende gesteld, laat staan onderbouwd, dat aan de vereisten van artikel 6:162 BW is voldaan. Zo heeft [ged in conv/eis in reconv] in de eerste plaats onvoldoende onderbouwd dat [eis in conv/verw in reconv] inbreuk heeft gemaakt op een recht, in strijd heeft gehandeld met een wettelijke plicht of in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven regels in het maatschappelijk verkeer betamelijk is (artikel 6:162 lid 2 BW). Het enkel opsommen van diverse verwijten aan [eis in conv/verw in reconv] zonder die verwijten deugdelijk te onderbouwen en toe te lichten waarom dit handelen onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 lid 2 BW is gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [eis in conv/verw in reconv] in elk geval onvoldoende. Niet gebleken is dan ook dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig jegens [ged in conv/eis in reconv] heeft gehandeld. Daarnaast heeft [ged in conv/eis in reconv] niet inzichtelijk gemaakt en onderbouwd dat zij (vermogens)schade heeft geleden en dat deze schade het gevolg is van het handelen van [eis in conv/verw in reconv] . De door [ged in conv/eis in reconv] gevorderde verklaring voor recht en de gevorderde schadevergoeding zullen dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.16.
[ged in conv/eis in reconv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden vastgesteld op € 398,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] om aan [eis in conv/verw in reconv] te betalen een bedrag van € 3.130,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.017,84 vanaf 31 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] tot betaling aan [eis in conv/verw in reconv] van de voorschotbijdragen van € 180,58 per maand of de ingevolge de Algemene Ledenvergadering vastgestelde danwel geïndexeerde maandelijkse bijdragen, die vervallen in de periode vanaf 1 augustus 2024 tot en met 1 juli 2025, maar uiterlijk tot en met de maand waarin [ged in conv/eis in reconv] niet meer als eigenaar van het appartementsrecht betrekking hebbend op de kadastrale aanduiding ‘ [nummer] ’ kan worden aangemerkt,
5.3.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten van € 781,77, te vermeerderen met de kosten van betekening als [ged in conv/eis in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten van € 398,00,
5.9.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op
30 oktober 2024.
lt