ECLI:NL:RBGEL:2024:755

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
05-211108-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor betrokkenheid bij een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Arnhem

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij in Arnhem. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van het aanwezig hebben van 376 hennepplanten en medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De rechtbank stelde vast dat de verdachte de woning huurde waarin de hennepkwekerij was gevestigd en dat hij daar fulltime verbleef. Tijdens een politieonderzoek op 17 mei 2021 werd de kwekerij ontdekt, waar de verdachte samen met onbekend gebleven personen de hennepplanten teelde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de onbekend gebleven personen, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal van elektriciteit, maar de rechtbank oordeelde dat hij opzettelijk behulpzaam was bij de diefstal, aangezien hij op de hoogte was van de illegale elektriciteitsaansluiting die de kwekerij van stroom voorzag. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/211108-23
Datum uitspraak : 18 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 17 mei 2021, in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of de buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
subsidiair
een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 17 mei 2021, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk heeft/hebben weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan één of meer onbekend gebleven personen en/of verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of de buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 17 mei 2021, in de gemeente Arnhem opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen het pand aan de [adres] voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of voor de diefstal van elektriciteit ter beschikking te stellen en/of door die onbekend gebleven persoon/personen toegang te verlenen/verschaffen tot voornoemd pand en/of tot de elektriciteitsinstallatie in dat pand en/of door een (of meer) attributen/materia(a)l(en) te leveren;
2
hij op of omstreeks 17 mei 2021, althans in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 16 mei 2021, in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 376 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 17 mei 2021, althans in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 16 mei 2021, in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 376 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 mei 2021, althans in of omstreeks de periode van 6 augustus 2020 tot en met 16 mei 2021, in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of door die onbekend gebleven persoon/personen toegang te verlenen/verschaffen tot voornoemd pand en/of door een (of meer) attributen/materia(a)l(en) te leveren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 mei 2021 stelden verbalisanten een onderzoek in naar de woning aan de [adres] in Arnhem, ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet. In de woning troffen de verbalisanten een in werking zijnde hennepkwekerij aan. In de woning bevonden zich drie kweekruimtes. In de eerste ruimte werden 116 hennepplanten aangetroffen die net waren geoogst en met behulp van een kachel werden gedroogd. Ook in de tweede ruimte werden 116 hennepplanten aangetroffen die net waren geoogst. In beiden ruimtes waren de planten aan een gespannen touw gebonden met de toppen naar beneden gericht. In de derde ruimte stond een kweektent opgesteld met daarin 144 hennepplanten. Voor alle kweekruimtes gold dat gebruik werd gemaakt van verwarming, de ruimtes waren geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur, de luchtverversing en -afvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie en voor de belichting gebruik werd gemaakt van kunstlicht. In totaal werden er 376 hennepplanten in beslag genomen. [2]
Een fraude-inspecteur van netbeheerder Liander heeft geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Hij zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. [3]
De woning aan de [adres] in Arnhem werd gehuurd door verdachte en in de tenlastegelegde periode verbleef hij daar fulltime. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten en vordert vrijspraak voor het overige onder feit 2 primair tenlastegelegde. Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen en verdachte hiervan dus van dient te worden vrijgesproken. Het subsidiair onder feit 1 tenlastegelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen kan worden
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard zijn volledige medewerking te hebben verleend aan derden om de in werking zijnde kwekerij in de door hem gehuurde woning te exploiteren. Verdachte erkent dat hij gestraft moet worden voor zijn rol hierin. Verdachte heeft voorts ontkend het onder feit 1tenlastegelegde te hebben gepleegd. Verdachte heeft verklaard wetenschap van de diefstal van de stroom te hebben gehad, maar ontkent enige betrokkenheid bij dit feit en verklaart dat de door hem gebruikte stroom volledig werd betaald.
Beoordeling door de rechtbank
Vanwege de samenhang tussen de feiten 1 en 2 zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij via bekenden in het casino in contact kwam met ‘jongens’ die hem een manier aanboden geld te gaan verdienen. Verdachte wil niet verder uitweiden over de identiteit van deze jongens. Hij sprak met hen af dat hij de woning aan de [adres] zou huren ten behoeve van een hennepkwekerij. Halverwege 2020 kwamen verschillende jongens om spullen te brengen en de kwekerij op te zetten. Volgens verdachte heeft hij daar niet aan meegeholpen. De kwekerij werd in de slaapkamers boven opgezet en hij verbleef altijd in de woonkamer beneden. Verdachte heeft verklaard dat hij de hennepplanten niet verzorgde, maar wel eens opruimde in de kwekerij, afval van de kwekerij weggooide of een schaartje of een schroevendraaier naar boven bracht als die jongens daar om vroegen. Verwacht werd van verdachte dat hij fulltime in de woning zou verblijven, een oogje in het zeil zou houden en dat hij thuis zou zijn op momenten dat de jongens de kwekerij zouden komen verzorgen en hen ook zou binnenlaten. Verdachte had gezien dat de elektriciteitsaansluiting niet klopte, maar heeft verklaard daar zelf niets mee te maken te hebben gehad. Hij zou van die jongens betaald krijgen, afhankelijk van hoeveel zij verdienden, maar heeft uiteindelijk niet verdiend aan de kwekerij Verdachte ontving wel € 1.000,00 per maand om alle rekeningen ten behoeve van de woning te betalen en een gebruikershoeveelheid wiet voor eigen gebruik. Volgens verdachte hebben er twee oogsten plaatsgevonden en is de hennepkwekerij door de verbalisanten ontdekt tijdens de derde oogst. [5]
De rechtbank stelt aan de hand van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat op 17 mei 2021 in de woning aan de [adres] in Arnhem een in werking zijnde hennepkwekerij met 376 hennepplanten is aangetroffen en dat de hennepkwekerij al langere tijd in werking was. Deze woning werd door verdachte gehuurd en hij woonde daar ook.
De rechtbank overweegt als volgt. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft met onbekend gebleven personen afgesproken dat hij voornoemd pand zou huren en is daar gaan wonen, om een hennepkwekerij te exploiteren. Verdachte heeft aldus zijn woning ter beschikking gesteld, zou meedelen in de opbrengst, heeft hand- en spandiensten verricht ten behoeve van die kwekerij en bleef thuis om de kwekerij te bewaken en ervoor te zorgen dat anderen naar binnen konden om de hennepplanten te verzorgen. De hennepplanten bevonden zich aldus in de machtssfeer van verdachte.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat ten aanzien van het aanwezig hebben van de door de politie aangetroffen hennepplanten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven personen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan het (in vereniging) telen van de hennepplanten, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zal op dit punt dan ook partieel worden vrijgesproken.
Vaststaat verder dat in de ten laste gelegde periode ten behoeve van de hennepkwekerij een hoeveelheid stroom buiten de meter om is afgenomen van Liander. Gelet op het feit dat verdachte fulltime in het pand verbleef, het pand aan anderen ter beschikking stelde om een hennepkwekerij te exploiteren, en ervan op de hoogte was dat de elektriciteitsaansluiting ten behoeve van de hennepkwekerij buiten de meter omliep, stelt de rechtbank vast dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft voor de diefstal van die stroom. Hij wist dat de stroom buiten de meter om werd opgenomen en wilde dit ook, gelet op de plannen en afspraken die hij met ‘de jongens’ over de hennepkwekerij had gemaakt. Zijn opzet was dus gericht op zowel het wegnemen van de stroom als het daarbij behulpzaam zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit. Dat verdachte (in vereniging) de stroom door middel van verbreking zou hebben weggenomen zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte zal daar dan ook van worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
een of meerdere onbekend gebleven personen in
of omstreeksde periode van 6 augustus 2020 tot en met 17 mei 2021, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk heeft/hebben weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan één of meer onbekend gebleven personen en/of verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en
/of die/dat weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming(door een of meer (ijk)zegel(s) en
/of het deksel van de elektriciteitsmeterte verbreken
en/of verwijderenen
/of(vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven
- en/of de buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
bij
en/of tothet plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 6 augustus 2020 tot en met 17 mei 2021, in de gemeente Arnhem opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofopzettelijk gelegenheid
, middelen en/of inlichtingenheeft verschaft, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen het pand aan de [adres] voor de teelt/het kweken van hennepplanten en
/ofvoor de diefstal van elektriciteit ter beschikking te stellen en
/ofdoor die onbekend gebleven
persoon/personen toegang te verlenen/verschaffen tot voornoemd pand en
/oftot de elektriciteitsinstallatie in dat pand
en/of door een (of meer) attributen/materia(a)l(en) te leveren;
2.
hij
op of omstreeks 17 mei 2021, althansin
of omstreeksde periode van 6 augustus 2020 tot en met 16 mei 2021, in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
en/althans alleen, (telkens
) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 376 hennepplanten en/of hennepstekken, althanseen groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 80 uren.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft naar voren gebracht dat hij een taakstraf passend vindt en bereid is deze uit te voeren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij ook na de onderhavige pleegperiode is veroordeeld, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het gedurende een periode van ruim negen maanden aanwezig hebben grote hoeveelheden hennep in een woning, waarbij op 17 mei 2021 door de politie 376 hennepplanten werden aangetroffen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplichtig zijn aan de diefstal van stroom ten behoeve van die hennepkwekerij. Hij heeft samen met anderen afgesproken dat hij, voor zijn eigen financiële gewin, een woning zou huren, waarvan de kosten door die anderen werden betaald, om daarin een hennepkwekerij te exploiteren, waar in elk geval twee oogsten hebben plaatsgevonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, kan zij ook gevaarlijke situaties - zoals brandgevaar - opleveren. Verdachte is daaraan voorbijgegaan. Daarbij werd ook nog eens elektriciteit gestolen, waarbij verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest. Kennelijk vond hij zijn eigen gewin van groter belang dan de gezondheid en veiligheid van anderen. Dat niet hij of de medeplegers van de hennepteelt maar uiteindelijk de bonafide stroomafnemers voor de kosten van de gestolen elektriciteit zouden moeten opdraaien is voor verdachte evenmin een reden geweest om anders te handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte geldt dat hij geen dagbesteding en inkomen heeft. Hij gebruikt nog altijd drugs, heeft schulden en wil daar geen hulp bij. Verdachte heeft verklaard op korte termijn vader te worden, wat maakt dat hij een gezin te onderhouden heeft. Het risico dat verdachte zonder ingrijpen opnieuw in de fout zou kunnen gaan is dus aanwezig. Het is dan ook nodig om verdachte naast een onherroepelijk strafdeel een voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen om hem te weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te plegen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen feiten en het genoemde herhalingsgevaar. De rechtbank zal aan verdachte daarom -meer in lijn wat in soortelijke zaken wordt opgelegd- iets zwaarder straffen en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 57, 63, en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M. Harmsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2024.
mr. S. Benbouazza is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Arnhem-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 15 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 23 mei 2021, p. 3-7.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 23 mei 2021, p. 5; proces-verbaal aangifte pagina 55-56.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 januari 2024.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 januari 2024.