ECLI:NL:RBGEL:2024:7524

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
05/160723-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met DNA-bewijs en recidive

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De verdachte, geboren in 1993, werd ervan beschuldigd in de periode van 16 tot en met 20 januari 2024 in een woning aan [adres 2] in [plaats] te hebben ingebroken. Tijdens de inbraak zijn diverse waardevolle goederen, waaronder cadeaukaarten, contant geld, mobiele telefoons, een televisie en een kluis, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voordeur van de woning op een kier stond en dat er braakschade was. Forensisch onderzoek heeft aangetoond dat het DNA van de verdachte op een breekijzer is aangetroffen, dat gebruikt is bij de inbraak. De verdachte ontkende de inbraak te hebben gepleegd en gaf verschillende alternatieve verklaringen voor de aanwezigheid van zijn DNA, maar de rechtbank achtte deze verklaringen niet aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de inbraak heeft gepleegd en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten, en de emotionele impact van de inbraak op de slachtoffers. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/160723-24
Datum uitspraak : 29 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2024 tot en met 20 januari 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een of meerdere cadeaukaarten (ter waarde van in totaal ongeveer 150 euro) en/of contant geld (ter waarde van in totaal ongeveer 25 euro) en/of een of meerdere spaarpotten (met daarin contant geld ter waarde van in totaal ongeveer 300 euro) en/of een gouden tientje en/of een of meerdere flessen whisky en cognac en/of een of meerdere mobiele telefoons en/of een televisie en/of een of meerdere laptops en computers en/of een kluis (met daarin autopapieren en/of autosleutels en/of afstandsbedieningen voor een garage en/of een bankpas en/of een toetsenbord) en/of een auto (met daarin een of meerdere kastjes en/of een of meerdere stukken gereedschap en/of auto-onderdelen) en/of een of meerdere flesjes parfum en/of een of meerdere stukken bedtextiel en/of een sieradendoos (met daarin een of meerdere sieraden) en/of een luchtbuks en/of een gereedschapskoffer (met daarin een of meerdere stukken gereedschap) en/of een of meerdere BMW modellen en/of een of meerdere auto-onderdelen, zoals omgeschreven in de goederenbijlage op pagina 14 van het dossier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode tussen 16 januari en 20 januari 2024 heeft een inbraak plaatsgevonden aan de [adres 2] in [plaats] . De voordeur van de woning stond op een kier en in de woonkamer was alles overhoop gehaald. De voordeur had braakschade. In de kamer van de bewoonster zat een kluis aan de muur vast. In de muur van de kast zaten vier gaten, maar geen kluis meer. De volgende goederen waren weggenomen uit de woning en de garage:
- Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] ; [2]
  • cadeaukaarten ter waarde van € 150,00;
  • een bakje met muntgeld van in totaal ongeveer € 25,00;
  • mobieltjes (Samsung A50, Nokia E70, Samsung A45 en oudere telefoons);
  • vijf flessen whiskey;
  • vijf flessen cognac;
  • een televisie (Sony Bravia);
  • een gouden tientje;
  • BMW modellen;
  • drie spaarpotten met daarin ongeveer € 150,00;
  • een Apple MacBook Pro;
  • een Apple iMac Desktop;
  • een kluis met inhoud (autopapieren, autosleutels, afstandsbedieningen garage, een bankpas en een toetsenbord);
  • drie flesjes parfum;
  • een molton, matrashoes en een dekbedovertrekset;
  • een sieradendoos met inhoud (twee gouden kettingen, een gouden horloge, een gouden enkelbandje, zilveren oorbellen en drie kettingen);
  • een luchtbuks;
  • een gereedschapskoffer met inhoud (een decoupeerzaag, een bandschuurmachine, een mousepad, een haakse slijper, een Kangoo Duss, een klopboormachine, een accu schroefmachine en een accu set);
  • een uitlaateindstuk Hartge;
  • diverse emblemen Hartge;
  • diverse sturen (Alpina/Hartge/BMW);
  • een spaarpot met daarin ongeveer € 150,00;
  • een iPhone 8.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft primair gesteld dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, nu zich in het dossier enkel een DNA-rapport bevindt. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat sprake is van een verplaatsbaar object waarop het DNA van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van zijn DNA op dit object verschillende aannemelijke alternatieve scenario’s gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat er in de periode van 16 tot en met 20 januari 2024 is ingebroken in de woning aan de [adres 2] in [plaats] , waarbij de bovengenoemde goederen zijn weggenomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte deze inbraak heeft (mede)gepleegd en overweegt daarover het volgende.
Door de politie is forensisch onderzoek verricht in de woning. Daarbij zag de verbalisant op de begane grond een kantoor. In het kantoor was in een kast een verankerde kluis weggebroken. Op een tafel in het kantoor, zag de verbalisant een breekijzer liggen. Op het breekijzer zat wittige aanslag. In de kast van de weggebroken kluis waren beschadigingen in de witte muur te zien. Het breekijzer werd aan twee zijden bemonsterd en gewaarmerkt als SINAAOC3437NL (beitelzijde) en SINAAOC3438NL (spijkerstrekkerszijde). [4]
De voornoemde bemonsteringen zijn onderzocht door het TMFI. Aan de beitelzijde van het breekijzer werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Hieruit is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man, dat afkomstig kan zijn van verdachte. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Aan de spijkerstrekkerszijde van het breekijzer werd eveneens een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Ook hieruit is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man, dat afkomstig kan zijn van verdachte. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit het TMFI-rapport volgt dat de donor gekoppeld aan het DNA-hoofdprofiel een duidelijk grotere hoeveelheid DNA heeft bijgedragen aan het DNA-mengprofiel ten opzichte van de overige donoren. [5]
DNA van verdachte
Op basis van de voorgaande onderzoeksresultaten concludeert de rechtbank dat het DNA van verdachte is aangetroffen op zowel de beitelzijde als de spijkerstrekkerszijde van het breekijzer. De rechtbank leidt uit de aard van het voorwerp, de plek waar het breekijzer is gevonden en de wittige aanslag hierop af dat het breekijzer is gebruikt om de kluis van de muur te breken bij de inbraak. De rechtbank merkt het in het kantoor aangetroffen breekijzer daarom aan als daderspoor. Dat het DNA van verdachte op de twee uiteinden van het breekijzer is aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank een zeer sterke aanwijzing dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de woninginbraak. Om deze sterke aanwijzing te ontzenuwen, mag van verdachte een voldoende onderbouwde en aannemelijke verklaring worden verwacht voor de aanwezigheid van zijn DNA op het breekijzer.
Alternatieve verklaringen
Verdachte heeft zich tijdens het politieverhoor beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft verdachte de woninginbraak ontkend. Hij gaf daarbij meerdere mogelijke verklaringen voor de aanwezigheid van zijn DNA op het breekijzer.
Allereerst heeft verdachte verklaard dat hij voorheen weleens vermogensdelicten pleegde met vrienden in [plaats] . Het zou volgens verdachte kunnen dat hij één van die vrienden destijds een hand heeft gegeven, waarna die vriend de inbraak heeft gepleegd. Via de hand van die vriend zou het DNA van verdachte op het breekijzer terecht kunnen zijn gekomen. De rechtbank acht dit scenario niet aannemelijk en schuift dat terzijde. Er is op twee prominente plekken op het breekijzer een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarin verdachte het hoofdprofiel heeft geleverd. De donor gekoppeld aan het DNA-hoofdprofiel, te weten verdachte, heeft een duidelijk grotere hoeveelheid DNA bijgedragen aan het DNA-mengprofiel ten opzichte van de overige donoren. Dit past niet bij het scenario dat het DNA van verdachte slechts indirect, via het schudden van een hand, op het breekijzer terecht is gekomen.
Een andere verklaring die verdachte heeft gegeven, is dat hij weleens een breekijzer hanteerde toen hij klusjes deed voor een bouwbedrijf in [plaats] . Mogelijk is een breekijzer van dit bedrijf gebruikt bij de inbraak. Een derde scenario dat verdachte heeft geschetst, is dat er bij een inbraak in zijn eigen huis een breekijzer van zijn dakterras is gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat deze scenario’s onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt door verdachte en wijst daarom ook deze van de hand. Verdachte komt pas voor het eerst ter zitting met deze verklaringen en blijft daarbij erg vaag. Zo kon verdachte niet vertellen voor welk bouwbedrijf in [plaats] hij gedurende drie jaren heeft gewerkt. Ook heeft verdachte geen aangifte gedaan van de inbraak in zijn eigen woning en wist hij niet meer wanneer die inbraak bij hem precies heeft plaatsgevonden, behalve dat het ergens in de wintertijd was.
Conclusie
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte degene was die in de periode van 16 tot en met 20 januari 2024 heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] in [plaats] .
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte de inbraak met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 16 januari 2024 tot en met 20 januari 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte
en/of zijn mededaderszich buiten weten
of tegen de wilvan de rechthebbende bevond
en,
een ofmeerdere cadeaukaarten (ter waarde van in totaal ongeveer 150 euro) en
/ofcontant geld (ter waarde van in totaal ongeveer 25 euro) en
/of een ofmeerdere spaarpotten (met daarin contant geld ter waarde van in totaal ongeveer 300 euro) en
/ofeen gouden tientje en
/of een ofmeerdere flessen whisky en cognac en
/of eenof meerdere mobiele telefoons en
/ofeen televisie en
/of een ofmeerdere laptops en computers en
/ofeen kluis (met daarin autopapieren en
/ofautosleutels en
/ofafstandsbedieningen voor een garage en
/ofeen bankpas en
/ofeen toetsenbord) en
/ofeen auto (met daarin een of meerdere kastjes en
/ofeen of meerdere stukken gereedschap en
/ofauto-onderdelen) en
/of een ofmeerdere flesjes parfum en
/of een ofmeerdere stukken bedtextiel en
/ofeen sieradendoos (met daarin
een ofmeerdere sieraden) en
/ofeen luchtbuks en
/ofeen gereedschapskoffer (met daarin een of meerdere stukken gereedschap) en
/of een ofmeerdere BMW modellen en
/of een ofmeerdere auto-onderdelen, zoals omgeschreven in de goederenbijlage op pagina 14 van het dossier,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaderstoebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededaderszich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
/hebbenverschaft en
/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak
, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat, gelet op de bepleite vrijspraak.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraak in een woning. Terwijl de bewoners op vakantie waren, heeft verdachte een grote hoeveelheid spullen uit hun huis gestolen die een forse waarde vertegenwoordigen. Een deel van de gestolen goederen was gedurende twintig jaar als onderdeel van een hobby door de bewoner bij elkaar verzameld. Deze goederen zijn niet meer te vervangen. Dit soort misdrijven veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners en op de veiligheidsgevoelens binnen de samenleving als geheel en van de bewoners in het bijzonder. Het is voor de bewoners erg onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun spullen heeft doorzocht. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft dit gevoel van veiligheid aangetast en heeft enkel rekening gehouden met zijn eigen geldelijk gewin.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel van het strafblad van verdachte van 6 september 2024. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren drie keer is veroordeeld voor vermogensdelicten. Het ging daarbij telkens om insluiping in een woning dan wel (poging tot) diefstal uit een woning. De rechtbank constateert dat sprake is van recidive.
Blijkens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is het oriëntatiepunt voor een woninginbraak, terwijl sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. In dit geval is sprake van meermaals recidive. Verder is strafverzwarend de hoogte van de emotionele en financiële waarde van de weggenomen goederen en de mate van indringendheid van de inbraak, waarbij de gehele woning overhoop is gehaald en binnen de woning ook nog schade is aangericht. Op zichzelf zou daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, zoals de officier van justitie heeft geëist, zonder meer passend zijn.
Uit het reclasseringsadvies van 2 oktober 2024 blijkt dat verdachte bekend is met een langdurige verslaving aan GHB. Ook op andere leefgebieden bestaan er zorgen. Verdachte heeft geen werk en geen inkomen. De reclassering beschrijft dat behandelingen in het verleden onvoldoende van de grond zijn gekomen. Er is nog steeds sprake van een verslaving. Het gebruik en de verslaving hangen mogelijk samen met het psychosociaal functioneren van verdachte, omdat hij belast is met een problematische opvoedsituatie. Zijn houding speelt volgens de reclassering mogelijk ook een rol. Verdachte heeft betrokkenheid bij de inbraak ontkend en neemt daarmee geen verantwoordelijkheid. Indien verdachte daadwerkelijk zijn leven op orde wil krijgen en houden, zal hij motivatie moeten tonen om zijn problemen aan te pakken. De reclassering geeft aan dat dit een andere houding vraagt dan hij bij eerdere reclasseringstoezichten heeft laten zien. Zolang de verslaving op de voorgrond aanwezig is, schat de reclassering het recidiverisico in als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en middelencontrole. Hiervoor dient verdachte wel zijn motivatie en medewerking uit te spreken tijdens de rechtszitting.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij nog altijd worstelt met een GHB-verslaving. Op de vraag of hij bereid is in behandeling te gaan om hiermee te stoppen, heeft verdachte wisselend gereageerd. Enerzijds geeft hij aan gemotiveerd te zijn om te stoppen, anderzijds ziet hij het gebruik niet als een probleem, omdat het voor hem normaal is geworden. Hoewel de rechtbank er niet van overtuigd is dat verdachte de ernst en omvang van zijn probleem volledig inziet, is het de vraag of dat in dit stadium (van zijn verslaving) van hem gevraagd kan worden. Gelet hierop, en vanwege de nog jonge leeftijd van verdachte en de ernst van zijn verslaving, wil de rechtbank verdachte wel de kans bieden om – na het uitzitten van een
gevangenisstraf – in behandeling te gaan. De rechtbank zal de gevangenisstraf daarom deels in voorwaardelijke vorm opleggen en aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Het voorwaardelijk deel dient als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte de bijzondere voorwaarden zal naleven.
Alles afwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Zij zal deze opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 75.000,00 aan materiële schade en € 9.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Overweging van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is echter inhoudelijk betwist en het gevorderde schadebedrag is daaropniet nader onderbouwd. De omvang van de schade kan daarom binnen het strafgeding niet worden vastgesteld. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Iriszorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem. Verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich laat behandelen door polikliniek Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt hoe vaak en op welke manier verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen en mr. A.K. Verberkt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024030382, gesloten op 8 mei 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 8-10 en 12.
3.Bijlage goederenlijst bij proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 14.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), p. 44 en 46.
5.TMFI-rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 49-50.