ECLI:NL:RBGEL:2024:7517

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/442249 / FZ RK 24-2452
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden met afwijzing van zelfbindingsverklaring als alternatief

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat een zelfbindingsverklaring, zoals bedoeld in artikel 4.1 e.v. van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), geen minder bezwarend alternatief is voor een zorgmachtiging. De rechtbank overwoog dat met een zelfbindingsverklaring niet sneller kan worden ingegrepen, waardoor een zorgmachtiging in dit stadium nuttiger is voor de betrokkene. Het verweer van de advocaat van de betrokkene, dat het verzoekschrift van de officier van justitie een omissie bevatte omdat er geen diagnose in stond, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank stelde vast dat de diagnose niet een verplicht onderdeel van het verzoekschrift is volgens artikel 5:17 lid 3 Wvggz.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire I stemmingsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen, wat ernstig nadeel kan veroorzaken. Dit nadeel omvat onder andere ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.

De advocaat van de betrokkene had verzocht om de zorgmachtiging voor vier maanden te verlenen, zodat er tijd zou zijn om een zelfbindingsverklaring op te stellen. De rechtbank ging hier niet in mee en bepaalde dat de zorgmachtiging voor zes maanden geldt, om ervoor te zorgen dat de betrokkene gedurende deze periode een vangnet heeft. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/442249 / FZ RK 24-2452
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat jhr. mr. E.A.C. Sandberg te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 oktober 2024;
  • het verzoekschrift, ontvangen op 18 oktober 2024;
  • de tussenbeschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
17 oktober 2024 en is daarna voortgezet op 28 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • dhr. F. Yesilkaya, als psychiater verbonden aan GGNet (op 17 oktober gehoord);
  • mw. Y. Winkelhorst, als klinisch pyscholoog verbonden aan GGNet;
  • dhr. [naam] , als coördinerend behandelaar verbonden aan GGNet.
1.3.
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek op 17 oktober 2024 op verzoek van de advocaat aangehouden, met als doel dat de officier van justitie een omissie in het dossier kon herstellen en de zorgverantwoordelijke samen met betrokkene de mogelijkheid kon onderzoeken om een zelfbindingsverklaring op te stellen.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De beoordeling

3.1.
De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024 als verweer naar voren gebracht dat het verzoekschrift van de officier van justitie een omissie bevat. Er staat namelijk geen diagnose in het verzoekschrift. Volgens de advocaat van betrokkene moest het verzoek daarom primair worden afgewezen.
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking van 24 oktober 2024 reeds overwogen dat dit verweer wordt gepasseerd. Artikel 5:17 lid 3 Wvggz vereist namelijk limitatief verplichte onderdelen van het verzoekschrift en de diagnose is daar geen onderdeel van. Het primaire verweer van de advocaat vindt derhalve geen steun in de wet. Het verzoekschrift is door de officier van justitie wel hersteld en de kennelijke verschrijving is bij aangepast verzoekschrift van 18 oktober 2024 gecorrigeerd.
3.2.
Naast bovenstaande is de beslissing op 17 oktober 2024 op verzoek van de advocaat van betrokkene ook aangehouden om de zorgverantwoordelijke en betrokkene de mogelijkheid te geven om een zelfbindingsverklaring (artikel 4:1 e.v. Wvggz) te onderzoeken. Op 25 oktober 2024 verscheen bericht van de zorgverantwoordelijke met de stelling dat, hoewel hij vraagtekens heeft bij een zelfbindingsverklaring, hij hierover graag met betrokkene in gesprek wil. Een aanhouding van de beslissing op de zorgmachtiging is volgens hem in ieder geval voor twee weken geoorloofd.
3.3.
De rechtbank gaat niet in mee in dat verzoek tot aanhouding. Het hebben van een zelfbindingsverklaring is namelijk geen alternatieve grondslag voor de toepassing van verplichte zorg. Evenmin is het een door de wet genoemde reden om de beslissing op het onderhavige verzoek langer aan te houden en daarmee de beslistermijn te verlengen. De zelfbindingsverklaring is een instrument waarmee de betrokkene meer inspraak kan realiseren in zijn behandeling door – in samenspraak met een arts – te bepalen onder welke omstandigheden verplichte zorg noodzakelijk is. In het verlengde daarvan conformeert betrokkene zich met die zelfbindingsverklaring aan het oordeel dat onder bepaalde omstandigheden in de toekomst een zorgmachtiging kan worden verleend. Dit laat echter onverlet dat – op het moment dat die omstandigheden zich voordoen – de gehele procedure voor een zorgmachtiging alsnog moet worden doorlopen. Dit kost tijd en maakt dus niet, zoals de advocaat betoogt, dat er met een zelfbindingsverklaring sneller kan worden ingegrepen.
Het staat betrokkene en de zorgverantwoordelijke vrij om een zelfbindingsverklaring op te stellen en die tussentijds bij een verzoek tot beëindiging zorgmachtiging, dan wel bij de procedure over een eventuele aansluitende zorgmachtiging over te leggen. De zelfbindingsverklaring kan dan onderdeel worden van die zorgmachtiging indien de rechtbank vindt dat deze aan de wettelijke vereisten voldoet. Ook benadrukt de rechtbank dat op basis van artikel 2:1 lid 6 Wvggz het algemene uitgangspunt dat de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd voor zover er geen ernstig nadeel voor anderen dreigt en betrokkene ter zake wilsbekwaam is. Dit uitgangspunt geldt ook gedurende de zorgmachtiging. Daarnaast is relevant dat betrokkene zelf aangeeft geen bezwaar te hebben tegen een zorgmachtiging. Betrokkene wil graag dat er tijdig kan worden ingegrepen als het fout gaat en de rechtbank is van oordeel dat dit het beste met een zorgmachtiging kan. De zelfbindingsverklaring is daarvoor op dit moment geen (minder bezwarend) alternatief. Het standpunt van de advocaat wordt daarom niet gevolgd.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk een bipolaire I stemmingsstoornis en daardoor kan hij manisch decompenseren. Ook is er een stoornis in het gebruik van middelen, te weten amfetamine.
3.5.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
3.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis in geval van bijvoorbeeld terugval in gebruik. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
3.7.
De rechtbank wijst de vorm van verplichte zorg ‘
het toedienen van vocht en voeding’ af, omdat is gebleken dat hiertoe geen noodzaak bestaat. Ten aanzien van de vorm van verplichte zorg die ziet op het doorzoeken van de woon- of verblijfsruimte van betrokkene heeft de advocaat van betrokkene verweer gevoerd. Volgens de advocaat kan worden volstaan met doorzoeking op basis van de huisregels van de kliniek. De rechtbank gaat daar niet in mee. De vorm van verplichte zorg kan specifiek nodig zijn voor betrokkene, omdat hij bekend is met middelengebruik. Ook dient die vorm van verplichte zorg daarmee specifiek het doel om betrokkene te beschermen tegen verder middelenmisbruik. De huisregels hebben vermoedelijk een algemener doel om de kliniek voor zover mogelijk drugsvrij te houden, los van de persoon wiens verblijfsruimte wordt doorzocht. Het kan bovendien nodig zijn om betrokkene vaker te onderzoeken dan anderen, toepassing van een huisregel leent zich daar niet of minder voor. Bovendien kan, hoewel ingrijpend en ongebruikelijk, deze vorm van verplichte zorg ook in een ambulante setting worden toegepast. Dit volgt uit artikel 2.1 van het Besluit verplicht geestelijke gezondheidszorg. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de betrokken zorgverlener bij ontregeling van betrokkene in zijn woning rondkijkt naar aanwijzingen van middelenmisbruik.
3.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
3.10.
Ten aanzien van de duur van de zorgmachtiging heeft de advocaat verzocht om de machtiging voor vier maanden te verlenen, zodat in die tijd de zelfbindingsverklaring kan worden onderzocht en opgesteld. De rechtbank gaat daar niet in mee. Een termijn van zes maanden is in dit geval passend, omdat het ertoe leidt dat betrokkene gedurende die periode een vangnet heeft en een zorgmachtiging na die tijd mogelijk overbodig is. Op dit moment ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijn in te korten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
-
[naam betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 3.6. kunnen worden getroffen;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 april 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024 door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, in aanwezigheid van M.M.L. van der Veen, griffier en op schrift gesteld op 31 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.