ECLI:NL:RBGEL:2024:7507

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
05/234673-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit met overschrijding van de redelijke termijn

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een hennepkwekerij die op 24 april 2020 werd aangetroffen in een pand in de gemeente [gemeente]. De verdachte werd beschuldigd van het telen van 202 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit van de firma [bedrijf]. Tijdens het proces werd vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauw samenwerkte bij de hennepteelt en de diefstal van stroom. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door verklaringen van medeverdachten en berichten die tussen hen werden uitgewisseld. De rechtbank achtte het medeplegen van de feiten wettig en overtuigend bewezen.

De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot de beslissing om de taakstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren op, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten, waaronder de illegale stroomafname die veiligheidsrisico's met zich meebracht voor de omgeving. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van andere beschuldigingen die niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/234673-20
Datum uitspraak : 31 oktober 2024
Tegenspraak (artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. D.G. Nagel, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2020, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 202, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2019 tot en met 24 april 2020 in de gemeente [gemeente] , meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan de firma [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen electriciteit onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 april 2020 werd er op het adres [adres 2] in [gemeente] een inwerking zijnde hennepkwekerij met planten aangetroffen. In totaal stonden er 202 hennepplanten. Op dit adres woonden onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ). De stroomvoorziening werd onderzocht door een fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder [bedrijf] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de elektriciteit om de meter heen werd geleid. De zegel van de hoofdaansluitkast was verbroken. Uit het door [bedrijf] ingestelde onderzoek bleek dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van 12 januari 2019 tot 24 april 2020. Dit betekende dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van eerdere teelt/teelten. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door [bedrijf] ingestelde onderzoek werd een berekening gemaakt waaruit bleek dat minimaal 75.119 kWh illegaal was afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaarden bij de politie dat zij hennep hebben geteeld. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eigenaren waren van de hennepkwekerij. Er is geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hen en verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat er een hennepkwekerij is aangetroffen en dat er elektriciteit is weggenomen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij deze hennepkwekerij en de diefstal van stroom. Verdachte heeft – kort gezegd – verklaard dat zij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) hebben gekweekt omdat zij in de financiële moeilijkheden zaten. Zij willen hem de schuld in de schoenen schuiven omdat hij wel eens problemen had in zijn relatie met de dochter van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt.
[medeverdachte 1] verklaarde tijdens zijn tweede verhoor bij de politie dat hij samen met verdachte heeft gekweekt. Het idee voor een hennepkwekerij kwam van verdachte. Het knippen en drogen van de oogst deed [medeverdachte 1] samen met verdachte. Verdachte kwam regelmatig om te kijken hoe het erbij stond. Dit was één keer in de veertien dagen of één keer in de maand. De stekken kocht verdachte. Noorberger en verdachte deelden de kosten. De verzorging liet verdachte over aan [medeverdachte 1] . Verdachte bracht de oogst weg en ontving op die manier de opbrengst. De verdeling van de opbrengst van de oogst was allebei 50 procent. De stroomvoorziening van de hennepplantage legde [medeverdachte 1] samen met verdachte aan. [3]
Verbalisant [verbalisant] onderzocht de telefoon die bij [medeverdachte 1] in beslag was genomen. In de telefoon werden in de agenda notities aangetroffen die betrekking hadden op de hennepteelt. De volgende notities werden aangetroffen:
“11 april 2016 : [naam] lampen10-13 juli 2016 :Start (met symbool van plantje)26 juli 2016 :Stek gepoot in de tuin9 augustus 2016 :Twaalf uur (met symbool van plantje)3 oktober 2016 :Achtien uur17 februari 2017 :Stek gepoot in Tuin2-15 november 2017 :Stek gepoot in de tuin / 18 uur3 december 2018 :Sigaren 18 uur3 december 2018 :Tuin sigaar12 december 2018 :Sigaren 12 uur10 februari 2019 :Tuin sigaar13 mei 2019 :Poot23 juli 2019 :Knip weekend20 augustus 2019 :Poot/l wk 18 uur27 november 2019 :Plantjes gepoot./1815-20 februari 2020 :Knotten19-23 februari 2020 :Start knotten6 maart 2020 :Vers tuin6 april 2020 :Vers tuin”
In de telefoon zag verbalisant ook meerdere berichten van/naar een contact genaamd “ [contactnaam] ” staan. De berichten gingen terug tot 29 oktober 2018. Na een bevraging in het politiesysteem bleek het telefoonnummer vanaf 13 april 2018 geregistreerd op naam van verdachte. Verbalisant trof de volgende berichten aan (letterlijk weergegeven, eventuele taal- of spelfouten zijn niet verbeterd):
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 4 november 2018:

Groot n. 400 x 8 = 3.2 klein niet meegerekend. Vul maar in. Ik denk over de vier.
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 8 november 2018:

Voor de duidelijkheid was ik vergeten te zeggen. Ga niet meer na Zwolle. Wasrom niet kenteken is op je eigen huis. En je neemt daar je zullen heen niet slim. Je brengt je
zelf ik gevaar. Ik ga wel voor taan.
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 20 februari 2018:

Klaar, 4.5/7 haal baar.”
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 21 februari 2018:

Ecgt ga weg. Feest.
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 21 februari 2018:

Morgen avond inpakken, dan heb ik ook vuiliszakken. Hahahahaha.
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 21 februari 2018:

Oké wst denk je
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 21 februari 2018:

Ga vanavond in zakken doen het laatste. Ga maar uit van 4.8.
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 21 februari 2018:

Oké, top man.
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 21 februari 2018:

Misschien wel over de 5? Zaterdag eind van de middag?
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 21 februari 2018:

Ja.
- Verdachte [medeverdachte 1] naar contact [contactnaam] op 26 maart 2020:

Mooie groene tuin. Top. Zie ik je nog dit weekend.
- [contactnaam] naar verdachte [medeverdachte 1] op 26 maart 2020:

Laat jou weten. [4]
[medeverdachte 1] verklaarde dat hij dacht dat het bericht over 400 x 8 is 3.2misschien over kilo’s ging. In de agenda hield hij de begin- en eindtijd van de cyclus (de rechtbank begrijpt: de kweekcyclus van de hennep) bij. [5] Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tweede verklaring van [medeverdachte 1] bij de politie ondersteund wordt door de berichten tussen [medeverdachte 1] en verdachte. De rechtbank gaat dan ook uit van die tweede verklaring van [medeverdachte 1] .
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) advies gaf over het ophalen van spullen bij de growshop. Daarnaast haalde verdachte wel eens wat op. Het ging om kleine flesjes en een zak grond. Verdachte wist dat wat er in de flesjes zat voor een kwekerij zou zijn. [6]
Verdachte is ook naar de berichten gevraagd. Hij verklaarde dat zijn telefoon werd gekraakt. Er zou met zijn telefoon worden gebeld en geappt. De berichten over de groene tuin, tussen de 4.5/7 en het inpakken in vuilniszakken gingen volgens verdachte over de achtertuin en niet over de hennepkwekerij. Verdachte hielp graag mee. Deze verklaring van verdachte wordt op geen enkele wijze door het dossier ondersteund. Daarnaast heeft verdachte geen enkele concrete en verifieerbare informatie verstrekt over het beweerdelijk kraken van zijn telefoon. Verdachte verklaart juist over de verstuurde berichten, waardoor de rechtbank vaststelt dat de berichten afkomstig moeten zijn van verdachte.
Medeplegen
De rechtbank acht op grond van de notities, de berichten en de verklaring van [medeverdachte 1] bewezen dat verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld. De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het telen van de hennep nauw en bewust hebben samengewerkt met verdachte. Verdachte heeft hen instructies verstrekt, stekken geregeld, heeft geholpen bij het knippen van de planten en nam het verkopen van de oogst voor zijn rekening. Daarnaast hebben verdachte en [medeverdachte 1] op verschillende momenten berichten aan elkaar gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat deze gesprekken over hennep gaan. De verklaring van verdachte dat het over de achtertuin zou gaan, wordt weerlegd door de notities uit de agenda van [medeverdachte 1] . Zo wordt er op 20 februari 2020 gestuurd “Klaar, 4.5/7 haal baar.”. Dit komt overeen met de notitie “15-20 februari 2020 :Knotten”. De rechtbank leidt uit deze notitie af dat de oogst klaar was. Uit het bericht naar verdachte leidt de rechtbank af dat de oogst 4,5/4,7 kilo was. Hoewel de rol van verdachte niet inhield dat hij de dagelijkse verzorging van de planten op zich nam, was zijn bijdrage aan de hennepteelt substantieel en van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank acht het medeplegen tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Diefstal stroom
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de woning van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat de zegel van de hoofdaansluitkast hierbij was verbroken. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om en voorzag de hennepkwekerij in de periode van 12 januari 2019 tot 24 april 2020 van elektriciteit. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stroom ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gestolen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van stroom, waarbij de weggenomen elektriciteit onder hun bereik is gebracht door middel van verbreking.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 april 2020, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]
)een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer202
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 12 januari 2019 tot en met 24 april 2020 in de gemeente [gemeente] , meermalen,
in elk geval eenmaal (telkens
)tezamen en in vereniging met een of
meer anderen,
althans alleen,een hoeveelheid
/hoeveelhedenele
ktriciteit,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
n, te
weten aan de firma [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen ele
ktriciteit onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) een taakstraf voor de duur van 30 uren bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat aansluiting moet worden gezocht bij de opgelegde straf van [medeverdachte 2] . Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen een hennepkwekerij geëxploiteerd op een zolder van een woonhuis. Door zo te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee ook bijgedragen aan instandhouding van het (soft) drugscircuit. De benodigde elektriciteit werd illegaal afgenomen. Uit onderzoek is gebleken dat, door de manier waarop de illegale stroomvoorziening was aangelegd, de elektrische installatie van de woning niet meer voldeed aan de minimale voorschriften om de veiligheid te kunnen waarborgen. Het is algemeen bekend dat illegale stroomafname bij een hennepkwekerij vaker de oorzaak is van brand. Dit had ook ernstige gevolgen kunnen hebben voor de overige huizen van het woningblok.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten, zodat de rechtbank hiermee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat gezien de gelijkwaardige rol van verdachte en [medeverdachte 1] een gelijke straf passend is. In deze zaak is echter sprake van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Verdachte is op 25 juni 2020 aangehouden en verhoord, zodat als uitgangpunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting op 25 juni 2022 met een eindvonnis afgerond had moeten zijn. Nu de rechtbank op 31 oktober 2024 uitspraak doet en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, betekent dit dat de redelijke termijn met ruim twee jaar en vier maanden is overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de op te leggen taakstraf geheel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank passend een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
100 (éénhonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
 bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020184058, gesloten op 3 oktober 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, p. 5-7; een schriftelijk bescheid, te weten: aangifte [bedrijf] , p. 24-25; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 57; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 88-91 en 94-95.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 88-92 en 95.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 113-114.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 89 en 95.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 131.