ECLI:NL:RBGEL:2024:7496

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
441901
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door erfgenamen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit vier erfgenamen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, hun broer, met als doel de ontruiming van een woning. De erfgenamen zijn executeurs van de nalatenschap van hun overleden ouders, die bij testamenten hun kinderen tot erfgenamen hebben benoemd. De vader overleed op 2 november 2022 en de moeder op 8 juni 2023. Gedaagde woont in de woning die tot de nalatenschap behoort en heeft, ondanks verzoeken van de eisers om de woning te verlaten, niet vrijwillig meegewerkt aan de verkoop van de woning.

De eisers hebben gedaagde verzocht om de woning binnen zes weken te verlaten, maar gedaagde heeft hier niet aan voldaan. In het kort geding vorderden eisers onder andere dat gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning zou ontruimen, met de mogelijkheid om de ontruiming met behulp van justitie en politie te laten uitvoeren indien nodig. Gedaagde voerde verweer, maar erkende dat de woning uiteindelijk verkocht moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde voldoende tijd had gehad om een vervangende woonruimte te vinden en dat zijn huidige verblijf in de woning niet te verenigen was met de rechten van de andere erfgenamen.

De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagde een termijn van vier weken gegeven om de woning te verlaten. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de ontruimingsverplichting voldeed. De rechter heeft ook de machtiging verleend aan eisers om eventuele persoonlijke eigendommen van gedaagde af te voeren en de sloten van de woning te vervangen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 31 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/441901 / KG ZA 24-333
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],2. [eiser 2],3. [eiser 3],4. [eiser 4],

in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [overledene],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. M.J. Germs te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende in [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3;
- de nagekomen producties 4 en 5 van eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers en gedaagde zijn broers en zussen van elkaar. Zij zijn kinderen van [vader] (hierna: de vader) en [overledene] (hierna: de moeder).
2.2.
De vader en de moeder hebben bij testamenten van 19 juli 2022 over hun nalatenschap beschikt. Zij hebben daarbij elkaar en hun kinderen benoemd tot erfgenamen en elkaar en eisers benoemd tot executeurs en afwikkelingsbewindvoerders van de nalatenschap.
2.3.
De vader is overleden op 2 november 2022. De moeder is overleden op 8 juni 2023.
2.4.
Tot de nalatenschap behoort de woning aan [adres] (hierna: de woning). Gedaagde woont in de woning.
2.5.
Met een brief van 21 maart 2024 hebben eisers gedaagde verzocht medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en hem gesommeerd de woning binnen zes weken te verlaten.
2.6.
Met een brief van 16 oktober 2024 heeft de verkoopmakelaar aan eisers laten weten welke werkzaamheden minimaal nodig zijn om de woning verkoopklaar te maken en een marktconforme prijs te kunnen realiseren.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • gedaagde te veroordelen binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en ontruimd te houden, met afgifte van alle sleutels aan eisers, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • eisers te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie op kosten van gedaagde de ontruiming te bewerkstelligen, indien gedaagde met tijdige ontruiming in gebreke blijft;
  • eisers te machtigen om eventuele persoonlijke eigendommen van gedaagde die door hem in of rondom de woning worden achtergelaten af te voeren op en om sloten van de woning te vervangen nadat de woning is ontruimd.
3.2.
Gedaagde voert verweer. Hoewel hij het ermee eens is dat de woning uiteindelijk verkocht moet worden, weet hij niet waar hij na zijn vertrek uit de woning moet gaan wonen en vindt hij vooral de manier waarop dit gaat bezwaarlijk.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vordering en is door eisers voldoende gemotiveerd.
Ontruiming woning
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan eisers hebben gesteld, gedaagde in eerste instantie niet zonder recht of titel in de woning verbleef. Ter zitting is immers duidelijk geworden dat gedaagde altijd in de woning heeft gewoond en dus met toestemming van zijn ouders. Voldoende aannemelijk is echter dat dit gebruiksrecht is geëindigd, omdat eisers in hun hoedanigheid van executeurs dit gebruiksrecht hebben opgezegd bij brief van 21 maart 2024. Hierin is een ontruimingstermijn van zes weken gegeven. Dat deze termijn niet redelijk was, heeft gedaagde niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop heeft gedaagde voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op een vertrek en vervangende woonruimte te zoeken.
4.3.
Voldoende aannemelijk is dat het huidige gebruik van de woning door gedaagde niet te verenigen is met het recht van de overige erfgenamen (zie art. 3:169 BW). Zij hebben er als deelgenoten in de nalatenschap recht op om niet in onverdeeldheid te blijven. Partijen zijn het erover eens dat geen van hen – en dus ook gedaagde niet – financieel in staat is de woning over te nemen, en dat de woning dus moet worden verkocht aan een derde. Voldoende aannemelijk is dat de (voorbereiding van de) verkoop wordt belemmerd doordat gedaagde in de woning verblijft. Uit de brief van de makelaar van 16 oktober 2024 blijkt dat om de woning verkoopklaar te maken nodig is dat gedaagde de woning verlaat en dat daarna de woning opgeknapt en opgeruimd moet worden. Dit heeft gedaagde ook erkend. Dat de woning op korte termijn verkocht moet worden, staat eveneens vast. Eisers hebben onbetwist gesteld dat de vaste lasten van de woning vanaf 2023 en nu ook nog gedeeltelijk vanaf de erfrekening worden betaald, maar dat op die rekening binnenkort niet meer voldoende saldo staat. Bovendien moeten alle erfgenamen binnenkort een voorschot op de erfbelasting betalen, waarvoor zij over financiële middelen moeten beschikken. Het voorgaande betekent dat de woning op korte termijn verkocht moet worden en dat daarvoor nodig is dat gedaagde de woning verlaat.
4.4.
Een belangenafweging maakt de beslissing van de voorzieningenrechter niet anders. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij iets heeft gedaan om vervangende woonruimte te vinden, en dat hij ter zitting heeft gezegd dat hij waarschijnlijk wel bij vrienden kan verblijven. Verder hebben eisers aangeboden om een hulptraject voor hun broer bij de RIBW in gang te zetten. Ter zitting heeft gedaagde toegezegd dat hij de woning binnen vier weken na de zitting vrijwillig zal ontruimen. Van eisers kan echter niet worden gevergd dat zij genoegen nemen met deze toezegging. Zij hebben er belang bij dat zij een titel hebben voor de gedwongen ontruiming van de woning, indien gedaagde zijn toezegging niet nakomt. Dat belang weegt zwaarder dan het belang van gedaagde om voorlopig in de woning te blijven wonen. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter op verzoek van partijen dat eisers ter zitting hebben toegezegd dat gedaagde een voorschot van € 2.000,- zal ontvangen indien hij de woning binnen vier weken na de zitting vrijwillig zal hebben ontruimd.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming toewijzen. Aan gedaagde zal een ontruimingstermijn van vier weken worden gegeven. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben eisers aangegeven in te stemmen met deze termijn. De door gedaagde genoemde termijn van drie maanden acht de voorzieningenrechter onredelijk lang. Nu gedaagde de woning moet verlaten en ontruimd moet houden, moet hij de sleutels afgeven aan eisers. De dwangsom zal worden toegewezen zoals vermeld en gemaximeerd in de beslissing.
Persoonlijke eigendommen en sloten
4.6.
De vordering om achtergelaten persoonlijke eigendommen van gedaagde af te voeren, wordt toegewezen. Ter zitting hebben gedaagden onderbouwd dat zij met het oog op kostenbesparing zelf mogelijk achtergebleven inboedel willen afvoeren. Gedaagde heeft aangevoerd dat hij er zelf voor zal zorgen dat al zijn eigendommen worden afgevoerd. Voor het geval dit niet gebeurt, hebben eisers belang bij een machtiging, waartegen gedaagde ook niet specifiek bezwaar heeft gemaakt. De machtiging om de sloten te vervangen, zal ook worden verleend, omdat eisers er belang bij hebben dat de woning ontruimd blijft indien niet vrijwillig wordt ontruimd onder afgifte van alle sleutels.
Machtiging sterke arm
4.7.
De gevorderde machtiging om zo nodig de ontruiming zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie wordt afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is de deurwaarder immers zonder rechterlijke tussenkomst bevoegd de hulp van de sterke arm in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van gedaagde komen.
Proceskosten
4.8.
Gelet op de aard van het geschil en de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en ontruimd te houden, met afgifte van alle sleutels aan eisers,
5.2.
veroordeelt gedaagde om aan eisers een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
machtigt eisers om eventuele persoonlijke eigendommen van gedaagde die door hem in of rondom de woning worden achtergelaten af te voeren en om sloten van de woning te vervangen nadat de woning is ontruimd,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.