ECLI:NL:RBGEL:2024:7456

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
129017-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een poging tot overval met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot overval. De verdachte, geboren in 2004, heeft samen met medeverdachten een restaurant betreden met gezichtsbedekkende kleding en heeft daarbij een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van een slachtoffer gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverboden en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte een schadevergoeding van € 1.000,- moet betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontwikkelingsproblematiek. De rechtbank heeft besloten dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/129017-24
Datum uitspraak : 29 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen aan de [adres] , [postcode] in [plaats 1] .
Raadsman: mr. T. Geerdink, advocaat in Borne.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heef/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heeft/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 72-76;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 96-107;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan [slachtoffer]
en/of
cafetaria/restaurant " [restaurant] ",
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant
heeft/hebben betreden en
/of
- dreigend
/intimiderendop [slachtoffer]
(die zich achter de bar bevond
) is/zijn
toe/afgelopen en
/of
-
(vanaf een korte afstand
)een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting
van en/ofop die [slachtoffer]
heeft/hebben gericht en
/of
- de kassalades
heef/hebben geopend en
/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens het volwassenenstrafrecht bestraft moet worden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 450 dagen gevangenisstraf waarvan 404 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatieverbod en 240 uur taakstraf. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het feit verdachte verminderd kan worden toegerekend, dat het adolescentenstrafrecht toegepast dient te worden en dat geen langere onvoorwaardelijke detentie opgelegd dient te worden dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging kan zich vinden in de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de traumabehandeling. Ook een locatieverbod is overbodig, omdat verdachte niet meer in [plaats 2] woont. De raadsman heeft bij het bepalen van de strafmaat verzocht in strafverminderende mate rekening te houden met de beïnvloedbaarheid en de impulsiviteit van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft met de medeverdachten geprobeerd een restaurant te overvallen onder bedreiging van een nepvuurwapen. De eigenaresse en haar partner waren op dat moment in het restaurant aanwezig. Verdachte heeft een bedreigende situatie geschapen en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeggebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een overval lange tijd psychische gevolgen van een overval kunnen ondervinden. Daarnaast dragen feiten als deze bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals de officier van justitie, verdachte aan te merken als initiator van de overval, omdat het dossier daarvoor naar oordeel van de rechtbank onvoldoende objectieve aanknopingspunten bevat.
Rapportages
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 12 juli 2024 dat over verdachte is opgemaakt door een GZ-psycholoog volgt het volgende. Verdachte is sinds jonge leeftijd bekend met ontwikkelingsproblematiek gekenmerkt door tekorten in de aandachtsfuncties, een trage verwerkingssnelheid, hyperactiviteit, impulsiviteit, een beperkt sociaal begrip, emotieregulatieproblemen, zintuiglijke hyperreactiviteit en motorische tics. De problematiek laat zich op dit moment volgens de deskundige het beste classificeren als zwakbegaafdheid,
ADHD, en een autismestoornis. De deskundige adviseert de rechtbank het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Verder ziet de deskundige op basis van de wegingslijst adolescentenstrafrecht geen zwaarwegende redenen het advies te geven om over te gaan tot het adolescentenstrafrecht. Bij verdachte is sprake van beperkingen in de handelingsvaardigheden zoals moeite met het organiseren van zijn gedrag, niet goed kunnen inschatten van risico’s en handelen zonder na te denken. Deze beperkingen zijn echter niet hoofdzakelijk terug te voeren op de jeugdige leeftijd van verdachte. De beperkingen in de handelingsvaardigheden hangen in belangrijke mate samen met de bij hem aanwezige intellectuele beperkingen, kenmerken van ADHD en kenmerken van autisme die niet specifiek aan zijn jeugdige leeftijd zijn verbonden. Gezien de neurobiologische aard van de problematiek zal onderzochte naar verwachting in alle leeftijdsfasen moeite blijven houden met zelfsturing en zelfcontrole. Belangrijker nog bij het advies om het commune strafrecht toe te passen is de bevinding dat pedagogische beïnvloeding bij verdachte mogelijk, maar niet essentieel is. De deskundige stelt dat toezicht, begeleiding en behandeling nodig zijn om het risico op recidive terug te dringen. De aard en de ernst van verdachtes problematiek vraagt om een woonplek met intensieve 24-uurs zorg waar praktische hulp bij het dagelijks adaptief functioneren wordt geboden, men bedreven is in het begeleiden en behandelen van patiënten die functioneren op licht verstandelijk beperkt-laagbegaafd niveau en waar men is toegerust op het ingrijpen op onttrekking en (dreigende) agressie. Daarnaast is specialistische behandeling geïndiceerd van kenmerken van ADHD, autisme, tics, trauma-ervaringen en verslaving in combinatie met delict(zettend) gedrag. Van belang is dat de (woon)begeleiding en de (forensische psychiatrische) behandeling nauw op elkaar afgestemd worden.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 2 oktober 2024 het volgende geadviseerd. Verdachte heeft een lichte verstandelijke beperking, autisme, ADHD en traumagerelateerde klachten. Hij heeft van zijn twaalfde tot zijn achttiende jaar in vrijwel gesloten zorginstellingen gewoond. Sindsdien woont hij begeleid. De reclassering ziet risicofactoren op de leefgebieden huisvesting, dagbesteding, financiën, middelengebruik en sociaal netwerk. Verdachte is beïnvloedbaar en impulsief, heeft moeite zichzelf te beheersen en gaat om met vrienden die een negatieve invloed op hem hebben. De reclassering kan zich vinden in het advies van het NIFP en adviseert een reclasseringstoezicht bij de volwassenenreclassering met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een locatieverbod met elektronische monitoring. Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
Ter zitting heeft de deskundige, de bij verdachte betrokken medewerker van de jeugdreclassering, verklaard dat bij het toepassen van het adolescentenstrafrecht geen forensische behandeling kan plaatsvinden, omdat de gemeente dat niet subsidieert.
Adolescentenstrafrecht of volwassenenstrafrecht
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte volgens het adolescentenstrafrecht of het volwassenenstrafrecht bestraft moet worden. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenstrafrecht van toepassing is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het adolescentenstrafrecht toe te passen als de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, daartoe aanleiding geven. Gelet op hetgeen over de persoon van verdachte is toegelicht in de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsrapport en het in die rapporten opgenomen advies om het volwassenstrafrecht toe te passen, ziet de rechtbank, in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, geen aanleiding om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal daarom het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank overweegt verder dat zij de conclusies van de Pro Justitia-rapporteur voor wat betreft de aanwezigheid van een stoornis en de verminderde toerekenbaarheid overneemt en tot de hare maakt.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het feit zonder meer de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank de eis van de officier van justitie niet passend. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het geadviseerde locatieverbod. De rechtbank acht het locatieverbod niet geboden nu verdachte niet meer woonachtig is in de omgeving waar het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht, als bijzondere voorwaarde, ook een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten noodzakelijk.
Gelet op de bewezenverklaring en de rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom beslist de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, sprake is. Door het bewezenverklaarde is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 7 januari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds genoemd. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door een forensische zorginstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verdachte verblijft in een forensische instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met
● [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1970;
● [naam] , geboren op [geboortedatum 3] 1970;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.
mr. J.M. Hollebrandse is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002024010862, gesloten op 4 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.