ECLI:NL:RBGEL:2024:7453

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
133773-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een poging tot overval met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 7 januari 2024 een restaurant heeft willen overvallen. De verdachte heeft daarbij een dreigende situatie gecreëerd door een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp, te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en contactverboden. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.000,- te betalen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de overval. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is als jongvolwassene beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn ADHD en de aanbevelingen van de reclassering en psycholoog. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/133773-24
Datum uitspraak : 29 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
Raadsman mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heef/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heeft/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee had genomen bij de overval en dat hij die zou gaan gebruiken. Verder heeft de raadsman bepleit dat verdachte slechts een meeloper was en dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 72-76;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 96-107;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
Ten aanzien van het tenlastegelegde ‘op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ merkt de rechtbank het volgende op. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in een gesprek over de overal voorafgaand aan de overval tegen hem hebben gezegd dat zij het restaurant wilden overvallen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij een nepwapen had en dat hij wel mee kon gaan met de overval. Volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] zeiden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] daarna: let’s go, dan gaan we met z’n drieën. [2]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt ondersteund door een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] video’s zijn aangetroffen gedateerd op 18 december 2023 waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] het wapen in hun handen hebben. [3] Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij te zien is op dat filmpje en dat hij het wapen in zijn handen heeft gehad. [4] De rechtbank weegt ook mee dat verdachte van plan was een overval te plegen met een persoon waarvan hij wist dat hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in bezit had. [5] Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem vaker heeft bedreigd dat hij het huis waarin verdachte woonde zou beschieten, dat er gaten in de voordeur zou komen en dat hij hem zou op zoeken. [6] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee zou nemen en zou gaan gebruiken bij de (poging tot) overval.
Met betrekking tot het verweer dat geen sprake zou zijn van een nauwe en bewuste samenwerking overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte en de medeverdachten waren alle drie in het donker gekleed en droegen gezichtsbedekking. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn rol bij de overval was het openhouden van de toegangsdeur van [restaurant] voor de medeverdachten, zodat zij ook weer naar buiten konden. Dit betrof namelijk een elektrische deur die, nadat hij dichtvalt, niet direct weer opengaat. [7] Verdachte vervulde hiermee een substantiële en wezenlijke rol bij het verloop van de overval waarbij hij nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten. De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat sprake is van medeplegen en dat verdachte het feit in vereniging met de medeverdachten heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan [slachtoffer]
en/of
cafetaria/restaurant " [restaurant] ",
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant
heeft/hebben betreden en
/of
- dreigend
/intimiderendop [slachtoffer]
(die zich achter de bar bevond
) is/zijn
toe/afgelopen en
/of
-
(vanaf een korte afstand
)een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting
van en/ofop die [slachtoffer]
heeft/hebben gericht en
/of
- de kassalades
heef/hebben geopend en
/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens het volwassenenstrafrecht bestraft moet worden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf waarvan 342 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatieverbod en daarnaast tot 240 uur taakstraf. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het feit verdachte verminderd kan worden toegerekend en dat een taakstraf van 240 uur waarvan 120 uur voorwaardelijk en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend is. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat een proeftijd van 2 jaren passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft met de medeverdachten geprobeerd een restaurant te overvallen onder bedreiging van een nepvuurwapen. De eigenaresse en haar partner waren op dat moment in het restaurant aanwezig. Verdachte heeft een bedreigende situatie geschapen en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeggebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een overval lange tijd psychische gevolgen van een overval kunnen ondervinden. Bovendien dragen feiten als deze bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Rapportages
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 16 september 2024 dat over verdachte is opgemaakt door een GZ-psycholoog volgt het volgende. Volgens de deskundige is bij verdachte sprake van een aandachtdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis en een beperkt affectief geweten dat deels een doorwerking lijkt te hebben gehad in het plegen van het tenlastegelegde. Verdachte is iemand die nee kan zeggen en voor zichzelf kan opkomen. Zijn impulsiviteit, voortkomend vanuit zijn ADHD, lijkt volgens de reclassering in mindere mate een rol te hebben gespeeld bij het plegen van het tenlastegelegde. Het missen van langetermijnoverzicht en de chaos in zijn hoofd, voortkomend vanuit zijn ADHD, lijken een rol te hebben gespeeld in het tenlastegelegde. Verdachte denkt nauwelijks na over de gevolgen van zijn gedrag voor zichzelf en/of voor een ander. Hij heeft, door de onrust in zijn hoofd, moeite gestructureerd na te denken en wordt hierdoor belemmerd in het maken van gezonde keuzes. Dit is zeker het geval in situaties die spanning opleveren. Daarin wordt verdachte ook nog eens belemmerd door zijn beperkte affectieve geweten. Meerdere levensgebeurtenissen waren belastend voor hem wat hem nog meer onrust in zijn hoofd gaf. Verdachte had moeite om met deze emoties om te gaan vanwege het moeilijk kunnen structureren van zijn gedachten ten gevolge van zijn ADHD. De deskundige adviseert het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Het is volgens de deskundige van belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn ADHD. Daarnaast dient er in de behandeling aandacht te zijn voor zijn beperkte affectieve geweten en de antisociale trekken. De deskundige adviseert deze behandelingen plaats te laten vinden in het kader van bijzondere voorwaarden. Verder stelt de deskundige dat verdachte gebaat is bij handhaving van het volwassenenstrafrecht, omdat pedagogische beïnvloeding niet passend is, verdachte als jongvolwassene functioneert en niet als een jeugdige, verdachte erg is gesteld op zijn autonomie en verdachte nadenkt over zijn gevoelens en gedrag.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 1 oktober 2024 het volgende geadviseerd. De criminogene factoren die aanwezig zijn bij verdachte zijn zijn sociale netwerk, psychosociaal functioneren, financiële situatie en softdrugsgebruik. De reclassering noemt het positief dat verdachte gemotiveerd is voor gedragsverandering, openstaat voor hulpverlening, hetgeen zijn familie ook stimuleert, en gestart is met een studie en betaald werk. De reclassering acht het wenselijk de schorsingsvoorwaarden voort te zetten in het kader van bijzondere voorwaarden om de kans op recidive te verkleinen. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich, met uitzondering van het drugsverbod, aan de voorwaarden gehouden en hij heeft zich gemotiveerd en meewerkend opgesteld. Tot eind augustus 2024 waren zijn urinecontroles schoon, maar in augustus en september had verdachte drie positieve urinecontroles waaruit blijkt dat betrokkene wiet had gebruikt. Tijdens de behandeling kan gekeken worden naar passende medicatie om de onrust in zijn hoofd op een gezondere manier te reguleren. Verder hebben verdachte en zijn familie de reclassering laten weten dat ze de structuur van een locatiegebod erg prettig vinden. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod met elektronische monitoring, een locatiegebod met elektronische monitoring, inspannen voor dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De rechtbank overweegt dat zij de conclusies van de Pro Justitia-rapporteur voor wat betreft de aanwezigheid van een stoornis en de verminderde toerekenbaarheid overneemt en tot de hare maakt. Ook met betrekking tot de toepasselijkheid van het volwassenenstrafrecht volgt de rechtbank de conclusie van de psycholoog.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het feit zonder meer de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank de eis van de officier van justitie niet passend. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van de geadviseerde elektronische monitoring ten aanzien van het locatiegebod en het geadviseerde locatieverbod. De rechtbank acht het locatieverbod niet geboden.
Gelet op de bewezenverklaring en de rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom beslist de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen de betaling van een bedrag aan schadevergoeding. Wel verzoekt de verdediging de betaling van de schadevergoeding te verdelen over de drie verdachten.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, sprake is. Door het bewezenverklaarde is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 7 januari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds genoemd. Binnen het toezicht zullen (sub)doelen geformuleerd worden waar verdachte aan zal moeten werken deze te behalen. Tevens geeft hij de reclassering inzicht in zijn financiële situatie;
- verdachte zijn behandeling vervolgt bij Transfore, die op 9 juli 2024 is gestart, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met
● [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1970;
● [naam] , geboren op [geboortedatum 3] 1970;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte gedurende zes maanden of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Het huidige verblijfadres is [adres] , [postcode] in [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte zich inspant voor het behouden van betaald werk en/of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dit inhoudt dat hij zijn gebruik mindert dan wel stopt of een verslavingsbehandeling bij Tactus Verslavingszorg moet gaan volgen;
- verdachte ambulante begeleiding van Buitenplaats de Poel of een soortgelijke zorgverlener ontvangt, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,- aan immateriële schade , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.
mr. J.M. Hollebrandse is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002024010862, gesloten op 4 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 282.
3.Het proces-verbaal van bevindingen p. 165-166.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 354.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.