ECLI:NL:RBGEL:2024:7451

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
129052-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot overval met bijzondere voorwaarden en jeugddetentie

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het plegen van een poging tot overval op een restaurant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 7 januari 2024 met gezichtsbedekkende kleding het restaurant heeft betreden en daarbij dreigend op de aanwezige slachtoffers is afgestapt. De verdachte heeft een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van de slachtoffers gericht en heeft geprobeerd de kassalades te openen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 197 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie en ambulante behandeling. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan het adolescentenstrafrecht, gezien de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 1.000,- te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychologische rapportages die de kwetsbaarheid van de verdachte benadrukken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/129052-24
Datum uitspraak : 29 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. J.C.H. Pronk, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heef/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of cafetaria/restaurant " [restaurant] ", in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant heeft/hebben betreden en/of
- dreigend/intimiderend op [slachtoffer] (die zich achter de bar bevond) is/zijn toe/afgelopen en/of
- ( vanaf een korte afstand) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van en/of op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of
- de kassalades heeft/hebben geopend en/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee had genomen bij de overval en dat hij die zou gaan gebruiken.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 72-76;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 96-107;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 201-203;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
Ten aanzien van het tenlastegelegde ‘op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ merkt de rechtbank het volgende op. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in een gesprek over de overal voorafgaand aan de overval tegen hem hebben gezegd dat zij het restaurant wilden overvallen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij een nepwapen had en dat hij wel mee kon gaan met de overval. Volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] zeiden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] daarna: “let’s go, dan gaan we met z’n drieën”. [2]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt ondersteund door een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat in de telefoon van verdachte video’s zijn aangetroffen, gedateerd op 18 december 2023, waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] een wapen in hun handen hebben. [3] Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij te zien is op dat filmpje en dat hij het wapen van medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn handen heeft gehad. [4] Daarnaast blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat was afgesproken dat medeverdachte [medeverdachte 1] het wapen zou trekken en dat verdachte het geld uit de kassalade zou halen. [5] De rechtbank weegt ook mee dat verdachte van plan was een overval te plegen met een persoon waarvan hij wist dat hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in bezit had. [6] Verder heeft verdachte in zijn verhoor bij de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem vaker heeft bedreigd met een pistool of een mes en dat medeverdachte [medeverdachte 1] altijd wat bij zich heeft. [7] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee zou nemen en zou gaan gebruiken bij de (poging tot) overval.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 januari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan [slachtoffer]
en/of
cafetaria/restaurant " [restaurant] ",
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gezichtsbedekkende kleding voornoemd restaurant
heeft/hebben betreden en
/of
- dreigend
/intimiderendop [slachtoffer]
(die zich achter de bar bevond
) is/zijn
toe/afgelopen en
/of
-
(vanaf een korte afstand
)een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting
van en/ofop die [slachtoffer]
heeft/hebben gericht en
/of
- de kassalades
heef/hebben geopend en
/of
- de vrije doorgang naar buiten heeft versperd door in de deuropening te gaan staan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens het volwassenenstrafrecht bestraft moet worden. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf waarvan 339 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het locatieverbod en daarnaast tot 240 uur taakstraf. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het feit verdachte verminderd kan worden toegerekend en dat het adolescentenstrafrecht toegepast dient te worden. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een taakstraf van 240 uur waarvan 120 uur voorwaardelijk en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 of 4 maanden passend is. De verdediging kan zich vinden in de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft met de medeverdachten geprobeerd een restaurant te overvallen onder bedreiging van een nepvuurwapen. De eigenaresse en haar partner waren op dat moment in het restaurant aanwezig. Verdachte heeft een bedreigende situatie geschapen en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeggebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een overval lange tijd psychische gevolgen van een overval kunnen ondervinden. Bovendien dragen feiten als deze bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Rapportages
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 18 juni 2024 dat over verdachte is opgemaakt door een GZ-psycholoog volgt het volgende. Volgens de deskundige was bij verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit sprake van een aandachtdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis en van een zwakbegaafd intelligentieniveau. Ook lijken zijn beperkte probleemoplossende vaardigheden, zijn beïnvloedbaarheid, zijn gebrek aan het kunnen overzien van de gevolgen van zijn gedrag, zijn zelfcontrole en zijn gebrek aan empathie en berouw een rol te hebben gespeeld bij het strafbare feit. Het gebrekkige overzicht, zijn beperkte zelfcontrole en zijn geringe probleemoplossende vaardigheden vanuit zijn ADHD (en zwakbegaafde intelligentieniveau) leiden ertoe dat de deskundige adviseert om het bewezenverklaarde verminderd toe te rekenen. Volgens de deskundige is er onbehandeld sprake van een matig-hoog recidive-risico en de deskundige adviseert een behandeling in de vorm van bijzondere voorwaarden. Verdachte is volgens de deskundige het meest gebaat bij de toepassing van het minderjarigenstrafrecht, omdat een pedagogische beïnvloeding nog steeds passend is. Verdachte woont bij zijn moeder en heeft de ondersteuning en begeleiding van zijn moeder nog nodig. Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en een sociaal-emotionele achterstand waardoor hij emotioneel op het niveau van een minderjarige functioneert. Verdachte is volgens de deskundige geen berekenende, manipulatieve, dominante of ‘doorgewinterde’ antisociale jongeman, maar hij is een kwetsbare jongeman die mentale ondersteuning nodig heeft in een maatschappij waar er veel gevraagd wordt in sociaal en emotioneel opzicht.
De reclassering heeft een rapport opgesteld gedateerd op 25 september 2024. Uit dit rapport blijkt het volgende. De criminogene factoren die bij verdachte aanwezig zijn, zijn het sociale netwerk, zijn psychosociaal functioneren en indirect zijn financiële situatie en het softdrugsgebruik. Verdachte heeft zich volgens de reclassering laten meeslepen in onderhavige ernstige verdenking. Zij stellen dat sprake is van negatieve beïnvloeding, waarbij verdachte zich 'stoer' heeft opgesteld. Hij wilde erbij horen en zag het financiële voordeel ervan in. Verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering en staat open voor hulpverlening, hetgeen zijn moeder ook stimuleert. De reclassering acht het wenselijk de schorsingsvoorwaarden voort te zetten en adviseert de bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, contactverbod, locatieverbod met elektronische monitoring, locatiegebod met elektronische monitoring, inspannen voor dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Adolescentenstrafrecht of volwassenenstrafrecht
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte volgens het adolescentenstrafrecht of het volwassenenstrafrecht bestraft moet worden. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het volwassenstrafrecht van toepassing is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het adolescentenstrafrecht toe te passen als de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daartoe aanleiding geven. Gelet op hetgeen over de persoon van verdachte is toegelicht in de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsrapport en het in die rapporten opgenomen advies om het adolescentenstrafrecht toe te passen, ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal daarom het adolescentenstrafrecht toepassen.
De rechtbank overweegt verder dat zij de conclusies van de Pro Justitia-rapporteur voor wat betreft de aanwezigheid van een stoornis en de verminderde toerekenbaarheid overneemt en tot de hare maakt.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het feit zonder meer de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het echter niet wenselijk verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte jeugddetentie op voor de duur van 197 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van de geadviseerde elektronische monitoring ten aanzien van het locatiegebod en het geadviseerde locatieverbod. De rechtbank acht het locatieverbod niet noodzakelijk. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uur opleggen.
Gelet op de bewezenverklaring en de rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom beslist de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Verdachte is echter wel bereid het gevorderde bedrag te betalen. De rechtbank zou de vordering niet-ontvankelijk kunnen verklaren en een schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, sprake is. Door het bewezenverklaarde is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 7 januari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 197 dagen jeugddetentie;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten 180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds genoemd. Binnen het toezicht zullen (sub)doelen geformuleerd worden waar verdachte aan zal moeten werken deze te behalen. Tevens geeft hij de reclassering inzicht in zijn financiële situatie;
- verdachte actief blijft deelnemen aan de gedragsinterventie COVA, hetgeen gericht is op het versterken van zijn cognitieve vaardigheden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
- verdachte zich laat behandelen door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Ook als dit inhoudt dat verdachte mee gaat werken aan ambulante begeleiding door Trajectum of een andere zorgverlener;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met
● [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1970;
● [naam] , geboren op [geboortedatum 3] 1970;
- verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte gedurende zes maanden of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Het huidige verblijfadres is [adres] , [postcode] in [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dit inhoudt dat hij zijn gebruik mindert dan wel stopt of een verslavingsbehandeling bij Tactus Verslavingszorg moet gaan volgen;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland te Apeldoorn tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.
mr. J.M. Hollebrandse is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL06002024010862, gesloten op 4 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 282.
3.Het proces-verbaal van bevindingen p. 165-166.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 202.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 326.