ECLI:NL:RBGEL:2024:7450

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
05.060160.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en mishandeling; veroordeling feitelijke aanranding van de eerbaarheid, vernieling en belaging met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting, mishandeling, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, vernieling en belaging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor het seksueel binnendringen van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster op wezenlijke onderdelen consistent en gedetailleerd waren, maar dat er onvoldoende steunbewijs was om de verkrachting te bewijzen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, omdat hij de woning van de aangeefster zonder toestemming binnenging en haar bij de keel vastpakte, haar tegen de muur drukte en haar vagina betastte. Dit gebeurde op 16 februari 2023. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan vernieling van een Iphone en belaging van de aangeefster door haar stelselmatig lastig te vallen met e-mails en ongewenste bezoeken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 240 uur. Tevens werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar, waarbij de verdachte zich diende te onthouden van contact met de aangeefster en zich niet in haar woonplaats mocht bevinden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/060160-23
Datum uitspraak : 25 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de van [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
11 oktober 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2023 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of het likken van het oor van die [slachtoffer] en/of het kussen van de mond van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ongevraagd en zonder toestemming het chalet van die [slachtoffer] heeft betreden, waarbij hij de voordeur, die op de knip zat, heeft opgetrokken/opengebroken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en/of haar tegen de muur heeft gedrukt, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) bovengenoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of
- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- (hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd, dat zij zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 16 februari 2023 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het betasten van de vulva van die [slachtoffer] en/of het likken van het oor van die [slachtoffer] en/of het kussen van de mond van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ongevraagd en zonder toestemming het chalet van die [slachtoffer] heeft betreden, waarbij hij de voordeur, die op de knip zat, heeft opgetrokken/opengebroken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en/of haar tegen de muur heeft gedrukt, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd, dat zij zich niet aan bovengenoemde ontuchtige handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2023 te [plaats] , [slachtoffer]
heeft mishandeld door
- terwijl die [slachtoffer] in bed lag, die [slachtoffer] omhoog te trekken en/of haar (vervolgens) weer op bed te drukken en/of
- in de keel van die [slachtoffer] te knijpen, althans die [slachtoffer] bij haar keel vast te pakken en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken (bij haar armen) en/of
- die [slachtoffer] tegen een kast aan te slaan/duwen;
3.
hij op of omstreeks 6 februari 2023 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk een Iphone XS en/of de knip van de voordeur van een chalet (gelegen aan de [adres 2] ) en/of het kozijn van een chalet (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 23 april 2023 te [plaats] , althans in Nederland wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- veelvuldig/meermaals (eisende en/of agressieve) email-berichten te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig/meermaals die [slachtoffer] te bellen en/of
- veelvuldig/meermaals de tuin en/of het chalet van die [slachtoffer] te betreden en/of
- veelvuldig/meermaals die [slachtoffer] op te zoeken en/of te benaderen en/of
- de sleutel van een chalet, waar die [slachtoffer] werkte, mee te nemen en/of
- via een account van NLZIET, waar hij en die [slachtoffer] allebei de inloggegevens van hadden, een bericht voor die [slachtoffer] achter te laten, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar. Zij heeft consistent en authentiek verklaard. De verklaringen van aangeefster worden daarnaast ondersteund door het 112-gesprek en het rapport van het NFI. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangeefster consequent heeft verklaard over het knijpen in de keel. Daarnaast leveren de foto’s van de verkleuringen aan de hals steunbewijs voor de mishandeling. Van het aangeefster tegen de kast slaan/duwen dient verdachte te worden vrijgesproken aangezien daarvan niets is gebleken. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gesteld dat belaging in de periode van 6 februari 2023 tot en met 23 april 2023 bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 primair, feit 2 en feit 4. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van steunbewijs. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte aangeefster enkel bij de armen heeft gepakt en dat levert geen mishandeling op. Er is geen ondersteunend bewijs voor het tegen de kast duwen en het grijpen bij de keel. Op de foto’s is geen letsel bij aangeefster zichtbaar. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 3. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van wederrechtelijkheid in januari 2023 en februari 2023, omdat aangeefster en verdachte op dat moment nog over en weer contact hadden. Verdachte kon daardoor niet weten dat aangeefster het contact in die periode niet wilde. Pas op 2 maart 2023, de dag van het stopgesprek, is het verdachte duidelijk geworden dat zij geen contact meer wenste. Nadien heeft verdachte enkel op 23 april 2023 contact gezocht met aangeefster. Daarmee is geen sprake van stelselmatig handelen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Vaststaande feiten
Vaststaat dat verdachte op 16 februari 2023 naar de woning van aangeefster in [plaats] is gegaan. Verdachte heeft de deur van aangeefsters chalet opengetrokken en is het chalet binnengegaan. Vervolgens heeft hij aangeefster vastgepakt, haar op de mond gekust en haar oor gelikt. [2]
Overwegingen ten aanzien van feit 1 primair: verkrachting
Een van de vragen die de rechtbank in dit verband moet beantwoorden, is of sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, zoals bedoeld in artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval. Voor een bewezenverklaring zijn de verklaringen van de aangeefster alleen onvoldoende. Er moet sprake zijn van steunbewijs, afkomstig uit een andere bron dan de aangeefster zelf. Daarbij geldt in zedenzaken dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Met betrekking tot de vraag of verdachte met zijn vingers in de vagina of tussen de schaamlippen van aangeefster is geweest en de vraag of verdachte aangeefsters keel heeft vastgepakt, lopen de verklaringen van aangeefster en de verdachte uiteen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar keel vast had, met zijn hand in haar broek en string ging en vervolgens met zijn vingers in haar vagina ging. Zij denkt dat het twee of drie vingers waren en dat het ongeveer 10 seconden heeft geduurd. Zij riep toen tegen hem: alsjeblieft houd op. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn hand bij aangeefsters kruis heeft gedaan, over haar kleding heen. Hij is niet in haar vagina geweest.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster op wezenlijke onderdelen consistent en gedetailleerd zijn. Haar verklaring komt ook authentiek over mede gelet op de transcriptie van de 112-melding die zij heeft gedaan. Zij heeft steeds consistent verklaard dat verdachte haar bij de keel heeft vastgepakt en met zijn vingers in haar vagina is geweest. De rechtbank vindt haar verklaring daarom op zichzelf betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de verklaringen van aangeefster.
Uit het NFI rapport van 18 juli 2023 komt naar voren dat een DNA-spoor is gevonden op de buitenste schaamlippen van aangeefster en dat dit DNA afkomstig kan zijn van minimaal twee personen. Een relatief kleine hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van verdachte. Het DNA-mengprofiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en een willekeurig onbekend persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Ook van de binnenste schaamlippen, diep vaginaal en het perineum zijn monsters genomen. Daaruit is gebleken dat het onderzoeksmateriaal alleen DNA van aangeefster bevat. Voor het seksueel binnendringen van de vagina met de vingers door verdachte is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen objectieve steun te vinden in de resultaten van het NFI-onderzoek. De resultaten laten de mogelijkheid immers open dat verdachte wel bij aangeefsters vagina is geweest met zijn vingers, maar niet met zijn vingers in haar vagina is geweest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de transcriptie van het 112-gesprek, en de beschreven emotie van aangeefster tijdens dit gesprek kort na de gebeurtenis, onvoldoende steunbewijs oplevert voor de primair tenlastegelegde verkrachting. Niet kan worden uitgesloten dat die emotie het gevolg was van de gebeurtenis in zijn geheel nu er meer was voorgevallen dan alleen het vermeende seksueel binnendringen. Voor het seksueel binnendringen zelf levert deze gesprekstranscriptie geen steunbewijs nu de mededeling ervan uit dezelfde bron, namelijk aangeefster, afkomstig is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van seksueel binnendringen door verdachte zodat reeds om die reden onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor de primair ten laste gelegde verkrachting. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Overwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair: aanranding
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar woning is binnengedrongen, haar bij de keel heeft gepakt, tegen de muur heeft gedrukt en vervolgens haar vagina heeft betast, haar oor heeft gelikt en haar op de mond heeft gekust. Aangeefster heeft zich slap gehouden en geroepen dat hij op moest houden. Zij was overstuur en moest hard huilen. [3] Verdachte heeft de door aangeefster gestelde feiten goeddeels erkend en bekent dat hij aangeefster heeft vastgepakt bij de kaak, haar op de mond heeft gekust, aan haar oor heeft gelikt en haar kruis heeft aangeraakt. Verdachte heeft verklaard dat dit boven de kleding van aangeefster is geweest. [4]
Gelet op het feit dat de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en verdachte de door haar geschetste gang van zaken in essentie heeft erkend met uitzondering van het deel over het betasten van de vagina, gaat de rechtbank bij de bewezenverklaring uit van de lezing van aangeefster op de onderdelen waarop de verklaringen uiteenlopen. Ten aanzien van het betasten van de vulva acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefsters vulva onder de kleding heeft betast, gelet op het resultaat van het DNA onderzoek dat uitwijst dat DNA van verdachte is gevonden op de buitenste schaamlippen van aangeefster. [5]
Nu verdachte de woning van aangeefster is binnengedrongen, de handelingen onverhoeds hebben plaatsgevonden en omdat verdachte aangeefsters keel heeft vastgepakt en misbruik heeft gemaakt van zijn kracht en fysieke overwicht en daarbij voorbij is gegaan aan signalen van verzet of weerstand van aangeefster, is sprake van dwang door geweld en/of een andere feitelijkheid.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, nadat hij op 6 februari 2023 haar chalet was binnengedrongen terwijl zij op bed lag, haar aan de bovenkant van haar pyjama omhoog heeft getrokken en vervolgens hard op het bed heeft gedrukt. Daarna voelde zij dat verdachte haar keel dichtkneep. Ter ondersteuning van deze verklaring heeft de aangeefster diverse foto’s overhandigd aan de politie, waarbij zij zelf heeft aangegeven dat er weliswaar niet veel op te zien is. Verdachte heeft de handelingen ontkend en heeft verklaard dat hij enkel aangeefsters schouders of armen stevig heeft vastgepakt. De verklaringen van verdachte en aangeefster staan gelet op het voorgaande tegenover elkaar.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Op de foto’s in het dossier is volgens de rechtbank en in aansluiting op wat aangeefster hierover zelf heeft gezegd, niet te zien of er sprake is van enig letsel. Nu de verklaring van aangeefster verder niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde mishandeling heeft begaan. Het enkel vastpakken van de schouders/armen zoals verdachte heeft erkend, kan niet zonder meer als mishandeling worden aangemerkt. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 10-11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
Feit 4
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft op 6 april 2023 aangifte gedaan van belaging en een klacht ingediend bij de hulpofficier van justitie. [6] Zij heeft verklaard dat verdachte haar stelselmatig lastigvalt. Vóór het opgelegde contact- en locatieverbod op 3 maart 2023 kwam verdachte vrijwel iedere dag naar haar toe. Hij bleef rondhangen in haar woonplaats tot zij klaar was met werken. Verdachte verschafte zichzelf toegang tot haar tuin en wachtte haar daar op. Vóór de jaarwisseling 2022/2023 belde verdachte haar veelvuldig en heeft zij een ander nummer genomen. Verdachte ging toen over op mailen en stuurde haar extreem veel mailberichten. Ook heeft hij de voordeursleutel van een chalet waarin aangeefster werkte meegenomen, zodat aangeefster wel contact moest hebben met verdachte om die sleutel terug te krijgen. Ten slotte heeft verdachte ingelogd op haar NLZIET account, om daar een bericht voor haar achter te laten. [7] Op 5 mei 2023 heeft aangeefster een aanvullende verklaring afgelegd, waarin zij aangeeft dat verdachte ook na haar aangifte contact met haar heeft gezocht. Op 23 april 2023 heeft verdachte haar opgezocht bij het chaletpark waar zij werkte. [8]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de verstuurde e-mails. In totaal werden er 289 e-mails aangetroffen tussen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] , in de periode van 20 januari 2023 en 19 februari 2023. [9] Zo zijn er berichten gestuurd vanaf begin februari 2023 tot half februari 2023 door verdachte aan aangeefster. Daarin schrijft hij onder meer dat hij haar gewoon zou moeten verkrachten, dat zij een slet is en dreigt hij haar wat aan te doen. [10]
Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster veel e-mails heeft gestuurd vooral nadat zij een nieuw telefoonnummer had dat hij niet kende, dus vanaf eind 2022. Hij had niet het idee dat deze e-mails op prijs werden gesteld, omdat aangeefster niet veel reageerde. Hij kon er echter niet mee stoppen. Ook heeft hij verklaard dat hij in het begin van 2023 meerdere keren bij het chalet, in de tuin van aangeefster is geweest, een sleutel had meegenomen van een chalet waar aangeefster aan het werk was en dat hij haar op 23 april 2023 heeft opgezocht in het park waar zij woonde en werkte. Ook heeft hij bekend dat hij de gebruikersnaam van het NLZIET account heeft veranderd in een boodschap naar aangeefster. [11]
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte veelvuldig (eisende en agressieve) e-mail berichten heeft gestuurd, dat hij meermaals naar de tuin van aangeefster is gegaan en haar opzocht, dat hij de sleutel van een chalet waar aangeefster werkte heeft meegenomen en dat hij via het NLZIET account een bericht voor aangeefster heeft achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen dat hij haar veelvuldig heeft gebeld in de tenlastegelegde periode omdat aangeefster heeft verklaard dat zij begin 2023 haar telefoonnummer heeft gewijzigd en verdachte haar daarna begon te mailen en verdachte zelf ook heeft verklaard dat hij daarna niet beschikte over haar nieuwe nummer.
Is sprake van belaging?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is nodig dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ander, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van de vereiste stelselmatigheid zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn gedragingen op stelselmatige en intensieve wijze geprobeerd in contact te komen met aangeefster. De aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte zijn zodanig geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster door dit alles gedwongen zijn berichten en de diverse pogingen van het contact zoeken te dulden en heeft haar daarmee vrees aangejaagd. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte in de periode vanaf 6 februari 2023 als wederrechtelijk is aan te merken. De rechtbank overweegt dat in de periode vóór 6 februari 2023 het contact ook nog vanuit aangeefster in stand werd gehouden, zodat verdachte nog niet de conclusie had hoeven trekken dat het contact door aangeefster niet gewenst was. Dat dit volgens aangeefster een soort tactiek was om er minder last van te hebben doet daar niet aan af. Dat wist verdachte immers niet. Op 6 februari 2023 is er echter een omslagpunt. Aangeefster beantwoordt de (enorme hoeveelheid) e-mails van verdachte op dat moment nog amper. Zij antwoordt enkel om aan te geven dat zij geen contact meer met hem wil, dat hij de sleutel moet teruggeven of om te vragen of verdachte haar met rust wil laten. Bovendien werden de berichten van verdachte toen ook eisend en dreigend van aard. Het moet voor de verdachte vanaf dat moment duidelijk zijn geweest dat aangeefster geen contact meer met hem wenste. Door dit tegen haar wens toch te doen, heeft de verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Nu de belaging - gelet op het voorgaande - op een later moment is begonnen dan ten laste is gelegd, namelijk op 6 februari 2023 zal de rechtbank de bewezenverklaarde periode daarom beperken tot de periode van 6 februari 2023 tot en met 23 april 2023, de laatste keer dat verdachte aangeefster opzocht op het park.
De rechtbank zal verdachte ook partieel vrijspreken van het bellen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 4 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks16 februari 2023 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen,
te weten het betasten van de vulva van die [slachtoffer] en
/ofhet likken van het oor van die [slachtoffer] en
/ofhet kussen van de mond van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die
één of meer anderefeitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ongevraagd en zonder toestemming het chalet van die [slachtoffer] heeft betreden, waarbij hij de voordeur, die op de knip zat, heeft op
engetrokken
/opengebrokenen
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt en
/ofhaar tegen de muur heeft gedrukt, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en
/of
-
(vervolgens
)bovengenoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en
/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of
- ( hierdoor) een zodanig bedreigende en
/ofbeangstigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd, dat zij zich niet aan bovengenoemde ontuchtige handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
3.
hij op
of omstreeks6 februari 2023 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk een Iphone XS en
/ofde knip van de voordeur van een chalet (gelegen aan de [adres 2] ) en
/ofhet kozijn van een chalet (gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield
, beschadigd onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 januari 20236 februari 2023tot en met 23 april 2023 te [plaats] , althans in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- veelvuldig/meermaals (eisende en/of agressieve) email-berichten te sturen naar die [slachtoffer] en
/of- veelvuldig/meermaals die [slachtoffer] te bellen en/of- veelvuldig/meermaals de tuin en/of het chalet van die [slachtoffer] te betreden en
/of- veelvuldig/meermaals die [slachtoffer] op te zoeken en
/ofte benaderen en
/of- de sleutel van een chalet, waar die [slachtoffer] werkte, mee te nemen en
/of- via een account van NLZIET, waar hij en die [slachtoffer] allebei de inloggegevens van hadden, een bericht voor die [slachtoffer] achter te laten, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd
feit 4:
belaging

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. De officier van justitie vordert oplegging van het contactverbod- en locatieverbod op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren, waarbij per overtreding één week hechtenis kan worden opgelegd tot een maximum van 6 maanden. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel.
Ten slotte vordert de officier van justitie dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. Verdachte loopt al anderhalf jaar in de schorsingsvoorwaarden. Hij pakt behandeling en hulp met beide handen aan en is gemotiveerd voor behandeling. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten tegen zijn ex-partner [slachtoffer] . Verdachte heeft eerst de Iphone en een knip van de voordeur/kozijn van [slachtoffer] vernield. Een aantal dagen later heeft hij zich schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] . De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit moeten voor aangeefster beangstigende ervaringen zijn geweest, vooral nu verdachte beide keren (ongevraagd) haar woning is binnengedrongen en de feiten hierbij hebben plaatsgevonden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft door zo te handelen dit gevoel bij [slachtoffer] aangetast.
Ten slotte heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan belaging, door onder andere veel en nare e-mails te sturen naar [slachtoffer] en bij haar woning langs te gaan. [slachtoffer] heeft verdachte meermalen duidelijk proberen te maken dat zij geen contact wenste, maar hij liet zich hierdoor niet weerhouden. Ook het contact- en locatieverbod in het kader van schorsingsvoorwaarden hebben verdachte er niet van weerhouden om nog eenmaal contact op te nemen met aangeefster en bij haar langs te gaan op 23 april 2023. Verdachte heeft met dit strafbare feit een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 3 september 2024, waaruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het Pro Justitia rapport van GZ-psycholoog D.R. van der Velden van 13 oktober 2023. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, kort in remmissie. Verdachte lijkt ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig overspoeld te zijn geweest door oplopende frustratie en boosheid. Zijn hanterings- en controlemechanismen schoten tekort, waardoor impulsief, primair gedrag in de vorm van woede zichtbaar werd. De deskundige adviseert de feiten verminderd toe te rekenen aan verdachte en adviseert het voortzetten van een reeds gestarte ambulante forensische behandeling bij De Waag op te leggen als bijzondere voorwaarde. De deskundige adviseert daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen, om hem langdurig via toezicht te kunnen blijven monitoren. Er bestaan zorgen over de hardnekkige problematiek en zijn huidige behandeltrouw. Een forensische behandeling in combinatie met een reclasseringstraject met duidelijke reclasseringsvoorwaarden is volgens de deskundige nodig om het recidiverisico te verminderen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 7 mei 2024. De reclassering ziet de disfunctionele relatie met aangeefster en het psychosociaal functioneren van verdachte als direct delictgerelateerde factoren. In de relatie met aangeefster was sprake van een complexe dynamiek, die zich kenmerkte door aantrekken en afstoten. Er was bij verdachte sprake van frustratie en gevoelens van woede en onmacht vanwege het verloop van de relatie. Ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden en coping mechanismen maakten dat hij hier niet op adequate wijze mee om kon gaan. Ook neemt de reclassering problemen waar op de leefgebieden dagbesteding, financiën, middelengebruik en sociaal netwerk. Verdachte is in 2023 vrijwillig gestart met een behandeling bij De Waag. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, een contactverbod met aangeefster, een locatieverbod (zonder elektronische monitoring), dagbesteding en inzicht geven in financiën.
De reclassering adviseert verder de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De reclassering acht de kans op een misdrijf met schade voor personen groot.
De straf
Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard acht zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan het voorarrest hier niet passend. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zijn motivatie voor behandeling die hij in concreto ook heeft laten zien en het feit dat hij zich sinds 23 april 2023 heeft gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Aangezien de duur van het voorarrest in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de straf betekent dit feitelijk dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 240 uur opleggen. De straf valt daarmee lager uit dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, aanranding bewezen en heeft verdachte vrijgesproken van verkrachting en mishandeling. Daarnaast vindt de rechtbank dat onder de huidige omstandigheden de behandeling van verdachte en daarmee de bescherming van aangeefster en de maatschappij voorop moet staan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het door de reclassering vastgestelde hoge risico op recidive, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht bevelen.
Maatregel 38v Sr
De rechtbank zal daarnaast de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Die maatregel zal inhouden dat verdachte zich dient te onthouden van alle contact met [slachtoffer] en dat verdachte zich niet mag bevinden in [plaats] . De rechtbank zal de maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden. Omdat de rechtbank van oordeel is dat ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr opleggen, zoals door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet daartoe, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, onvoldoende aanleiding. Hierbij speelt ook een rol dat verdachte al anderhalf jaar onder behandeling is en de proeftijd op drie jaar is bepaald.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich – met bijstand van mr. M.W.G.J. IJsseldijk – in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een schadevergoeding. De benadeelde partij vordert in verband met de feiten € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd, omdat uit de stukken niet is af te leiden wat exact de psychische schade is geweest die aangeefster heeft geleden. Dit kan niet worden vastgesteld op basis van een kort briefje van een arts.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De aard van de bewezenverklaarde aanranding en belaging brengt dat al met zich. De benadeelde partij heeft in de vordering aangegeven dat zij lange tijd herbelevingen ervaarde, last had van slapeloosheid en kampte met een overheersend gevoel van onrust. Zij heeft behandeling gehad voor posttraumatische stressklachten, hetgeen is onderbouwd met een verklaring van de psycholoog van 15 mei 2024. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, acht de rechtbank een bedrag van € 2.000,- toewijsbaar.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 6 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 36f, 246 (oud), 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair en de onder feit 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur 90 (negentig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan ambulante begeleiding op het gebied van praktische zaken, indien de reclassering dit nodig vindt. De begeleiding start zodra de reclassering dat nodig vindt en duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur, ook als dit betekent werken in loondienst. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden. Hij werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 legt op
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
o verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag zoeken met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1991) en;
o verdachte zich niet in [plaats] begeeft
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, voor maximaal 3 jaar. Hierbij is geen sprake van elektronisch toezicht. De politie ziet toe op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat
vervangende hechtenis van één weekwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Beslissing op de voorlopige hechtenis
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2024.
mr. J.L. Wesstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023074096, gesloten op 31 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 17-18.
3.Proces verbaal van aangifte, p.24-25
4.De verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
5.Het rapport van het NFI, p. 101-106
6.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie (aanvullend procesdossier).
7.Proces-verbaal van aangifte (aanvullend procesdossier).
8.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever (aanvullend procesdossier).
9.Proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal); een folder met e-mails aangetroffen op de telefoon van aangeefster.
10.Proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal)
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024.