ECLI:NL:RBGEL:2024:7439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
181548-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal en het heimelijk fotograferen van minderjarigen

Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1985, maakte heimelijk foto's en video's van zijn minderjarige stiefdochter en de vriendin van zijn stiefzoon. Dit gebeurde tussen 1 februari 2023 en 13 juli 2023 in hun woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van meer dan vijf maanden stelselmatig deze beelden had gemaakt, waarbij hij ook gebruik maakte van een Samsung Galaxy S22. De beelden betroffen zowel geklede als naakte opnames van de slachtoffers, wat leidde tot ernstige inbreuken op hun privacy en lichamelijke integriteit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezit en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging dat hij dit materiaal had verspreid, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast werd er smartengeld toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de rechtbank de impact van de daden van de verdachte op hun leven zwaar meeweegt.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zedenfeit in 2013, maar deze werd niet strafverzwarend meegewogen omdat deze veroordeling meer dan vijf jaar geleden was. De verdachte is onder behandeling bij een forensische polikliniek en de rechtbank achtte het noodzakelijk dat deze behandeling voortgezet wordt binnen een verplicht kader. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/181548-24
Datum uitspraak : 29 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.G.J. Booij, advocaat in Vleuten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 februari 2023 tot en met 13 juli 2023 te [plaats 1] en/of te [woonplaats] , althans in Nederland, een aantal afbeeldingen en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een Samsung Galaxy S22, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2008), heeft verspreid en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt zijn/poseren van/door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , waarbij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (deels) (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (screenshot 8 en/of 9 en/of 10 en/of 11 behorende bij proces-verbaal 240215.1249 in de toonmap en/of foto #01 en/of #02 en/of #03 en/of #04 en/of #05 en/of #09 behorende bij proces-verbaal ONRBD23020-19 in de toonmap) en/of het zich bevinden van een afbeelding van een naakte (stijve) penis bij/naast de mond en/of het naakte onderlichaam van die [slachtoffer 1] , (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto #06 en/of #07 en/of #08 behorende bij proces-verbaal ONRBD23020-19 in de toonmap) en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 13 juli 2023 te [plaats 1] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk
van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2008),
aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in (het toilet en/of de badkamer en/of de slaapkamer en/of de woonkamer en/of een andere ruimte van) de woning gelegen aan de [adres 2] , een afbeelding heeft vervaardigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 37;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , p. 45-46;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 80;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 84-86;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 69-70;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 75-76;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2024.
Gewoonte
Ten aanzien van het onderdeel van de tenlastelegging (onder feit 1) dat ziet op ‘het maken van een gewoonte’ van het bezitten, vervaardigen en zich toegang verschaffen van/tot kinderpornografisch materiaal, overweegt de rechtbank als volgt.
Bij een herhaling van delicten die door een herhaling van feitelijke handelingen tot stand komt, en waarbij telkens de intentie of de neiging het desbetreffende delict te plegen tot uitdrukking wordt gebracht, kan die herhaling onder omstandigheden worden aangemerkt als ‘het maken van een gewoonte’ van het plegen van een delict.
In de rechtspraak is nadere invulling gegeven aan ‘gewoonte’ in de zin van artikel 240b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De gewoonte kan uit andere feiten en omstandigheden volgen dan (alleen) het aantal afbeeldingen dat iemand in zijn bezit had. Van een gewoonte is bijvoorbeeld sprake als men gewend is telkenmale gedurende een langere periode iets te doen. Gewoonte kan worden afgeleid uit:
- de pluraliteit/hoeveelheid van afbeeldingen;
- de duur van het bezit;
- de wijze waarop het bezit is verworven (in één of meer keren); en
- uit de omstandigheid dat een verdachte de afbeeldingen niet alleen heeft verzameld, maar deze ook heeft geordend.
De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende een periode van ruim vijf maanden heimelijk foto’s en video’s heeft gemaakt van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit regelmatig deed, meerdere keren per week. Op de telefoon van verdachte werden in totaal 270 afbeeldingen (foto’s en video’s) van [slachtoffer 1] en 1 video en 11 foto’s van [slachtoffer 2] aangetroffen, niet zijnde gebruikelijke huiselijke foto’s. Daarbij ging het onder meer om heimelijke filmpjes in de badkamer, foto’s die bewerkt waren met seksueel getinte items of teksten en uitsneden van afbeeldingen waarbij ingezoomd was op de borsten, billen of geslachtsdelen. Verdachte heeft verklaard dat het vooral de laatste maanden steeds erger en steeds extremer werd, doordat hij de foto’s ook ging bewerken en uitsneden maakte.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank, gelet op de hoeveelheid afbeeldingen, de duur en de frequentie waarop de afbeeldingen werden gemaakt (en bekeken), van oordeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het bezitten en vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen en het zich daartoe de toegang verschaffen.
Verspreiden (vrijspraak)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de bovengenoemde kinderpornografische afbeeldingen heeft verspreid. Verdachte zelf ontkent materiaal verzonden te hebben. In het dossier wordt weliswaar summier beschreven dat uit de bestandsnaam van twee van de video’s valt af te leiden dat de deze zijn verstuurd via WhatsApp, maar hiervan is in de data van WhatsApp niets terug te vinden en hier is ook geen nader onderzoek naar verricht. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging (onder feit 1) vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van1 februari 2023 tot en met 13 juli 2023 te [plaats 1] en
/ofte [woonplaats]
, althans in Nederland,een aantal afbeeldingen en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een Samsung Galaxy S22, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken
of schijnbaar is betrokken, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010) en
/of[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2008), heeft
verspreid en/ofvervaardigd en
/of verworven en/ofin bezit gehad en
/ofzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en
/of met gebruikmaking van een communicatiedienstde toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt zijn/poseren van/door die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] , waarbij die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van
haar/hun kleding
ontdoet/ontdoen en
/of(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (deels) (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en
/ofstrekt tot seksuele prikkeling (screenshot 8 en/of 9 en/of 10 en/of 11 behorende bij proces-verbaal 240215.1249 in de toonmap en/of foto #01 en/of #02 en/of #03 en/of #04 en/of #05 en/of #09 behorende bij proces-verbaal ONRBD23020-19 in de toonmap) en
/ofhet zich bevinden van een afbeelding van een naakte (stijve) penis bij/naast de mond en
/ofhet naakte onderlichaam van die [slachtoffer 1] , (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en
/ofstrekt tot seksuele prikkeling (foto #06 en/of #07 en/of #08 behorende bij proces-verbaal ONRBD23020-19 in de toonmap) en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 februari 2023 tot en met
13 juli 2023 te [plaats 1] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk
van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010) en
/of[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2008),
aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in
(het toilet en/of de badkamer en/of de slaapkamer en/of de woonkamer en/of een andere ruimte van)de woning gelegen aan de [adres 2] , een afbeelding heeft vervaardigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen /in bezit hebben/zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
feit 2:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermaals gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren. Verder heeft de officier van justitie de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd in de zin van artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaren, inhoudende een contact- en locatieverbod met de slachtoffers, waarbij vervangende hechtenis van 1 week kan worden toegepast voor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden, met een maximum van
6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij acht de raadsman van belang dat de focus ligt op behandeling. De oplegging van een gevangenisstraf zou het ingezette hulpverleningstraject doorkruisen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vijf maanden heimelijk foto’s en video-opnames gemaakt van zijn minderjarige stiefdochter en de
minderjarige vriendin van zijn stiefzoon. Dit deed hij in de woning van zijn partner en stiefkinderen, waar hij ook woonde. De slachtoffers waren dertien en vijftien jaar oud. Verdachte maakte stiekem foto’s en video’s terwijl de slachtoffers gekleed waren in de woonkamer, maar ook van hun naakte lichamen in de badkamer, terwijl zij zich omkleedden, douchten of naar het toilet gingen. Ook bewerkte hij de foto’s door er seksueel getinte plaatjes en teksten bij te plaatsen.
Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de privacy en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, in een kwetsbare fase van hun (seksuele) ontwikkeling. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn rol als stiefvader van [slachtoffer 1] en het vertrouwen dat zijn partner, zijn stiefkinderen en de vriendin van zijn stiefzoon in hem hadden. In de schriftelijke slachtofferverklaringen hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op treffende wijze verwoord welke impact het handelen van verdachte op hun levens en die van hun familie heeft gehad. Dat het filmen en fotograferen stiekem gebeurde, in de woning waar verdachte door de familie was toegelaten en waar men zich bij uitstek veilig behoort te voelen, maakt het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank bijzonder kwalijk. De ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 oktober 2024. Hieruit blijkt dat de strafrechtelijke veroordeling voor een zedenfeit in 2013, waarover hierna meer, het seksueel misbruik van een stiefdochter uit een eerdere relatie betrof. De reclassering beschrijft dat het psychosociaal functioneren van verdachte als delictgerelateerde criminogene factor wordt gezien. Verdachte gebruikt seks als een copingstrategie. De reclassering beschrijft dat verdachte onzeker is, dat hij een laag zelfbeeld heeft en dat hij gesloten is over zijn gevoelens en emoties. Om de spanningen en negatieve emoties die hieruit voortvloeien te reguleren, gebruikt hij seksuele spanning. Hierbij heeft hij onvoldoende grip op zijn seksuele verlangens om zich te kunnen beheersen. Sinds oktober 2023, nadat de huidige verdenking uitkwam, staat verdachte vrijwillig onder behandeling bij forensische polikliniek Kairos. Hier is verdachte gediagnosticeerd met een pedofiele stoornis (van het niet-exclusieve type) en een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken. De reclassering heeft begrepen dat de behandeling goed verloopt. Verdachte is open in het contact en zet zich actief in voor de behandeling. Desalniettemin vindt de reclassering het noodzakelijk om, bij een bewezenverklaring, de behandeling bij Kairos verplicht te stellen. Er is (in geval van een veroordeling) sprake van seksuele recidive en zodoende vindt de reclassering een behandeling in een verplicht kader nodig als stok achter de deur. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Eventuele risico’s op recidive zullen echter verhoogd zijn op het moment dat verdachte een partner zou hebben met (minderjarige) kinderen. Het advies van de reclassering is om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden – naast de genoemde ambulante behandeling – een meldplicht bij de reclassering. Een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod acht de reclassering niet noodzakelijk ter risicobeheersing, maar wel gelegitimeerd gelet op het feit dat het slachtoffer ( [slachtoffer 1] ) dit wenst.
Het uittreksel van het strafblad van verdachte vermeldt de veroordeling in 2013 voor een zedenfeit. In juridische zin is geen sprake van recidive, omdat deze veroordeling meer dan vijf jaar geleden is. Deze eerdere veroordeling zal daarom niet in strafverzwarende zin worden meegewogen. De rechtbank kan echter niet voorbij gaan aan het feit dat in de huidige zaak sprake was van een soortgelijke verhouding van stiefvader tot stiefdochter. Ter zitting en uit het dossier is gebleken dat verdachte signalen heeft gekregen van [slachtoffer 1] dat zij zich niet prettig voelde bij hem. Verdachte wist hiervan, maar is toch doorgegaan met filmen en fotograferen. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat verdachte ondanks deze signalen en ondanks een eerder behandeltraject, dat bij de veroordeling in 2013 als bijzondere voorwaarde is opgelegd, niet is gestopt en niet om hulp heeft gevraagd. Zij volgt de reclassering daarom in het advies dat de huidige vrijwillige behandeling moet worden voortgezet binnen een verplicht kader, te weten als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de lijdensdruk die verdachte ervaart en het feit dat hij openheid van zaken heeft proberen te geven, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit. Daarvoor zijn de bewezenverklaarde feiten te ernstig. Alles afwegende zal de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie – aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met een contact- en locatieverbod ten aanzien van beide slachtoffers.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de contact- en locatieverboden worden opgelegd middels een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr. Deze maatregel kan worden opgelegd ter bescherming van de maatschappij dan wel ter voorkoming van strafbare feiten. Aan dit criterium wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. De reclassering heeft het recidiverisico als gemiddeld ingeschat en heeft aangegeven een contact- en/of locatieverbod ter beheersing van het recidiverisico niet noodzakelijk te vinden. De rechtbank zal de 38v-maatregel daarom niet aan verdachte opleggen. De contact- en locatieverboden zullen (zoals bovenvermeld) wel opgelegd worden in de vorm van de voornoemde bijzondere voorwaarden, omdat de rechtbank het van belang vindt dat de slachtoffers rust krijgen. Het verzoek van de verdediging om het locatieverbod niet op te leggen voor de school van [slachtoffer 1] zal de rechtbank niet honoreren. Het belang van [slachtoffer 1] om erop te kunnen vertrouwen dat zij naar school kan gaan zonder met verdachte geconfronteerd te worden weegt zwaarder dan het gestelde belang van de verdachte om in die directe omgeving eventueel te kunnen werken of boodschappen te kunnen doen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
[slachtoffer 1] vordert € 6.000,00 aan immateriële schade;
[slachtoffer 2] vordert € 1.750,00 aan immateriële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is, met dien verstande dat de gevorderde bedragen niet in lijn liggen met wat in de rechtspraak billijk wordt geacht. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval van benadeelde [slachtoffer 1] een bedrag van € 1.500,00 passend is in verhouding tot vergoedingen in andere zaken. Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 2] acht de verdediging een bedrag van € 1.000,00 passend.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de bewezenverklaringen, de vorderingen en wat ter terechtzitting over de vorderingen is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen een van genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. Ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde een grote impact op het leven van de benadeelde partijen heeft gehad. Zij kampen nog altijd met de gevolgen daarvan. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] beschrijven in hun schriftelijke slachtofferverklaringen dat zij zich angstig voelen en wantrouwend zijn geworden naar anderen. [slachtoffer 1] beschrijft dat zij nog lange tijd het gevoel heeft gehad dat zij in de gaten gehouden werd. Ook [slachtoffer 2] geeft aan nog steeds om zich heen te kijken als zij bijvoorbeeld kleding past in een pashokje. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b BW. De bewezenverklaarde feiten hebben naar hun aard een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partijen. In een dergelijk geval is niet vereist dat geestelijk letsel, in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, wordt aangetoond. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat zonder meer een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Door [slachtoffer 1] is een bedrag van € 6.000,00 aan smartengeld gevorderd. Bij het vaststellen van de hoogte van het smartengeld, kijkt de rechtbank allereerst naar de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank weegt in het bijzonder mee dat verdachte de stiefvader was van [slachtoffer 1] en dat zij aldus aan zijn zorg was toevertrouwd. Zij woonden samen in één huis, waardoor de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer bijzonder indringend is geweest. Er zijn verder aanzienlijk meer foto’s en video’s van [slachtoffer 1] op de telefoon van verdachte aangetroffen dan van [slachtoffer 2] . De omstandigheden rechtvaardigen daarmee ook een verschil in hoogte van de schadebedragen die passend zijn voor [slachtoffer 1] enerzijds en [slachtoffer 2] anderzijds. De rechtbank heeft gekeken naar wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 3.000,00 in dit geval billijk is. Dit bedrag zal aan [slachtoffer 1] worden toegewezen. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 12 juli 2023, zijnde de datum waarop [slachtoffer 1] haar moeder heeft verteld over die dag door verdachte van haar gemaakte foto’s. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze kan nog bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het door [slachtoffer 2] gevorderde bedrag van € 1.750,00 acht de rechtbank passend, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen.
Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 13 februari 2024, zijnde de datum waarop de politie aan [slachtoffer 2] de van haar gemaakte video heeft getoond.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De proceskosten worden tot op heden begroot op nihil.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 139f en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich
binnen drie werkdagenna het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Arnhem op het adres Nieuwe Oeverstraat 65. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte blijft zich laten behandelen door forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte bevindt zich niet in de straat van de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres 2] , [postcode 2] in [plaats 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod. Daarnaast bevindt verdachte zich niet in de straat van de school van [slachtoffer 1] ( [school] ) aan het [adres 3] , [postcode 3] in [woonplaats] ;
- verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008, zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte bevindt zich niet in de straat van de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres 4] , [postcode 4] in [plaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 40 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.750,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.750,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 27 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen en mr. A.K. Verberkt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Midden, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023318858, gesloten op 29 mei 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.