ECLI:NL:RBGEL:2024:7435

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
140639.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Zutphen met lichamelijk letsel tot gevolg

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, een 21-jarige en een 24-jarige man, die beschuldigd werden van openlijke geweldpleging in Zutphen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op 21 april 2024, in vereniging, geweld hebben gepleegd tegen een slachtoffer op de Beukerstraat. Het geweld bestond uit duwen, slaan en schoppen, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een hersenschudding en diverse verwondingen aan het gezicht en lichaam. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat het duwen door de medeverdachte de aanzet was tot het geweld. De rechtbank heeft de 21-jarige verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. Daarnaast is de benadeelde partij, het slachtoffer, in zijn vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een toewijzing van materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een totaal van € 5.111,43 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.140639.24
Datum uitspraak : 31 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2024 te Zutphen openlijk, te weten op/aan de Beukerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] :
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen (waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- ( vervolgens terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen terwijl dit door hem/hen gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een blauw oog en/of een of meerdere sneeën bij de neus en/of de wenkbrauw en/of een zwelling aan het oor en/of een wond op de bil en/of een schaafwond op het voorhoofd voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Het schoppen tegen het hoofd blijkt uit de camerabeelden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het duwen en het tegen het hoofd schoppen. Toen medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer duwde, deed verdachte nog niet mee aan de geweldshandelingen. Op de beelden of uit de bevindingen van de verbalisanten is niet op te maken dat er tegen het hoofd van aangever is geschopt.
Ook heeft de raadsman bepleit verdachte vrij te spreken van het veroorzaken van het letsel op de bil van aangever, omdat causaal verband ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 8 en 9.;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 21 en 22;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 41 t/m 43.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op de Beukerstraat in Zutphen medeverdachte [medeverdachte] aangever eerst meermalen heeft geduwd en dat verdachte daarna samen met die medeverdachte aangever meerdere keren in zijn gezicht en tegen zijn lichaam heeft geslagen. Als gevolg hiervan viel verdachte op de grond en hebben verdachte en medeverdachte meermalen tegen het lichaam van aangever geschopt en geslagen. Door het slaan en schoppen raakte aangever lichamelijk gewond.
Letsel bil
Aangever viel als gevolg van de geweldshandelingen van verdachte en medeverdachte op de grond. Aangever heeft verklaard dat hij als gevolg van de geweldshandelingen ook een wond aan zijn bil opliep. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat het letsel aan de bil van aangever een gevolg is geweest van de geweldshandelingen van verdachte en zijn medeverdachte.
Duwen
Medeverdachte [medeverdachte] is degene die de confrontatie met aangever aanging en door hem meerdere keren te duwen als eerste geweldshandelingen pleegde. Verdachte deed op dat moment daar nog niet aan mee, maar vloog er vlak daarna met een vuistslag in het gezicht van aangever in. De rechtbank is van oordeel dat ook het initiële duwen door de medeverdachte van aangever onderdeel is van de openlijke geweldpleging. Openlijke geweldpleging kan zich namelijk in verschillende vormen voordoen en daarbij komt dat juist het duwen door medeverdachte de start is geweest van het gehele voorval. Het duwen kan niet los gezien van worden van de later gegeven klappen en schoppen.
Schoppen tegen het hoofd
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het schoppen tegen het hoofd, nu dit niet op basis van de camerabeelden is vast te stellen.
Conclusie
Het geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg en was zichtbaar voor andere personen, zoals blijkt uit de getuigenverklaringen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen aangever met lichamelijk letsel tot gevolg.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 april 2024 te Zutphen openlijk, te weten op
/aande Beukerstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door meermalen,
althans eenmaaldie [slachtoffer] :
-
op/tegen het lichaam te duwen en
/of
- op/tegen het hoofd te slaan en
/ofte stompen
(waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen
)en
/of
-
(vervolgens terwijl die [slachtoffer] zich op de grond bevond
)op/tegen
het hoofden
/ofhet lichaam te slaan en
/ofte stompen en
/ofte schoppen terwijl dit door
hem/hen gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en
/ofeen blauw oog en
/ofeen
of meerderesnee
ënbij de neus en
/ofde wenkbrauw en
/ofeen zwelling aan het oor en
/ofeen wond op de bil en
/ofeen schaafwond op het voorhoofd voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een taakstraf van 150 uren, waarvan 70 of 80 uren voorwaardelijk op te leggen, met aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals door de reclassering is geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen slachtoffer [slachtoffer] . Het slachtoffer was op straat een vrouw aan het troosten. De medeverdachte zei dat die de vrouw niet bij haar schouder mocht aanraken. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte het slachtoffer meerdere keren geduwd, geslagen en geschopt, ook toen het slachtoffer op de grond lag. Hij heeft hier meerdere verwondingen aan overgehouden, waaronder een hersenschudding, een blauw oog, sneeën in zijn gezicht en een wond op zijn bil die moest worden gehecht.
Het plegen van openlijk geweld is ernstig omdat dit zowel impact heeft op het slachtoffer van dit geweld als op de omstanders die hiervan getuige zijn. Verdachte heeft met dit zinloze geweld inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer is behoorlijk toegetakeld en gewond geraakt. De situatie is voor hem, zo blijkt uit de slachtofferverklaring, erg beangstigend geweest. Hij is zijn veiligheidsgevoel kwijt en kampt nog dagelijks met de gevolgen van dit geweld.
Uit het strafblad van verdachte van 3 september 2024 blijkt dat hij in 2023 al eens eerder een straf heeft gekregen voor openlijke geweldpleging, te weten een geldboete. Omdat dit eerdere feit – gelet op de strafmaat – kennelijk van een andere orde was, wordt dit nauwelijks meegenomen in strafverzwarende zin.
De reclassering adviseert in haar rapport van 24 september 2024 een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel als gevolg geldt als uitgangspunt een taakstraf van 150 uren.
Alles overwegend acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Dit is gelijk aan de eis van de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.221,43 aan materiële schade en € 1.700,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schadeposten kapotte schoenen, kapot T-shirt, reparatiekosten beeldscherm mobiele telefoon, het eigen risico zorgverzekering en de inkomstenderving kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gesteld de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gevorderde schadeposten bebloede jas en bebloede broek. Er zitten nauwelijks zichtbare bloedvlekken op de binnenzijde van de jas en de bloedvlekken op de broek zijn uitwasbaar. De slijtage op de broek hoort bij de broek zelf.
De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de schadeposten kapotte schoenen, bebloede jas, kapot T-shirt, bebloede broek, reparatiekosten beeldscherm mobiele telefoon en inkomstenderving moet worden verklaard.
Ten aanzien van de kapotte schoenen is geen causaal verband vast te stellen, omdat de schoen aan de achterzijde is beschadigd. Daarbij past de soort beschadiging goed bij normale gebruikerssporen.
Het is niet duidelijk wanneer het T-shirt is aangeschaft, waardoor niet is vast te stellen wat de afschrijving is. Subsidiair verzoekt de verdediging het bedrag te matigen.
Er is vrijspraak bepleit voor de verwonding aan de bil van aangever. Daarom ontbreekt causaal verband met de beschadiging aan de broek.
Niet is vast te stellen hoe oud en wat de toestand van de telefoon was.
Voor wat betreft de inkomstenderving is gesteld dat de benadeelde partij twee weken na het feit niet heeft gewerkt, maar hier ontbreekt de onderbouwing van, bijvoorbeeld een brief van de opdrachtgever of een opdrachtovereenkomst.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten kapotte schoenen (€ 810,-), kapot T-shirt (€ 59,-), bebloede broek (€ 189,95), reparatiekosten beeldscherm mobiele telefoon (€ 119,-), eigen risico zorgverzekering (€ 374,48) en inkomstenderving (€ 2.059,-) zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Ten aanzien van de schadeposten kapot T-shirt, bebloede broek en reparatiekosten beeldscherm mobiele telefoon overweegt de rechtbank als volgt. Nu bewezen is verklaard dat de wond aan de bil van aangever het gevolg is geweest van het handelen van verdachte is er rechtstreeks verband met de schade aan de achterzijde van de broek. Daarbij zitten er bloedvlekken op die moeilijk uitwasbaar zijn, zeker omdat aangever na het incident eerst naar het ziekenhuis moest. Het T-shirt was nog geen jaar oud, waardoor er nog geen sprake is van afschrijving. Uit het dossier blijkt dat de mobiele telefoon is beschadigd en zal moeten worden gerepareerd. De rechtbank acht het schadebedrag redelijk. Voor wat betreft de inkomstenderving heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat hij altijd aan het werk was. Met het oog op het letsel van de benadeelde partij, heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat hij twee weken niet als lasser heeft kunnen werken, hetgeen verdachte niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een hoogte van € 3.611,43 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost bebloede jas niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de nauwelijks zichtbare bloedvlekken op de binnenzijde van de jas zitten.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een hersenschudding, een blauw oog, een snee bij zijn neus, een snee bij zijn wenkbrauw, een zwelling aan zijn oor, een schram op zijn voorhoofd en een wond aan zijn bil opgelopen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 21 april 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16A, 7201 ES in Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door een door de reclassering nader te bepalen forensisch
zorgverlener. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 3.611,43 aan materiële schade en € 1.500,-aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024180834, gesloten op 23 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.