Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1985. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen en op 12 september 2024 geschorst onder voorwaarden, waaronder opname in een kliniek. De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing op te heffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat deze onverwijld was ingediend, binnen de termijn van 24 uur na de aanhouding van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding geen beletsel vormde voor het nemen van een beslissing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte de voorwaarden niet is nagekomen en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven moest worden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het verzoek tot schorsing afgewezen, waarbij het belang van de strafvordering zwaarder woog dan het persoonlijk belang van de verdachte.