ECLI:NL:RBGEL:2024:7404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
05/151416-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis en de gevolgen van termijnoverschrijding

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1985. De voorlopige hechtenis was eerder bevolen en op 12 september 2024 geschorst onder voorwaarden, waaronder opname in een kliniek. De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing op te heffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat deze onverwijld was ingediend, binnen de termijn van 24 uur na de aanhouding van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding geen beletsel vormde voor het nemen van een beslissing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte de voorwaarden niet is nagekomen en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven moest worden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het verzoek tot schorsing afgewezen, waarbij het belang van de strafvordering zwaarder woog dan het persoonlijk belang van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer: 05/151416-24
bevel opheffing schorsing voorlopige hechtenis van de raadkamer d.d. 7 oktober 2024
(artikel 82 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.

Procedure

De voorlopige hechtenis van de verdachte is bevolen en bij beslissing van 12 september 2024 geschorst. Aan de schorsing zijn voorwaarden verbonden, waaronder de navolgende voorwaarde:
8. De verdachte zal zich laten opnemen in de kliniek ‘ [kliniek] ’ in [plaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing.
De verdachte is aangehouden op grond van artikel 84, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven en opnieuw, onder de zelfde voorwaarden wordt geschorst per 8 oktober 2024 met ingang van het moment dat verdachte met DV&O is vervoerd naar de kliniek ‘ [kliniek] ’ te [plaats] en daar is opgenomen. Uit het rapport van het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering, d.d. 30 september 2024 blijkt, aldus de officier van justitie, dat de verdachte zich niet voldoende heeft gehouden aan de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.
De verdediging heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet onverwijld na aanhouding van verdachte is ingediend. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de termijn van tweemaal vierentwintig uren ex artikel 84 lid 2 Wetboek van Strafvordering is overschreden, zodat de rechtbank geen tijdige beslissing meer kan nemen. Volgens de raadsman mist de Algemene Termijnenwet toepassing op grond van artikel 4 van laatstgenoemde wet, omdat de in artikel 84 Sv. genoemde termijn in uren luidt.

Beoordeling

De officier van justitie is ontvankelijk
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie de vordering binnen een dag na aanhouding en daarmee onverwijld na aanhouding heeft ingediend.
De rechtbank is bevoegd te beslissen op de vordering van de officier van justitie.
Verdachte is op donderdag om 15:14 uur is aangehouden en de vordering is daags erna op vrijdagmiddag door de officier van justitie bij de rechtbank ingediend. De rechtbank overweegt dat doel en strekking van de termijn genoemd in artikel 84 Sv zijn te waarborgen dat in het geval dat een verdachte wordt aangehouden in verband met een mogelijke overtreding van de voorwaarden bij een schorsing, de rechtbank zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk op een vordering als de onderhavige beslist. Nu de vordering is ingediend op vrijdagmiddag en de rechtbank op weekeinddagen gesloten is, brengt een redelijke uitleg van de bepaling mee, dat ook indien de beslissing op maandag wordt genomen, dit tijdig is.
Daarbij komt dat een overschrijding van de termijn wellicht zou betekenen dat de voortduring van de vrijheidsbeneming op dat moment tot de rechtbank een oordeel heeft gegeven rechtsgrond ontbeert maar niet dat de rechtbank niet meer op de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing kan beslissen. Dit geldt temeer nu de rechtbank ook ambtshalve tot opheffing van schorsing kan beslissen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank zich dan ook bevoegd een beslissing te nemen op de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Op grond van de inhoud van het rapport van het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering, van 30 september 2024 wordt vastgesteld dat de verdachte de hierboven vermelde voorwaarde niet is nagekomen. Gelet op het advies van het Leger des Heils, de schriftelijke aanvulling daarop en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, oordeelt de rechtbank dat het doel van de voorlopige hechtenis niet langer ook door het stellen van voorwaarden kan worden bereikt. Verdachte heeft zich onttrokken aan verblijf en behandeling in de kliniek en uit de stukken blijkt dat een hernieuwde opname van verdachte op dit moment een te groot risico van hernieuwde onttrekking meebrengt. Het belang van strafvordering bij het herleven van de voorlopige hechtenis en opheffing van de schorsing weegt zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen en geen nieuw bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgeven.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst toe de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
  • wijst af het verzoek van de officier van justitie tot (aansluitende) schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 7 oktober 2024 door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen voorzitter,
mr. J.M. Klep rechter,
mr. A. Tegelaar rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier.