ECLI:NL:RBGEL:2024:7397

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
430689
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling en schadevergoeding na aankoop van een sportpaard met non-conformiteit

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en twee natuurlijke personen, een vordering ingesteld tegen twee gedaagden na de aankoop van een sportpaard. De eisers stellen dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen en dat zij onjuist zijn voorgelicht over de gezondheidstoestand van het paard. De procedure begon met een tussenvonnis op 3 april 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 juli 2024. De eisers vorderen onder andere de terugbetaling van de koopprijs van € 27.225,00 en schadevergoeding van in totaal € 96.335,43. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet hebben voldaan aan hun informatieplicht over de gezondheid van het paard, maar dat er onvoldoende bewijs is dat het paard al een gebrek had ten tijde van de koop. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn, omdat de stelling dat het paard op boxrust heeft gestaan niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/430689 / HA ZA 24-38
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eis sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eis sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eis sub 1] , [eis sub 2] en [eis sub 3] ,
advocaat: mr. M.A. Mak,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

handelend onder de naam [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.F.H. van Delft,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. W.G. Reddingius,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 april 2024,
- de akte overlegging producties en wijziging van eis van de zijde van [eis sub 1] , [eis sub 2] en [eis sub 3] van 17 juli 2024 (inclusief de begeleidende brief van 5 juli 2024),
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 juli 2024 (waarin opgenomen een opsomming van aanvullende producties).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak

2.1.
Deze zaak gaat over de koop van een sportpaard. Volgens de koper heeft de verkoper haar bij de koop onjuist voorgelicht en voldeed het paard niet aan de verwachtingen die zij ervan mocht hebben. De koper wil de koop terugdraaien en spreekt de verkoper en de bemiddelaar bij de verkoop aan tot terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[eis sub 2] is de vader van [eis sub 3] . Zij heeft in 2023 het plan opgevat een paard te kopen.
3.2.
[eis sub 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eis sub 1] . Deze vennootschap houdt zich bezig met holding- en financieringsactiviteiten.
3.3.
[gedaagde sub 1] houdt zich bezig met de handel in dieren, waaronder paarden. In het voorjaar van 2023 was [gedaagde sub 1] eigenaar van het paard [naam paard 1] . [gedaagde sub 1] heeft (toen zij het paard kocht) het paard medisch laten keuren door dierenarts [dierenarts] . De conclusie in het onderzoeksrapport van 20 januari 2023 luidt: “Klinisch en röntgenologisch Akkoord”
3.4.
[gedaagde sub 2] houdt zich bezig met de handel in paarden van haarzelf en van anderen. Zij beschikt over een stal. [gedaagde sub 1] wilde het paard [naam paard 1] verkopen en heeft [gedaagde sub 2] opdracht gegeven bij de verkoop te bemiddelen. Zij heeft het paard daartoe bij haar gestald.
3.5.
Op 22 maart 2023 is [eis sub 3] bij [gedaagde sub 2] naar het paard [naam paard 1] gaan kijken om te zien of zij het zou willen kopen. Zij heeft zich daarbij laten vergezellen door [naam 1] , een bekende van [eis sub 2] die verstand heeft van paarden. Bij die gelegenheid is het paard aan haar getoond aan de longe en aan de hand op het harde. De dag erna is [eis sub 3] nog een keer gaan kijken, dit keer alleen. Het paard was toen onder het zadel en werd in de longeerkraal gereden door een stalruiter van [gedaagde sub 2] .
3.6.
Bij de stukken bevindt zich het volgende e-mailbericht van 21 december 2023 aan [eis sub 3] :
Hierbij verklaar ik, [naam 2] , als getuige ten behoeve van de [familie eisers] , het volgende:
Op 17 maart 2023 bezocht ik de locatie van [locatie gedaagde sub 2] om een potentieel nieuw paard te bekijken voor mij. Het betrof het 2,5-jarig paard genaamd [naam paard 2] . (...)
Tijdens mijn observatie van [naam paard 2] viel mijn oog ook op en ander paard genaamd [naam paard 1] . Helaas kreeg ik geen gelegenheid om [naam paard 1] in actie te zien, in tegenstelling tot [naam paard 2] . [gedaagde sub 2] [ [gedaagde sub 2] ,
toevoeging rechtbank] suggereerde dat er mogelijk iets aan de hand was met [naam paard 1] (de exacte bewoordingen kan ik niet met zekerheid weergeven). Spijtig genoeg kon ze dit niet visueel demonstreren, en bood ze [naam paard 1] niet te koop aan. Hoewel de exacte formuleringen me ontbreken, was de strekking van haar mededeling als volgt: [naam paard 1] heeft wellicht iets ongewoons gedaan in de paddock, zoals een verkeerde stap of een vreemde sprong.
3.7.
Bij de stukken bevindt zich een ongedateerde verklaring van [naam 3] . Zij verklaart:
Hierbij deel ik ( [naam 3] ) u mede als getuige te fungeren voor de [familie eisers] . Mijn verklaring luidt als volgt:
Mijn huisgenoot ( [naam 2] ) had mij (en een andere vriendin) meegevraagd te komen kijken naar één potentieel nieuw paard. [naam 2] zocht een paard om op te leiden in de dressuursport. Met die zoekopdracht gingen wij op 17 maart 2023 naar het adres van [locatie gedaagde sub 2] .
Ik heb veel video opnamen gemaakt die dag, in de hoop dat [naam 2] het paard zou kopen. Zo heb ik ook ‘de eerste ontmoeting’ tussen het paard en [naam 2] vastgelegd. Hierop is te zien dat het paard waarvoor wij kwamen ( [naam paard 2] ) in een stal stond met daarop de naam ‘ [naam paard 1] ’.
Voordat wij [gedaagde sub 2] hadden gevonden op het terrein liep ik langs de box waar [naam paard 2] in stond. Hij keek uit de deurpost en wekte direct mijn interesse. Vervolgens las ik bijbehorend naambordje [‘ [naam paard 1] ’]. Ik trok daarop de conclusie dat we, naast het paard waarvoor we kwamen [lees: ‘ [naam paard 2] ’], ook naar dat paard moesten vragen.
Even later werd in het gesprek met [gedaagde sub 2] (die zich bij ons had gevoegd voor de stal van [naam paard 1] / [naam paard 2] ) duidelijk dat het paard waar ik [naam 2] óók op wilde wijzen juist degene was waarvoor we kwamen, namelijk; [naam paard 2] .
Op dat moment hebben wij gevraagd waarom op zijn stal dan ‘ [naam paard 1] ’ stond. Hoe hierop exact is geantwoord door [gedaagde sub 2] weet ik niet woordelijk te herhalen. Wel is in dat moment opgehelderd dat [naam paard 1] in de stal ernaast stond (ook duidelijk te herkennen op mijn gemaakte video’s) en niet in beweging kon worden getoond. Alleen [naam paard 2] hebben wij daarna aan de longe in stap, draf en galop kunnen inspecteren. Voor [naam paard 1] was dit niet mogelijk die dag.
(...)
In mijn beleving was [naam paard 1] geen optie. Termen als ‘hoefzweer’ of ‘abces’, als verklaring voor zijn niet-beschikbaarheid, zijn naar mijn weten niet genoemd. Ik ben die dag weggegaan van [locatie gedaagde sub 2] met het idee dat het paard [naam paard 1] zich verstapt had, niet helemaal goed liep en op dat moment niet te koop was.
(...)
In mijn beleving waren wij op een transparante wijze op de hoogte gesteld van [naam paard 1] ’s welbevinden (lees: mate van gezondheid, namelijk; bewegingsproblematiek). Ik heb dit destijds als zeer positief ervaren. Het verbaasde mij dan ook toen ik hoorde dat [naam paard 1] , snel na ons bezoek aan [locatie gedaagde sub 2] , was verkocht. In mijn hoofd rijmde dat niet met wat ik dacht te weten over de toestand van dat paard.
3.8.
Op 24 maart 2023 heeft [eis sub 1] het paard [naam paard 1] van [gedaagde sub 1] gekocht voor € 27.225,00 (inclusief € 4.725,00 btw). Op diezelfde datum heeft [gedaagde sub 1] (onder haar handelsnaam ‘ [bedrijf 2] ’) een factuur aan [eis sub 1] gestuurd. Deze factuur is op 26 maart 2023 namens [eis sub 1] betaald.
3.9.
De koopovereenkomst is schriftelijk vastgelegd op 25 maart 2023.
3.10.
Nadat [eis sub 1] het paard van [gedaagde sub 1] had gekocht, heeft [eis sub 1] het op advies van haar accountant doorverkocht aan [eis sub 2] en [eis sub 3] in privé.
3.11.
Bij de stukken bevindt zich de volgende verklaring:
Hierbij verklaar ik, [naam 4] , een longeerincident te hebben gezien op, ik meen op een zondagmiddag halverwege april 2023 met het paard [naam paard 1] en de huidige eigenaresse [gedaagde sub 2] . Ik was in de kantine koffie aan het halen en zag dat [gedaagde sub 2] haar paard aan het longeren was in de voor ons “kleine” longeerkraal, het paard ging zo vreselijk hard dat ik mij afvroeg of dat wel goed zou gaan, [gedaagde sub 2] vond dit erg grappig op dat moment en deed geen poging om het paard te laten stoppen, achteraf bleek dat het paard op haar voet gesprongen is en daarna is zij door omstanders geholpen, ik weet niet wie dat waren, die hebben het paard van haar overgenomen.
3.12.
Op 12 mei 2023 heeft [eis sub 3] het paard van de stal van [gedaagde sub 2] verplaatst naar [bedrijf 3] in [plaats] .
3.13.
Op 7 juni 2023 heeft [eis sub 3] [gedaagde sub 2] per whatsapp bericht:
Helaas loopt [naam paard 1] weer niet goed en moet ik opnieuw naar de dierenarts voor precies het zelfde als de vorige keer. Hij heeft geen stap verkeerd gezet en is zo mega braaf met alles dat, dat het niet kan zijn. Helaas heb ik ook vernomen dat hij niet helemaal lekker liep vlak, voordat ik hem kocht. Kun jij mij vertellen, wat er toen precies aan de hand was. Aangezien het nu de 2e keer is dat dit opspeelt zonder echte reden binnen 2 maanden.
3.14.
Op 1 augustus 2023, 12 september 2023 en 1 november 2023 is [eis sub 3] met het paard naar [bedrijf 4] in [plaats] gegaan. De daar werkzame dierenarts [naam 5] heeft op 4 december 2023 rapporten opgesteld van de onderzoeken die zij heeft gedaan. Daar staat in:
Datum onderzoek 01-08-2023 (...)
Echografische scan laat een blessure zien aan het voorste-diepe deel van de bovenste aanhechting van de buitenste collateraalband van het ellebooggewricht. (...) Tevens is milde peri-articulaire remodelling zichtbaar ter hoogte van de kapselaanhechting van het gewricht (milde artrose van het ellebooggewricht), een consequentie van de (duur van de) irritatie van het gewricht. (...)
Advies / therapie: Mits de irritatie van het ellebooggewricht voldoende tot rust gebracht kan worden (...) is prognose voor herstel mijns inziens voldoende-goed. (...)
Datum onderzoek 12-09-2023 (...)
Advies / therapie: Klinisch en echografisch beeld is verbeterd maar nog niet helemaal goed, mogelijk klinisch ook ander beeld door stout doen dag tevoren. (...)
Over 6 weken controle klinisch en echografisch op de kliniek. (...)
Datum onderzoek 01-11-2023 (...)
Reden bezoek/anamnese: Ging beter, is paar weken geleden onderuit gegaan en op rechterzijde gevallen. Nu bij opbouwen echter weer slechter lopen met LV, zowel belast als onbelast. (…)
Advies / therapie: Ondanks behandelen is er nu opnieuw pijnlijkheid vanuit het ellebooggewricht. (...)
Omdat de beschadiging aan de collateraalband al ouder is en het gewricht ondanks behandeling toch wat achteruit lijkt te gaan (milde toename peri-articulaire remodelling) is prognose voor herstel als sportpaard mijns inziens gereserveerd.
3.15.
Bij brief van 5 december 2023 heeft mr. Mak als advocate van [eis sub 1] en [eis sub 3] [gedaagde sub 1] bericht:
(…)
7. Op basis van het bovenstaande kan [familie eisers] de Koopovereenkomst ontbinden wegens non conformiteit omdat herstel onmogelijk is van de blessure aan de collateraal band en vernietigen omdat [familie eisers] niet is ingelicht over de stalrust en/of de hoefzweer en derhalve heeft gedwaald. Dat doet [familie eisers] hierbij. Omdat er sprake is van kwader trouw bent u aansprakelijk voor de schade. [familie eisers] verzoekt u het paard volgende week te komen ophalen tegen betaling van EUR 27.500 plus EUR 6.408 terzake van de dierenartskosten en stallingskosten voor de afgifte op een nader aan te wijzen rekeningnummer. Er is meer schade – ter hoogte van EUR 15.000 – maar die schade zal thans nog niet worden gevorderd.
8. Ik verzoek u mij voor
8 december 2023 17:00 uurschriftelijk te bevestigen dat u aan het verzoek in punt 7 zult voldoen. (...)
Ik stuur een kopie van deze brief aan mevrouw [gedaagde sub 2] en zie uw berichten met belangstelling tegemoet. (...)
3.16.
Op 22 februari 2024 is [naam paard 1] in overleg met de dierenarts geëuthanaseerd.

4.De vorderingen

4.1.
[eis sub 1] , [eis sub 2] en [eis sub 3] vorderen, na vermeerdering van eis bij akte van 17 juli 2024, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
  • i) tot betaling van € 27.225,00 aan [eis sub 1] ,
  • ii) tot betaling van € 96.335,43 aan [eis sub 1] (en [eis sub 2] en [eis sub 3] ),
  • iii) in de proceskosten voor zover niet gedekt door de vordering onder (ii), waaronder de nakosten, te vermeerderen met rente.
4.2.
[eis sub 1] en [eis sub 2] en [eis sub 3] leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst doordat zij een paard heeft geleverd met een onherstelbaar gebrek en voorts dat zij zijn bedrogen dan wel dat zij hebben gedwaald. [gedaagde sub 2] spreken zij aan op grond van onrechtmatige daad.

5.De beoordeling

De positie van [eis sub 2] en [eis sub 3]
5.1.
Ter zitting heeft mr. Mak desgevraagd bevestigd dat de vorderingen erop zijn gericht een veroordeling te verkrijgen tot betaling aan de koper, [eis sub 1] , en dat [eis sub 2] en [eis sub 3] alleen in de dagvaarding zijn opgenomen voor de volledigheid, maar dat zij er eigenlijk niet bij hadden gehoeven. De rechtbank zal daarom de vorderingen voor zover deze zijn ingesteld door [eis sub 2] en [eis sub 3] afwijzen.
Toerekenbare tekortkoming (non-conformiteit)
5.2.
[eis sub 1] licht haar beroep op een toerekenbare tekortkoming als volgt toe. Zij heeft het paard gekocht als een gezond sportpaard. Na de levering werd het echter steeds kreupel als gevolg van een probleem aan zijn linker ellebooggewricht. Het kon daarom niet worden ingezet voor de sport. Het is hoogstwaarschijnlijk dat het paard dit gebrek in aanleg al had toen het werd geleverd (door [eis sub 1] in de dagvaarding aangeduid als ‘nidus’). Omdat het gebrek aan het linker ellebooggewricht onherstelbaar is, heeft [eis sub 1] de overeenkomst ontbonden (art. 6:265 BW).
5.3.
De rechter heeft bij de mondelinge behandeling aan [eis sub 1] gevraagd naar de onderbouwing van haar stelling dat het wel zo moet zijn dat het paard het gebrek in het linker ellebooggewricht al had ten tijde van de koop. Daarop heeft [eis sub 1] geantwoord dat zij die onderbouwing niet heeft en dat in de dagvaarding daarom staat dat het paard het gebrek ten tijde van de koop ‘waarschijnlijk’ had. Zoals de rechter reeds bij de mondelinge behandeling heeft opgemerkt, is er dus geen grondslag voor de vordering voor zover die is gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming. De stelling dat het paard ten tijde van de koop ‘waarschijnlijk’ (of ‘hoogstwaarschijnlijk’) een gebrek in het linker ellebooggewricht had, is daarvoor immers niet voldoende. Op grond van de stellingen van [eis sub 1] kan dus niet worden geoordeeld dat het paard niet beantwoordde aan de overeenkomst doordat het reeds bij de koop een gebrek aan het linker ellebooggewricht had. De brief van mr. Mak van 5 december 2023 heeft er dus niet toe geleid dat de koopovereenkomst is ontbonden. Ook de vordering tot schadevergoeding op deze grondslag is dus niet toewijsbaar.
Dwaling en bedrog
5.4.
[eis sub 1] licht haar beroep op dwaling en bedrog als volgt toe. Het paard heeft voorafgaande aan de koop op boxrust gestaan omdat het niet goed liep. Dat hebben [gedaagden] met opzet niet vermeld. Dat hadden zij wel moeten doen, ongeacht de reden voor de boxrust. Door de boxrust te verzwijgen, hebben [gedaagden] [eis sub 1] ertoe bewogen het paard te kopen. Als zij er melding van hadden gemaakt, dan zou [eis sub 1] het paard niet hebben gekocht of niet op de manier waarop zij dat heeft gedaan (art. 3:44 leden 1 en 3 en art. 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW).
5.5.
Volgens [gedaagde sub 1] heeft het paard voor de koop op stal gestaan. Dat was volgens haar omdat het een hoefzweer had. [gedaagde sub 1] betwist dat zij heeft gezwegen over de gezondheidstoestand van het paard. Tijdens de bezichtiging heeft [gedaagde sub 2] tegen [eis sub 3] gezegd dat het paard een hoefzweer heeft gehad, die inmiddels vanzelf was genezen. Ook volgens [gedaagde sub 2] heeft het paard op stal gestaan omdat het een hoefzweer had. Dat wil volgens haar echter niet zeggen dat het boxrust had. De hoefzweer was wel een reden om niet op het paard te rijden, maar geen reden om het paard boxrust te geven, dat wil zeggen dat het niet uit de box mocht.
5.6.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het verwijt van [eis sub 1] komt erop neer dat het paard voor de koop op boxrust heeft gestaan en dat [gedaagden] dit hadden moeten melden en dat zij dit met opzet hebben verzwegen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat boxrust een ingrijpende maatregel is voor een paard en dat het een groot verschil maakt of een paard op boxrust wordt gezet of dat het op stal staat en niet wordt bereden maar er wel uit wordt gehaald voor enige beweging en/of verzorging. De stelling dat het paard op boxrust heeft gestaan (en dus niet slechts op stal stond en niet werd bereden), heeft [eis sub 1] onderbouwd met twee schriftelijke getuigenverklaringen, namelijk van [naam 2] en [naam 3] . Deze getuigen verklaren echter niet dat het paard op boxrust heeft gestaan. [naam 2] verklaart hierover immers niet meer dan dat zij op 17 maart 2023 naar de stal van [gedaagde sub 2] is gegaan en dat zij het paard daar in de stal heeft zien staan maar dat zij het niet in actie kon zien omdat er mogelijk iets mee aan de hand was. [naam 3] verklaart dat zij op 17 maart 2023 met [naam 2] was meegegaan en dat het paard toen in een stal stond en niet in beweging kon worden getoond. Aldus heeft [eis sub 1] de stelling dat het paard voor de koop op boxrust heeft gestaan, niet voldoende toegelicht. Zij zal daarom niet worden toegelaten om die stelling te bewijzen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het paard voor de koop niet op boxrust heeft gestaan. Het verwijt dat [gedaagden] niet hebben gemeld dat het op boxrust heeft gestaan, is dus niet terecht. De vordering is daarom ook niet toewijsbaar op de grondslag van dwaling of bedrog.
5.7.
Uit het voorgaande volgt ook dat [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld, zodat de vordering jegens haar op die grondslag ook niet toewijsbaar is.
5.8.
[naam 2] en [naam 3] verklaren ook dat het paard op 17 maart 2023 niet in actie kon worden getoond en dat de reden daarvoor volgens [gedaagde sub 2] was dat het paard niet goed liep. Die verklaringen zien echter op de gezondheidstoestand van het paard. Hierboven is reeds geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is op de grondslag dat het paard ten tijde van de koop een gebrek had.
Proceskosten
5.9.
[eis sub 1] en [eis sub 2] en [eis sub 3] zullen in het ongelijk worden gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing

de rechtbank,
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eis sub 1] , [eis sub 2] en [eis sub 3] hoofdelijk in de proceskosten, zo dat als een van hen betaalt ook de anderen zijn gekweten,
6.3.
begroot de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] op € 2.626,00 aan griffierecht en € 3.858,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief V), te vermeerderen met de nakosten, bepaald op € 178,00, te vermeerderen, voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 92,00,
6.4.
begroot de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] op € 6.617,00 aan griffierecht en € 3.858,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief V), te vermeerderen met de nakosten, bepaald op € 178,00, te vermeerderen, voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 92,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden,
6.5.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.
167 / 560