4.1.De [eiseres in hfdzk] baseert haar vordering primair op grond van artikel 2:9 BW (interne bestuurdersaansprakelijkheid). Daaraan legt zij de volgende verwijten ten grondslag:
[gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] heeft een constructie opgetuigd en gebruikt die strijdig was met de belangen van de [eiseres in hfdzk] , door een groot deel (circa 2/3e) van de activiteiten en middelen van de [eiseres in hfdzk] weg te halen en onder te brengen in de speciaal daartoe opgerichte stichting van [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] : [stichting 1] . Daarmee verloor de [eiseres in hfdzk] zicht en zeggenschap over een bedrag van op jaarbasis ongeveer € 285.000 aan servicekosten, welk bedrag door [stichting 1] bij de bewoners werd geïncasseerd en door [stichting 1] werd uitgegeven. [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] verstrekte uitsluitend achteraf een jaarlijkse summiere afrekening van de servicekosten.
[gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] heeft door de servicekosten onder te brengen in [stichting 1] gehandeld in strijd met verschillende statutaire bepalingen van de [eiseres in hfdzk] en met verschillende bepalingen uit het splitsingsreglement en het huishoudelijk reglement.
[gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] heeft in zijn rol als bestuurder van de [eiseres in hfdzk] de op hem rustende administratieplicht geschonden. Dat hangt samen met het feit dat [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] de servicekosten en andere baten met [stichting 1] heeft geïncasseerd en vanuit [stichting 1] heeft uitgegeven. Als gevolg daarvan heeft de [eiseres in hfdzk] geen administratie gevoerd ten aanzien van bepaalde gemeenschappelijke kosten (zoals voor verwarming, tuin- en liftonderhoud), die wel thuishoren in de administratie van de [eiseres in hfdzk] .
[gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] heeft met gebruikmaking van de [stichting 1] -constructie de [eiseres in hfdzk] financieel benadeeld. [stichting 1] heeft de geïncasseerde servicekosten niet doelmatig en rechtmatig besteed. Zo heeft:
- [stichting 1] in de periode 2012-2019 minimaal € 212.500 betaald aan bedrijven van [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] ( [bedrijf 1] en [stichting 4] ) onder de noemer ‘aflossing op leningen’, terwijl door die bedrijven nooit leningen aan [stichting 1] zijn verstrekt;
- [stichting 1] in de periode van 2013-2018 in totaal € 106.034 aan teruggaaf energiebelasting ontvangen zonder daarvan opgave te doen en zonder deze terug te geven aan de bewoners; in de periode 2019-2021 gaat het om een teruggaaf van € 96.000, welk bedrag [stichting 1] aan haar curator heeft betaald;
- [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] de inventaris van [naam appartementencomplex] – zo heeft de [eiseres in hfdzk] ter zitting verduidelijkt – in de periode 2012-2020 vanuit [stichting 1] aangeschaft; als de inventaris zoals te doen gebruikelijk door de [eiseres in hfdzk] zou zijn aangeschaft, hoefde de [eiseres in hfdzk] de inventaris niet voor € 50.605,30 van de curator van [stichting 1] over te kopen, zoals nu door die curator voorgesteld;
- [stichting 1] het [eiseres in hfdzk] -beheer tegen te hoge kosten uitbesteed aan bedrijven die aan [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] gelieerd waren.
Een voorlopige schadeopstelling voor deze benadeling komt volgens [gedaagde in hfdzk/eiser in vrijw] op € 465.139 (212.500 + 106.034 + 96.000 + 50.605,30).