ECLI:NL:RBGEL:2024:7326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/442007 / KG RK 24-739
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen hoogte getuigentaxe in strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de door de griffier toegekende getuigentaxe. De voorzieningenrechter heeft op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker was opgeroepen als getuige in een strafzaak en ontving een vergoeding van € 59,02 voor tijdverzuim en reiskosten. Verzoeker, zelfstandig ondernemer, vond deze vergoeding te laag en heeft bezwaar gemaakt. Hij heeft onderbouwd dat hij voor de uitvoering van zijn werkzaamheden een derde heeft ingeschakeld en dat hij hogere reiskosten heeft gemaakt door stakingen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond is. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een hogere vergoeding dan de eerder toegekende € 59,02. De uiteindelijke vergoeding is vastgesteld op € 310,27, waaruit het eerder toegekende bedrag van € 59,02 wordt afgetrokken, resulterend in een te betalen bedrag van € 251,25 aan verzoeker. De beschikking van de griffier is vernietigd voor zover deze een te laag bedrag toekende.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/442007 / KG RK 24-739
Beschikking van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. C. Riemens te ’s-Hertogenbosch.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Bij brief van 29 mei 2024 van deze rechtbank is verzoeker opgeroepen voor een verhoor als getuige in een strafzaak. In de brief is vermeld dat het verhoor plaatsvindt op 5 september 2024. Op 4 september 2024 heeft de rechtbank, wegens ziekte van de rechter-commissaris, het geplande verhoor verplaatst naar 11 september 2024. Het verhoor van verzoeker heeft op laatstgenoemde datum plaatsgevonden.
1.2.
In verband met het verhoor van verzoeker is - bij beschikking van 11 september 2024, met kenmerk ‘05-115096-24’ - door de griffier van deze rechtbank aan verzoeker een vergoeding toegekend van in totaal € 59,02, waarvan € 27,24 voor tijdverzuim en € 31,78 voor de heen- en terugreis van verzoeker. De vergoeding is gebaseerd op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De vergoeding voor tijdverzuim is gebaseerd op de forfaitaire vergoeding voor werknemers (€ 6,81) en een duur van 4 uren. De vergoeding voor de heen- en terugreis is berekend op basis van gebruik van het openbaar vervoer.
1.3.
Bij bezwaarschrift van 16 september 2024 heeft verzoeker bij deze rechtbank bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de toegekende vergoeding, omdat deze volgens hem niet overeenkomt met de kosten die hij daadwerkelijk heeft gemaakt. Verzoeker heeft aan zijn bezwaar, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Hij is zelfstandig ondernemer en hanteert een uurtarief van € 45,00 exclusief btw. In verband met het (aanvankelijk geplande) getuigenverhoor heeft hij voor de uitvoering van zijn werkzaamheden op 5 september 2024 een derde ingeschakeld, waaraan hij € 351,30 exclusief btw heeft betaald, zoals blijkt uit de overgelegde betalingsbewijzen. Toen verzoeker vernam dat het verhoor werd verplaatst, kon hij de aan de derde gegeven opdracht niet meer annuleren. Wegens stakingen op 11 september 2024 kon verzoeker geen gebruik maken van het openbaar vervoer en was hij aangewezen op eigen vervoer. De reiskosten bedroegen € 40,57 (144,9 kilometer x € 0,28) en de parkeerkosten bedroegen € 8,40 (inclusief btw).
1.4.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn bezwaar (vgl. artikel 8 lid 2 en artikel 10 van de Wet tarieven in strafzaken).
1.5.
Verzoeker heeft in zijn bezwaarschrift de wens te kennen gegeven niet te worden gehoord, zodat op het bezwaar zal worden beslist zonder dat hij wordt opgeroepen om te worden gehoord (vgl. artikel 11 lid 1 van de Wet tarieven in strafzaken).
1.6.
Uit het systeem van de Wet tarieven in strafzaken volgt, voor zover hier van belang, dat enerzijds het financieel nadeel dat getuigen in verband met hun verschijnen voor de rechter lijden zoveel mogelijk wordt weggenomen, en dat anderzijds niet zodanig hoge vergoedingen worden toegekend dat getuigen een financieel voordeel kunnen genieten.
1.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar van verzoeker deels ongegrond en deels gegrond is en dat hij voor een hogere vergoeding dan € 59,02 in aanmerking komt. Daarvoor is het volgende van belang.
Tijdverzuim
1.8.
In beginsel kan verzoeker aanspraak maken op een vergoeding voor zijn tijdverzuim op 11 september 2024 (4 uren x € 45,00 exclusief btw). Dit geldt - in de gegeven omstandigheden - ook voor de vergoeding die verzoeker aan de derde voor diens werkzaamheden op 5 september 2024 heeft moeten betalen, met dien verstande dat redelijkerwijs rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat op die dag geen sprake was van tijdverzuim van verzoeker (hij kon immers andere werkzaamheden verrichten omdat hij niet naar de rechtbank hoefde te reizen). Als hiermee geen rekening zou worden gehouden, dan zou verzoeker een voordeel genieten waarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Daarbij komt dat in artikel 8 lid 4 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is bepaald dat indien een vergoeding wordt toegekend voor een plaatsvervanger, de voor tijdverzuim toe te kennen vergoeding daarop in mindering wordt gebracht. De voorzieningenrechter beschouwt de door verzoeker ingeschakelde derde als plaatsvervanger van verzoeker.
1.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat op het door verzoeker aan de derde betaalde bedrag (€ 351,30 exclusief btw) de vergoeding voor het tijdverzuim van verzoeker in mindering wordt gebracht. Bij laatstgenoemde vergoeding moet ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat deze niet fiscaal wordt belast, terwijl het reguliere uurtarief van een zelfstandige wel fiscaal wordt belast. Omdat deze verzoekschriftprocedure zich niet leent voor een nauwkeurige bepaling van de mate van fiscale belasting, zal de voorzieningenrechter schattenderwijs een percentage van 50 hanteren. De vergoeding voor tijdverzuim van verzoeker bedraagt dan € 90,00 (50% x 4 uren x € 45,00). Per saldo bedraagt de vergoeding dan € 261,30 exclusief btw. Omdat niet gesteld of gebleken is dat de btw voor verzoeker geen verrekenpost is, kan hij geen aanspraak maken op vergoeding van de aan de derde betaalde btw. Omdat het uitvoering geven aan de oproeping voor het getuigenverhoor niet een met btw belaste activiteit is, kan verzoeker geen aanspraak maken op de vergoeding van btw over zijn uurtarief.
Parkeer- en reiskosten
1.10.
Verzoeker kan aanspraak maken op vergoeding van parkeerkosten (€ 8,40), omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik van het openbaar vervoer voor het getuigenverhoor niet of onvoldoende mogelijk was, zodat het noodzakelijk was om deze kosten te maken. Om dezelfde reden kan verzoeker aanspraak maken op een hogere dan de reeds toegekende reiskostenvergoeding, ter grootte van € 8,79 (€ 40,57 - € 31,78).
1.11.
De voorzieningenrechter zal de beschikking van 11 september 2024 vernietigen voor zover aan verzoeker een te laag bedrag is toegekend. Aan de griffier zal worden opgedragen om het verschil tussen het in deze beschikking (van 23 oktober 2024) toegekende bedrag, ter grootte van € 310,27 (€ 351,30 - € 90,00 + € 40,57 + € 8,40) en de aan verzoeker reeds toegekende vergoeding ter grootte van € 59,02 aan verzoeker te betalen. Dit verschil bedraagt € 251,25 (€ 310,27 - € 59,02).

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
verklaart het bezwaar van verzoeker gegrond voor zover aan hem een te laag bedrag is toegekend en verklaart het bezwaar van verzoeker voor het overige ongegrond,
2.2.
vernietigt de door de griffier van deze rechtbank gegeven beschikking van 11 september 2024, met kenmerk ‘05-115096-24’, voor zover aan verzoeker een te laag bedrag is toegekend,
2.3.
draagt de griffier op om aan verzoeker € 251,25 te betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.