In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de hypotheekhouder, ABN AMRO HYPOTHEKEN GROEP B.V., handelend onder de naam Florius, verzocht om verlof om het huurbeding in te roepen tegen de (onder)huurders van een woning. De hypotheekhouder had eerder een verzoek gedaan dat was afgewezen, maar in deze procedure werd het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de executoriale verkoop van het onderpand in verhuurde staat niet voldoende opbrengst zou opleveren om de totale vordering van de hypotheekhouder te voldoen, en dat de eerdere procedure niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het nieuwe verzoek. De rechtbank concludeerde dat de verweerders onvoldoende gemotiveerd hadden betwist dat de opbrengst van de executoriale verkoop in verhuurde staat niet voldoende zou zijn. De voorzieningenrechter verleende de hypotheekhouder het gevraagde verlof en veroordeelde de (onder)huurders om het onderpand binnen veertien dagen te ontruimen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.